Opinie

Politiek, verslaggeving en het ‘professionele teveel’

Twee auteurs brachten onlangs op deze site de verhouding tussen politieke en professionele verantwoordelijkheid ter sprake. Martin Hoogendoorn gooide in februari een knuppel in het hoenderhok met zijn suggestie dat er binnen beroepskringen teveel koudwatervrees is om - kort gezegd - niet primair de deskundigen (via een onafhankelijke IASB) maar de politiek de financiële verslaggevingnormen te laten bepalen.

Het is een gedurfde daad, die professionele overgave suggereert aan de 'powers that are'. Maar ook een die, gezien het geringe aantal reacties, nauwelijks een kip heeft geraakt. Toch verdient dit onderwerp meer dan de vergeethoek. 

Peter Verheij doet er recentelijk nog een schepje bovenop en suggereert - wederom vrij vertaald - dat ten aanzien van overheidsverslaggeving (IPSAS) een accountants-theoretische Taliban-mentaliteit de normering heeft overgenomen en dat het hoog tijd is dat een speciale Nederlandse burgerraad dit slagveld gezuiverd houdt van theoretische fundamentalisten en puristen. 

Zo'n stelling vereist durf, in een Nederland dat zelf niet eens IPSAS heeft durven invoeren voor haar nationale overheidsverslaggeving en prefereert op dat punt te blijven aanmodderen. Het effect van de dreigende vanuit het buitenland opgedrongen transparantie op de gemoedrust van nationale overheidsverantwoordelijken moet wel erg groot zijn. 

Beide bijdragen verdienen of bevestiging of tegenspraak, ter wille van het noodzakelijke debat. Beide suggereren een professioneel teveel; de een bij verslaggeving in de private sector, de ander in de publieke sector. 

In een paar eerdere blogs schreef ik over het democratisch teveel en het democratisch tekort, oog zoekend voor de imperfecties van ieder democratisch systeem en voor de juiste balans in het zoeken naar reële, werkbare oplossingen. Want de twee krachten, politiek en professie, zijn tot een bepaald punt complementair maar uiteindelijk onvermijdelijk ook concurrerend. 

Dat vraagt om een besluitvormingsmechanisme dat enerzijds de integriteit van financiële verslaggeving waarborgt en anderzijds de democratische legitimiteit van de regels garandeert. En dat eist een goed begrip van zowel verslaggevingpolitiek als van de onvermijdelijke politieke valkuilen, en van het belang van transparantie in de gemaakte keuzes. En van het verschil tussen korte- en langetermijndenken. 

De IASB bepaalt de algemene contouren van de opties binnen de verslaggevingspolitiek. De rapporterende instellingen maken daar - liefst zichtbaar - een keuze uit. 

De Europese Unie geeft ons een goed slecht voorbeeld van de politiek van verslaggeving, door in de machtsstrijd om het beslissende woord over de eindtermen van IFRS, recentelijk de 'wie betaalt bepaalt'-kaart uit te spelen. 

Dat is dezelfde EU die een potje heeft gemaakt van de controle op de financiële markten en die er in veertig jaar uitstekend in is geslaagd om via de 4e Richtlijn een gezamenlijke formele syntax te definiëren voor verslaggeving, maar de relevante inhoud voor de geldwolven heeft gegooid. Die IFRS omarmde, totdat de realiteit van die omarming politiek teveel begon te knellen, en die nu dus weer verwoede pogingen doet de opportunistische waan van de dag weer een kans te geven. 

Ik ga hier geen oplossing aanbieden, maar probeer wel een duwtje in de rug te geven aan de pogingen van Hoogendoorn en Verheij om een hoogst noodzakelijk debat aan te zwengelen over de verhouding tussen politiek en professionele overtuiging. Want de huidige gang van zaken - ordinair modderworstelen in achterkamertjes tussen politieke macht en professionele overtuiging, met een resultaat waar zelfs afstandelijke ingewijden geen knoop meer aan vast kunnen knopen - brengt ons ook niet ver. 

Wat nodig is, is democratisch 'ownership' en verantwoording van en voor regelgeving. Vooral na de recente ontdekking van een nieuwe loot aan de financiële architectuur, de 'too big to fail'-instellingen met hun latente verhypothekering van ons aller portemonnee. 

Maar dan alleen 'ownership' primair gebaseerd op professionele overtuiging, verankerd in een constellatie die redelijk vrij is van bijzondere belangen, inclusief de vermeende politieke belangen van de overheid zelf. En met een regelgeving die de duurzaamheidstoets kan doorstaan, die liever gebaseerd is op en/en constructies dan op of/of, en die de in elke regelgeving onvermijdelijk verborgen waardeoordelen uitdrukkelijk stelt. 

De bijdragen van Hoogendoorn en Verheij, wat ik ook mag denken van de strekking, zijn meer dan de moeite van een publiek debat waard. Wie denkt dat wat we achter ons hebben al moeilijk genoeg is geweest, heeft geen benul wat ons allemaal nog te wachten staat.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Jules Muis verliet in 1995 het openbare accountantsberoep en was vervolgens vice president en controller van de Wereldbank en directeur-generaal en chief internal auditor van de Europese Commissie. Van 2014 tot eind 2020 was hij lid van de Public Interest Oversight Board (PIOB). Muis was van oktober 2012 tot oktober 2015 ook lid van de Board of Auditors van het European Stability Mechanism (ESM). Jules Muis schrijft op persoonlijke titel.

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.