Accountant wil nuttiger werk
Joost Groeneveld dacht dat bij een recente opiniebijdrage op deze site aan een 1-aprilgrap. Auteur Jan de Rooy legt uit waarom Groeneveld zich vergist.
In zijn column in Accountancynieuws van 6 mei 2011 (pagina 19) besteedt Joost Groeneveld aandacht aan het op Accountant.nl gepubliceerde voorstel van Jacob Kienstra en ondergetekende, om in plaats van de jaarrekening de beheersorganisatie van de te controleren organisatie tot object van accountantscontrole te maken.
Hij denkt aan een 1-aprilgrap en roept accountants op om dan maar controller te worden als ze leuk werk willen. Controllers houden zich in zijn ogen wel van nature bezig met de beheersorganisatie. Accountants kijken naar het verleden, weergegeven in de jaarrekening, en ze beogen zo vast te stellen dat andere deelnemers aan het economisch verkeer ‘niet belazerd' worden.
Laat ik voorop stellen dat er juist in deze mindere tijden vast nog wel veel accountants zijn die voor goed geld en veel glamour lijsten willen afvinken. Dat leuker maken van het werk was meer een bijkomstigheid van ons voorstel, om het intellect dat voor accountancy heeft gekozen niet verder te verliezen.
Terecht stelt Groeneveld dat het accountantsvak er op is gericht om er voor te zorgen dat andere deelnemers van het economisch verkeer niet worden belazerd met betrekking tot de jaarrekening, zoals hij dat uitdrukt. Immers, zoals wij allemaal hebben geleerd, de bedrijfsleiding stelt de jaarrekening op en wie is er nu echt kritisch op zijn prestaties en de presentatie daarvan als het hem zelf betreft?
Daarom is er in de loop der tijd een steeds verder uitdijend wettelijk kader geschapen, met allerlei toeters en bellen en met daarin ook opgenomen de accountantsfunctie. Beoogd werd om zo het economisch verkeer beter en meer gecontroleerd te laten aflopen, voor meer welvaart voor ons allen.
Maar wat leert de praktijk? Het ene schandaal qua bedrijfspresentatie volgt op het andere, telkens resulterend in nog langere checklists van de accountants, nog meer claims en nog meer uitgebreide verklaringen dat zij hun werk toch prima hebben uitgevoerd. Nu zit het voor velen weer vast op de mentaliteit van de bestuurders. Maar hadden we daar nu juist die wettelijke kaders en de accountantsfunctie niet voor in het leven geroepen?
Het is mijn stellige overtuiging dat het niet alleen fout gaat door de kwaliteit van de uitvoering van de accountantscontrole. Het gaat er ook om dat accountantscontrole (inmiddels) is ingebed in een wettelijke en bestuurlijke omgeving die volstrekt niet (meer) aansluit bij de behoeften van het maatschappelijk of het economisch verkeer.
In afwachting van wat er komen gaat, verschuilt het oligopolie van controlerende accountants zich daarom ofwel achter de nu nog bestaande wettelijke verdedigingslinie, of ze transformeren zich richting adviseur.
Er is geen durf om knelpunten echt aan de orde te stellen. Dit kan immers niet te controleren krachten oproepen, bij de wetgever, bij grote cliënten die het helemaal niet leuk vinden om echt op de vingers te worden gekeken, of bij allerlei andere groepen. Daarvoor is er veel te veel te verliezen, zolang als het goed gaat.
Ik weet niet of Groeneveld nog betrokken is bij de actuele controlepraktijk, maar het is inmiddels good practice dat de huidige controleaanpak - mede ook vanwege efficiency - heel nadrukkelijk steunt op een oordeel over onderdelen van de beheersorganisatie. Echter, alleen die onderdelen die direct of indirect posten in de jaarrekening betreffen, vormen het legitieme aandachtsveld.
Het verslag achteraf dus. De rest bepaald het management wel zelf.
Is het dan niet logischer om de gehele beheersorganisatie tot object van accountantscontrole te maken en een deel ervan niet alleen aan het goeddunken van de directie en haar controller over te laten? Die vinden in ieder geval wel dat ze de zaken prima voor elkaar hebben. Totdat er weer ongelukken zijn opgetreden.
Er ontstaat zo een veel dynamischer en effectievere invulling van de oorspronkelijke reden van accountantscontrole: er voor zorgen dat anderen in het economisch verkeer niet belazerd worden. Een invulling die wel past in onze tijd en die aansluit bij de behoeften van het maatschappelijk verkeer van nu. Niet om het werk leuker te maken, maar primair om het nuttiger te maken.
Deze bijdrage verschijnt tevens in Accountancynieuws nummer 10 (20 mei 2011).