Monddood middenkader belemmert vernieuwing beroep
Krokusgedachten, u weet wel, die eerste kleurrijke uitspattingen van de nog koude grond. Ik moest eraan denken toen ik in de Sunday New York Times het sprankelende verhaal las van Kathrine Wentworth Rinne over onafhankelijke geesten in de wetenschap.
Dat artikel, Independent Scholars: A Nomadic Lot, is tevens een beschrijving van haar eigen ongemakkelijke maar bevrijdende levenskeuze voor onafhankelijk onderzoek.
Dan denk je meteen aan al die andere onafhankelijke geesten die een vaste baan en/of geld riskeren om vrijelijk te zeggen en te doen waar ze zin in hebben of wat ze belangrijk vinden.
Ook in het wereldje van de accountancy worden iedere dag keuzes gemaakt. Over hoeveel vrijheid je jezelf wilt veroorloven publiekelijk de dingen te zeggen zoals je ze ziet, hoe de bedrijfspolitieke vlag er ook bij hangt.
Ik prijs mijzelf gelukkig dat ik binnen de organisaties waar ik heb gewerkt nooit veel last heb gehad van druk om rekening te houden met de politieke lijn van het moment. En ik heb decennialang van de meest onverwachte organisaties - niet in de laatste plaats het NIVRA/NBA - zeepkisten aangereikt gekregen, ongeacht de boodschap die ik wilde verkondigen.
Ik heb ook altijd best begrip gehad met hen die dat qualitate qua moeilijker kunnen: de voormannen van de accountantspraktijk en accountantsorganisaties. Die hebben in hun uitingen onvermijdelijk te denken aan de belangen van de organisaties die ze dienen. En dat staat misschien waarheidspreken niet in de weg, maar soms wel het spreken van 'de hele waarheid en niets dan de waarheid'.
Daar kies je voor wanneer je zo'n leidinggevende positie aanneemt, hoe graag we het ook anders zouden zien. Het komt met de job. Een job die echter pas echt leiderschap wordt als in die publieke uitingen de sprong wordt gemaakt van een bedenkelijke voorspraakrol, via het minimalistisch verdedigbare naar het verschuiven van grenzen richting het mogelijke, het objectief wenselijke, of zelfs het onmogelijke.
Kathrine Wentworth Rinne's verhaal is dat van een bewuste persoonlijke keuze voor academische vrijheid. Die keuze hebben we allemaal. Niet alleen in academia, ook in de praktijk. Ook in ons beroep.
Jawel, we hebben ook managers nodig, en medewerkers met een redelijke loyaliteit jegens de organisaties die ze dienen. Maar dat wil niet zeggen dat we vanaf zo'n onvermijdelijk hellend vlak alleen maar halve waarheden moeten accepteren. Gelukkig niet.
De grootste bedreiging die ik zie, en daarmee ook kansen voor de grote kantoren om weer maatschappelijke geloofwaardigheid terug te verdienen, is om bij zichzelf te beginnen. Een nieuw werkklimaat te bouwen, van de grond af. Een klimaat dat de vrije gedachten en éénpitters op alle niveaus stimuleert en ze ruimte en kansen biedt in de vrijemeningsuiting over zaken van publiek belang; de kern van de accountantsfunctie. Liefst voordat deze mensen zijn omgesmolten tot risicomijdende 'organization (wo)men'.
Bedreigend voor de status quo zal dat zeker zijn. Maar ook vol beloften voor een meer levensvatbare toekomst.
Het feit dat de stem van dit talent - medewerkers van de grote kantoren - niet wordt gehoord in het publieke debat over verleden, heden en toekomst van het beroep, maakt het herstel van het vertrouwen in een levensvatbaar beroep (over het 'vrije beroep' praten we niet eens meer) zeer moeilijk. Volgens mij zelfs onmogelijk.
Het oproepen van die stem is niet alleen een verantwoordelijkheid van de kantoorleiding, maar vooral ook van deze medewerkers zelf, de toekomstige leiders van het beroep.
De accountantspraktijk mag daarbij best een voorbeeld nemen aan onze eigen beroepsorganisatie, die 'free speech' altijd hoog in het vaandel heeft gehad.
Een krokus kondigt al snel een nieuwe lente aan. Maar een of een paar big four-firmanten als deelnemers aan de Tuacc-beweging maakt nog geen zomer. En of Tuacc het nieuwe zonnetje in huis zal zijn, moet ook nog blijken.
Voor fundamentele verandering hebben we massalere deelname aan het debat nodig.
Laten we het er vooralsnog op houden dat een monddood middenkader - omdat spreken zo bedreigend aanvoelt voor de betreffende man of vrouw - de dood in de pot betekent voor een vernieuwend beroep. En dat we een weg moeten vinden om dat talent en die rijkheid aan ervaringen en inzichten aan te boren, ter wille van diegenen die een levensvatbaar beroep voorstaan.
Laat ik de eerste zijn om te bekennen dat ik het antwoord op al die uitdagingen ook niet goed ken.
Jules Muis