Over moed en wat dies meer zij
Johan Visser komt in zijn gewaardeerde reactie op mijn stukje 'Met de kennis van gisteren' met de suggestie 'zou de Blokdijkprijs voor de moedigste RA niet een leuk idee zijn?'.
De moedigste accountant? Een Willemsorde voor accountants? Voor zuiveringacties of als vredestichter? Daar had ik nog niet over nagedacht.
Visser liet het daar niet bij en roemde vooral een paar beroepskritische bloggers als mogelijke kandidaten, tegelijk wat nieuwe kritische salvo's afvurend op (exclusief) de big four, het 21e eeuwse p-paaltje voor commentatoren (die ook wel eens worden gedefinieerd als 'diegenen die na de veldslag de bosjes uitkomen om de gewonden dood te schieten').
Nu denk ik dat Hans Blokdijk een fantastische personificatie zou zijn van mensen die professionele moed niet uit de weg gaan. Dus een Blokdijk Prijs zie ik best zitten, alhoewel liever om andere redenen dan door Visser vermeld. Maar wat is moed in een accountantsberoep?
Allereerst moeten we oppassen om mensen die levenskeuzes maken binnen de geruststellende 'omgeving' van een vrijwel gegarandeerd leven boven de armoedegrens, te gauw in aanmerking te laten komen voor een 'heldenkwalificatie'. Dat geldt nog sterker voor diegenen die met het voorrecht leven van grosso modo 75K-plus inkomen - wat ze ook zeggen, doen of niet doen - en die economisch eigenlijk alleen nog maar worden geconfronteerd de vervelende ontdekking dat je niet meer dan één paar schoenen tegelijk kunt dragen.
Nee, mensen in onze bevoorrechte beroepsgroep maken gewoon carrièrekeuzes en accepteren bij voorbaat, zo mogen we aannemen, de voor- en nadelen. Daar komt weinig moed aan te pas, ook niet in de uitvoering en ook niet voor de critici annex bloggers onder ons.
Verder gaat de veronderstelling van sommigen dat zij die deel uitmaken van het machtige leger van de big four automatisch hebben gekozen voor alleen het opportune (of erger) in alles wat ze doen, en die daarom bij voorbaat iedere gedachte verwerpen dat de big four bemanning een tegendraads verschil uit zou willen maken, ook niet op.
Ik denk dat de big four, afzonderlijk en als collectief, het afgelopen decennium belangrijke kansen hebben laten liggen om boven het minimum wettelijk vereiste uit te stijgen. Een gemiste kans, maar iedere held heeft er zo wel een paar van op zijn kerfstok.
Het is wel een reden waarom ik geen traan zou laten als het bedrijfsmodel van de openbare accountant wezenlijk zou worden aangepast, met of zonder medewerking van de big four. Maar dat betekent niet dat de big four zijn gespeend van iedere gumption of - intern - persoonlijke kritische interventies of toegevoegde waarde in andere zin. Denk eens aan wat een prachtige leerschool de grote kantoren zijn geweest voor velen onzer.
En het betekent evenmin dat er niet behoorlijk wat modderworstelen plaatsvindt voordat bepaalde beslissingen worden genomen. Zelfs de lage regelgedreven maatstaf van voldoen aan de absolute minimum wettelijke vereisten kent zijn uitdagingen en zal af en toe ook leiden tot het testen van de professionele ruggengraat.
Terug naar Johan Visser. Ik geloof ook niet dat onze collega's van de kleine kantoren, éénpitters of de zich onafhankelijk opstellende beroepscritici/academici de minimalistische opstelling van de grote kantoren kunnen aangrijpen om het monopolie van 'moed' voor zichzelf op te eisen.
Ook onder die groep heb je gevogelte van allerlei pluimage: een breed spectrum van idealisten, solisten, anarchisten en opportunisten. Zo geloof ik niet dat een kleine mkb-accountant snel de deur zal wijzen aan een veelbelovende potentiële cliënt waarvan het opperhoofd binnenloopt en zegt: "Ik zoek een accountant die me de weg kan wijzen en voor kan gaan naar het absoluut minimale in de wettelijke eisen van jaarrekening en controleplicht."
'Beter dan niks' is niet goed genoeg, maar het is wel beter dan niks. Dat geldt voor groot en voor klein. Maar om daar de moedigen uit te plukken?
Maar dat we met zijn allen eens goed praten over de vraag of we ons voelen aangesproken om professionele werkmodellen boven het wettelijke minimum als norm te stellen, lijkt me best een goede gedachte. Daarbij zullen de vragen naar 'moed, individueel, collectief, keuzes, consequenties, persoonlijk, beroepstechnisch en reputationeel' zeker nuttig de revue passeren.
Dan kunnen we misschien ook de 'vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer', recentelijk praktisch dood verklaard door ene Jan de Wit, nu eindelijk eens officieel ten grave dragen. En zijn kinderen Benjamin Jan Minimalist en oudste dochter Gertruida Optima nog eens tot een inhoudelijk gesprek met elkaar uitlokken. Ze hebben tenslotte jarenlang langs elkaar heen gepraat.
Kortom, bedankt Johan, voor je suggestie. Maar ik zou de gedachte van die prijs wel anders uitwerken. Een gedachtenuitwisseling alleen al kan wonderen doen om helderheid te brengen in de vraag of moed wel een plaats heeft in een for profit uitgevoerde publieke functie. Of dat we tevreden zijn met wat er is. En als dat zo is, of zo'n verschraalde functie dan niet wat anders georganiseerd kan worden.