Jubilea en de dwangneurose van het decimale stelsel
Onlangs kreeg ik een uitnodiging uit Brussel om de tiende verjaardag te vieren van het op 4 juli 2001 opgerichte nieuwe Directoraat Generaal van de Europese Commissie, de Internal Audit Service (IAS). Een dienst die ik als eerste volbloed DG mocht aanvoeren.
Het was mijn laatste voltijd job, dit keer als intern accountant, dezelfde vakgroep als waarmee ik in 1961 voor het eerst kennismaakte met het beroep.
Je wordt met zo'n uitnodiging weer eens prettig herinnerd aan afspraken die we met de invoering van het decimale stelsel, zo'n vierduizend jaar geleden, met elkaar hebben gemaakt: dat iedere tiensprong in onze jaarrekening/-telling speciale terugkijkende aandacht verdient.
Jubilea zijn gelegenheden die, naarmate je ouder wordt en in decennia gaat tellen in plaats van jaren, steeds moeilijker zijn te ontwijken. Zelfs als je het zou willen. En die zo hun goede en bedenkelijke kanten kennen.
De goede kanten behoeven nauwelijks uitleg: een uitstekende gelegenheid nog eens te memoreren waar het ook al weer allemaal om ging en - minder zeker maar wel feestelijk - hoeveel beter het gegaan is sinds anderen het hebben overgenomen. Bovendien, ons selectief geheugen werkt beter op goede dan slechte ervaringen. Dat geldt, heb ik me onlangs laten vertellen, nog meer voor mannen dan voor vrouwen.
Jubileumvieringen zijn meestal aangename en soms verdiende pogingen om organisaties, projecten en hun voorvechters in de bloemetjes te zetten met de waarheid als voornaamste middel en de hele waarheid als voornaamste slachtoffer. Strontgooien wordt afgeraden.
Ik heb daar geen enkele moeite mee. En, naarmate u ouder wordt, zo voorspel ik nu, ook u niet.
Maar de uitnodiging heeft me wel aan het denken gezet: 2011, of eigenlijk ieder jaar, biedt vele andere memorabele excuses het verleden nog eens op te rakelen. Als maar in gedachten wordt gehouden er niet in te verzuipen en die laatste decennia te slijten met de rug naar een reeds ingevulde toekomst.
Voor mij was 1971 ook zo'n decimaal jaar. De studentenvereniging VAS werd opgericht. Ik heb nog mogen meevaderen, maar ben er door een onverwacht NIVRA-slotexamensucces nooit lid van kunnen worden. Het is wel een nobele organisatie gebleken, veertig jaar lang stug gedragen door nieuw aankomende accountants die het nut zagen om net iets meer te doen dan de studieplicht hen oplegde.
Ter wille van een gezamenlijk goed.
1971 was tevens het jaar dat het NIVRA een uiterst controversieel maar prikkelend rapport het daglicht deed zien over de toekomst van het beroep, 'de Accountant, morgen?'. Een toen futuristisch rapport dat zich ook nu nog uitstekend leent eens terug te kijken ter wille van ons aller toekomst: Wat doen we nu echt met toekomstverkenningen, en waarom niet?
Maar wel een waarschuwing: ik ben partij. Ik mocht, op uitnodiging van het NIVRA, als student meewerken aan het rapport.
En, voor mij persoonlijk, niet te vergeten, 1971 was het jaar van mijn rumoerig afstuderen.
Twintig jaar later, 1991, was het jaar dat het NIVRA voor het eerst een big eight boy - auteur dezes - als voorzitter koos. Dat terwijl in 1971 hetzelfde NIVRA afgestudeerden die bij ‘buitenlandse kantoren' werkten wel liet afstuderen maar via haar toenmalige gedrag- en beroepsregels uitsluitend in het register inschreef als hij/zij bereid was van baan te veranderen en zich aansloot bij een ECHT Nederlands accountants kantoor; dus niet bij een Nederlandse vestiging van een big eight-kantoor.
Ik wil maar zeggen: sommige dingen veranderen wel degelijk, ook al kost het decennia.
1991 was voor mij persoonlijk ook het jaar van een paar geweldige mutaties richting proactieve vooruitgang. Met een voor Nederland unieke initiatief (accountants)wet, met NIVRA en NOVAA als gezamenlijke drijvers. Deze NIVRA/NOVAA-actie ging over het hoofd (en tegen de zin) van de toenmalige regering heen en vermorzelde de destijds verkalkte NIVRA-vooroordelen tegen het opgeven van haar toenmalig wettelijk monopolie op financiële controleopdrachten.
NIVRA en NOVAA deden rechtstreeks zaken met het parlement. Neen, we hebben ons in 1991 geen dag verveeld.
Ik heb vergeefs gezocht naar een goed excuus voor ook een dertigjarig jubileumviering, 1981. Ik kan slechts komen met één persoonlijk excuus voor zo'n feestje: mijn voorgenomen terugkeer naar Nederland na acht jaar prettige ballingschap in de Belgische woestijn, waar ik de kunst van het Europees denken en doen - politiek compromis - heb beoefend. Om toen al tot de conclusie te komen dat je helemaal geen regering nodig hebt om een land te regeren. Het duurde twintig jaar, via de kredietcrisis, om te ontdekken dat je eigenlijk ook geen land nodig hebt om een regering of economie te ontregelen.
Verder bood 1981 mij een gelegenheid voor een eerste bezoek aan Libië voor een kwaliteitsonderzoek naar de Tripoli-vestiging van mijn kantoor. Libië werd in die tijd bestierd door... Moammar Khadaffi. Ik wil maar zeggen dat sommige dingen soms gewoon duren, tot het niet meer duurt.
Voor NBA-leden die in of na 1981 zijn geboren en zich afvragen wat dit allemaal betekent voor hun lot in 2021 wil ik dit zeggen: ons beroep was, is, en zal altijd blijven, een ambulant en onvoorspelbaar beroep met onbegrensde mogelijkheden. En dat zal er niet minder op worden. Dus altijd geest open houden, en koffers klaar.
Rest mij te memoreren dat ik vijftig jaar geleden, in 1961, mijn eerste voltijdbaan aanvaardde, als derde assistent-accountant bij de interne accountantsdienst van Philips.
Ik heb nog geen uitnodiging gekregen van Philips dit hoog-karaatsjubileum te vieren. Misschien willen ze dat liever doen op basis van mijn vertrekdatum, januari 1963 (om vinkvermoeidheids- en legerdienstplichtige redenen). Maar dan heb ik tenminste nog iets om naar uit te kijken.
Kortom, 2011 is wat mij betreft al geslaagd als 'the mother of all Jubilee years'.
Dat geeft goede perspectieven voor 2021 om het tienjarig jubileum van Jubileumjaar 2011 te vieren. We zetten de borrel vast koud, en laten de motor van de ambulance maar vast warmlopen.