Opinie

Baanbrekend onderzoek Nyenrode

Op de accountantsdag van 23 november 2011 presenteerden Leen Paape en Joost van Buuren een baanbrekend onderzoek naar de impact van accountantscontrole bij grote organisaties. Baanbrekend in methode, presentatie en ook in de uitkomsten.

De manier waarop dit onderzoek is uitgevoerd en naar buiten gebracht verdient grote waardering. Het onderzoek is onafhankelijk (van de big four) uitgevoerd, wat geen overbodige vermelding is in deze discussie. Het is uitgevoerd door directe vragen aan de betrokken accountants en naar buiten gebracht met een voor iedereen beschikbare, uitgebreide rapportage.

In het rapport worden open en eerlijk de beperkingen van het onderzoek aangegeven, waaronder het feit dat de onderzoekers weliswaar de selectie hebben bepaald van de te onderzoeken organisaties, maar dat de respondenten uiteraard zelf konden bepalen welke vragenlijsten zij terugstuurden, zodat het mogelijk is dat de onderzoeksuitkomsten de werkelijkheid te gunstig voorstellen.

Niettemin liegen de uitkomsten er niet om. Meest in het oog springend is natuurlijk de conclusie dat  van de belangrijke controleverschillen niet meer dan 68 procent is gecorrigeerd. Dat haalde dan ook prompt de pers, waar het beeld is ontstaan dat jaarrekeningen met een materiële (of op zijn minst ‘belangrijke') fout er in toch werden voorzien van een goedkeurende verklaring.

In dit verband is het de moeite waard om te vermelden dat de onderzoekers zelf criteria hebben bepaald voor wat zij individueel  ‘belangrijke' controleverschillen achten, te weten een aanpassing van vijf procent of meer van het resultaat en/of de overschrijding van een kritische grens (pagina 27).

Voorts is uitgezocht of het niet-corrigeren misschien verband hield met een salderingseffect, waardoor de controleverschillen in totaal niet materieel zouden zijn. Dit effect bleek niet significant (pagina 32). Het lijkt er op dat de beeldvorming terecht is.

Ter verklaring is gezocht naar verbanden tussen de aldus gemeten onafhankelijkheid en andere variabelen. De onderzoekers vinden om te beginnen een verband met het uitvoeren van advieswerkzaamheden door de controlerende accountants bij de door hen gecontroleerde organisaties.

Dat dit een relevante verklaring blijkt te zijn, spreekt de tot nu toe in de publiciteit gebrachte uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek tegen. Immers, zo werd ons door wetenschappers op het hart gedrukt, 'accountants adviseren nauwelijks' en 'een overweldigende hoeveelheid onderzoek bevestigt dat de uitvoering van niet controlegerichte diensten eerder kwaliteitsverhogend dan kwaliteitsverlagend werkt'.

De Nyenrode-onderzoekers wijzen er op dat hun onderzoeksmethode, te weten het bevragen van accountants, veel directer is dan de door andere onderzoekers gebruikte proxies (benaderingen) op basis van openbare informatie (pagina 34), wat het verschil in uitkomst zou kunnen verklaren.

Deze proxies zijn blijkbaar ondeugdelijk als benadering, een mogelijkheid die eerder ook de Britse APB al open hield. Daarnaast is het huidige onderzoek specifiek gericht op grote organisaties, wat voor de eerdere onderzoeken niet het geval was.

In de tweede plaats blijkt uit het onderzoek ook een significant verband tussen omvang van de gecontroleerde organisaties en het al dan niet corrigeren van controleverschillen (tabel 5 op pagina 31). Hierop wordt niet heel erg de nadruk gelegd en de van de tabel afwijkende conclusie op pagina 39 wordt helaas niet nader toegelicht, zodat niet helemaal duidelijk is of dit verband een verklaring biedt voor het niet corrigeren van belangrijke verschillen of alleen van onbelangrijke verschillen.

Aangezien omvang van de gecontroleerde organisatie door de onderzoekers wordt benaderd door het beschikbare controlebudget (noot 16 op pagina 18), zou het er op neer komen dat er een negatief verband is tussen controlehonorarium en het doorvoeren van correcties.

Samen met de reeds genoemde invloed van het advieshonorarium, geeft dit de indruk dat accountants bij grote opdrachten kwetsbaar zijn op het punt van honorarium, en wel des te meer naarmate het honorarium hoger is. Een uitkomst die mij niet zou verrassen.

Hoe het ook zij: aangetoond is dat de combinatie van advies en controle bij grote organisaties leidt tot risico's van ontsporingen. Dat is een waardevolle bijdrage van dit onderzoek aan de discussie over onafhankelijkheid!

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Joop Anemaet is directeur van Menon Consultants en externe compliance officer bij enkele mkb-accountantskantoren.

