Gezond scepticisme optimistisch bekeken
2011 dreigt het jaar te worden van de roep om gezond scepticisme. Onze voorzitter repte er al vroeg over (in april 2010) in zijn column 'Professionele scepsis'. In het buitenland strooien voormannen van het beroep nu ook gretig met healthy scepticism. Dit als tegengas voor collegae die het concept maar een vervelende sta-in-de-weg vinden op de weg naar winstmaximalisatie, maar ook als strategisch opportune preventieve antidote die moet beschermen tegen overijverige beroepshervormers.
Zo kan een publiek beroep op 'gezond scepticisme' ook worden gezien als een handige twee-vliegen-in-één-klap-beweging.
Ik het zelf ook een paar keer gebruikt. Voor het eerst, in het digitale opslagtijdperk althans, in 'de Accountant' van april 2005, waar ik pleitte voor de oordeelsonthouding en tegen de negatieve verklaring, in een artikel dat werd ingeleid met de woorden: "Accountants kunnen de volgende crisis misschien niet voorkomen, maar hebben wel in de hand aan welke kant van de tafel ze dan zitten..."
Ik definieerde 'gezond scepticisme' toen als "de oubollige maar na Enron weer opgewarmde en gewenste beroepsgrondhouding". Jawel, ook na die crisis zocht men zijn toevlucht in een hernieuwd appèl op dit vanzelfsprekende en alom bekende en populaire concept!
'Gezond scepticisme' is al vele decennia een geadverteerde grondregel van het beroep. Dat levert een paar problemen op.
Het eerste probleem is dat we te gauw gaan denken dat als we er maar genoeg mee zwaaien, we het ook makkelijk kunnen operationaliseren en/of dat deze grondhouding in de praktijk eerder regel is dan uitzondering.
Dat is te gemakkelijk gedacht. Daarom kan gezond scepticisme het best met evenveel gezond scepticisme worden bekeken en dus behandeld met koekjes van eigen deeg. Anders lopen we het risico onszelf te belazeren en verwordt gezond scepticisme van preventief-kritische geesteshouding in alles wat we doen - haar nuttige kernfunctie - tot ongezond optimisme.
Ten tweede is er het gevaar dat we denken dat het accountantsberoep een monopolie heeft op gezond scepticisme. En dat deze bijzondere eis ons - kreunend en steunend - het recht geeft het te zien als alibi om de professionele status van het beroep uit te roepen.
Dit terwijl veel van wat er in de praktijk gebeurt simpelweg niet meer is dan een regeltjes/compliance-checkende grondhouding, zonder zich te (willen) bekommeren over de moeilijker vraag 'inhoud boven vorm?' - lees de verdediging in lastige tucht- en rechtszaken.
Google een keer en je komt alleen al meer dan dertigduizend Nederlandstalige entries tegen op de meest diverse en exotische terreinen waar men 'gezond scepticisme' voor zich opeist - van gezondheidszorg tot UFO-waarnemingen. Er is zelfs een organisatie 'gezond scepticisme'.
Dus staan we niet alleen in de uitdaging om in de praktijk met gezond scepticisme te werken. En we staan ook niet alleen in het af en toe - en soms structureel - falen in de uitvoering.
De roep om gezond scepticisme valt voor mij onder het hoofdstuk 'ethisch reveille'. En dat is nooit weg maar ik word er wel altijd een beetje nerveus van. Als het begrip opduikt is het bijna altijd weer te laat, en hoogstens goed als marginaal-nuttige herinnering aan hoe het ook al weer in elkaar zat.
Dus laten we er a.u.b. geen nieuwe cursus aan wijden. Als het niet met de paplepel is meegekregen zal geen didactische pollepel het er in kunnen stampen. Het is hoogstens goed voor vijf PE-punten.
De voorzitter mag er voor mij best iedere maand op terugkomen, maar dan liever in goede dan in slechte tijden. Met als pragmatisch Leitmotief: 'In het land der blinden is het intrappen van open deuren helemaal niet zo irreëel.' Dan zijn er toch weer deuren geopend.
Jules Muis