Gerelateerd

3 reacties

Joop Anemaet

De heer Paape vraagt om een argumentatie waarom een volledig uitbannen van de combinatie van controle en advies een betere maatregel is dan het stellen van een 30% grens. Welnu, die is vrij eenvoudig te geven, mits we aanvaarden dat deze vraag – welke maatregel de betere is van de twee – een politieke vraag is, en beantwoording dan ook in die context moet plaatsvinden. De vraagstelling komt op vanuit de politiek omdat men het noodzakelijk acht om herstel van vertrouwen te bewerkstelligen in de keten van toezicht op grote organisaties / OOB’s. Onderdeel van deze keten van toezicht zijn de controlerende accountants. Herstel van vertrouwen kan worden bereikt door overtuigende maatregelen te nemen. Dat wil zeggen: maatregelen waarvan kan worden beargumenteerd waarom ze zullen werken. Scheiding van controle en advies voldoet aan dit criterium, het instellen van een 30% grens niet. Daarom is scheiding van controle en advies de betere maatregel van de twee. Dat van de maatregel ‘scheiding van controle en advies’ kan worden uitgelegd waarom hij zal werken, is evident. Deze uitleg is geland in politiek Den Haag en loopt langs de lijn van de natuur van de mens: een accountant die de mogelijkheid van een aantrekkelijke adviesopdracht in het verschiet ziet, zal misschien iets minder geneigd zijn om de rug recht te houden als het er op aan komt. Maar van de maatregel ‘instellen van een 30% grens’ valt een dergelijke uitleg niet te geven, want het 30%-gen is bij accountants niet aangetroffen. Uit het onderhavige onderzoek blijkt in het geheel niet waarom de maatregel zou werken, er blijkt slechts dat de 30% grens gemeten is. Nu dat er geen begin van een verklaring is, kan ook niet worden aangenomen dat in het incidentele geval, dat in de toekomst een accountant voor de cruciale keuze zal staan de rug recht te houden in een situatie dat het er echt op aankomt, zijn/haar weerstandsgrens zal liggen op 30%. Het is eerder aannemelijk dat het vermogen om de rug recht te houden afhankelijk zal zijn van tal van persoonlijke en situationele factoren. Stel het controlehonorarium bedraagt € 40 miljoen, ik noem maar wat. Misschien zal deze accountant fluitend en met wapperende vaandel voorbijgaan aan een potentieel advieshonorarium van € 12 miljoen, maar misschien ook niet. Om op basis van dit onderzoek aan te nemen dat € 12 miljoen de grens is, is belachelijk. Het punt is, dat we dat risico helemaal niet willen nemen, omdat de gevolgen ontwrichtend kunnen zijn. Daaruit volgt een scheiding van controle en advies, opdat de accountant in zoverre in een optimale situatie wordt gebracht voor een afweging die ook dan nog moeilijk genoeg zal zijn. De rest van het betoog van de heer Paape laat ik bewust onbeantwoord. De lezer oordele zelf.

Leen Paape

Geachte heer Anemaet Hartelijk dank voor uw lovende woorden over ons onderzoek. Zeer gewaardeerd. Het overleg met collega Joost van Buuren heeft kennelijk niet helemaal geholpen om u geheel te overtuigen van de noodzakelijke nuances. Dat is uw goed recht maar ik heb toch de behoefte wat u zegt van een nadere reactie te voorzien. Wat de politiek vindt is aan de politiek. Echter, het ware te wensen dat discussies plaatsvinden op grond van feitelijke kennis - dat moet elke accountant aanspreken - en niet op basis van onderbuikgevoelens. Dat wetenschappers van de daken schreeuwden dat er geen relatie was tussen adviesdiensten en onafhankelijkheid is feitelijk onjuist. Dat wetenschappers er dus ver naast zaten is dan ook aperte onzin. Ons onderzoek zegt niets meer en niets minder dat onder de 30% grens er niets aan de hand is. Als u wilt pleiten voor een absolute ban en daarmee de grens op 0 wilt zetten heeft u wat mij betreft de plicht om aan te tonen dat die grens beter is dan 30. If not, dan is uw 0 grens niet geobjectiveerd door enig bewijs en dus is uw oproep tot heldere en overtuigende maatregelen gebaseerd op drijfzand en onderbuikgevoelens. Minder subtiel en genuanceerder kan ik het niet stellen.

Joop Anemaet

Telefonisch contact van heden met Joost van Buuren leerde mij dat de relatie tussen omvang (bij wijze van proxy gemeten door middel van controlekosten) inderdaad alleen bestaat voor de ‘minder belangrijke’ controleverschillen en niet voor de belangrijkste controleverschillen, waarbij als belangrijkste controleverschillen die verschillen gelden die de accountant desgevraagd als zodanig heeft aangeduid. Dat is dan bij deze duidelijk. Ten tweede is het misschien goed om te benadrukken dat ik bedoelde te zeggen dat een verklaring voor de afwijkende uitkomsten van het onderhavige onderzoek ten opzichte van andere onderzoeken (die veel meer observaties gebruiken) zou kunnen zijn (naast het gebruik van directe vraagstelling als methode) dat dit onderzoek zich specifiek richt op de grootste accountantsorganisaties, waar andere onderzoeken een bredere scope hebben. De heer Van Buuren meent dat dat effect niet groot zal zijn, omdat ook in de wat oudere Amerikaanse onderzoeken de big four dominantie groot is. Tot zover waren we het eens. De heer Van Buuren benadrukte in de volgende discussie de 30% grens en dat begrijp ik wel, want het onderzoek bedoelt (onder meer) te concluderen dat een algeheel verbod op de combinatie controle / advies niet nodig is (‘geen support voor totale ban op NAS’). Persoonlijk ben ik van deze nuance echter helemaal niet onder de indruk en, wat belangrijker is, ik denk dat ook de politiek er niet van onder de indruk zal zijn. Ten eerste niet omdat het maatschappelijke gevoel van ontevredenheid heldere en overtuigende maatregelen vereist, en daar zijn politici gevoelig voor (subjectief dus). Ten tweede niet, omdat tot voor kort wetenschappers van de daken schreeuwden dat er in het geheel geen relatie bestaat tussen het verlenen van adviesdiensten en onafhankelijkheid (zie de tekst van deze opiniebijdrage). Gegeven de voorliggende uitkomst zat men er naast, en niet zo zuinig ook. Logisch dat daarna al te subtiele nuances minder indruk maken.

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.