Opinie

Nú nieuwe impuls voor verantwoording nodig

De verantwoording over de uitgaven door de rijksoverheid in de vorm van Verantwoordingsdag, leidt tot uiteenlopende reacties. In het jongste politieke debat is zelfs stopzetting aan de orde geweest. Daarbij is benadrukt dat het laatste woord daarover niet bij het kabinet, maar bij de Kamer ligt. Conclusie was om in elk geval de voor volgend jaar geplande evaluatie af te wachten.

Jan Postma

Verantwoordingsdag verdient een nieuwe impuls. Essentieel is dat het door het kabinet beschikbaar gestelde materiaal de Kamer uitnodigt om er iets zinvols mee te doen. Daar worden nu van vele kanten vraagtekens bij gezet. Het huidige verantwoordingsproces via resultaatmeting is bureaucratisch en werkt 'conserverend', onder meer door de grote gedetailleerdheid en het steriele karakter.

Ondanks enkele politieke impulsen - vooral vanuit de delivery-operatie waarmee de premier de voortgang in het bereiken van de kabinetsdoelstellingen bewaakt - is aan het verantwoordingsproces ten principale nog altijd niet veel verbeterd.

In een motie hebben acht fractievoorzitters de regering verzocht om voor Prinsjesdag 2009 in samenspraak met de Commissie voor de Rijksuitgaven en de Algemene Rekenkamer te komen met voorstellen om de kabinetsdoelstellingen beter controleerbaar en afrekenbaar te maken.

Cruciaal voor de politieke bereidheid van de Tweede Kamer om tijd en energie in het verantwoordingsproces te blijven steken, lijkt mij de verbinding van de verantwoording met de beleidsverbetering. Premier Balkenende heeft bij het jongste debat toegezegd het materiaal nogmaals een verdiepingsslag te laten ondergaan door meer nadruk te gaan leggen op de maatschappelijke effecten van het beleid.

Maar naast het steriele karakter van de resultaatmeting vertoont het huidige verantwoordingsmateriaal nog een belangrijke tekortkoming. Oorspronkelijk werd naast de resultaatmeting een tweede poot van de verantwoording - de periodieke en fundamentele evaluatie van beleid - gezien als een dynamiserend en beleidskritisch element. Doordat deze periodieke exercitie over de hele linie van het rijksbeleid niet van de grond is gekomen, biedt het verantwoordingsmateriaal nu echter te weinig aanknopingspunten voor politieke controle.

Juist beleidsevaluaties geven immers de mogelijkheid een verbinding te leggen met beleidsverbetering. In hoeverre is het beleid nog zinvol, zijn de doelstellingen nog relevant, worden de doelen bereikt, en tegen welke kosten gebeurt dat?

Kwaliteitsverbetering zou kunnen worden ingebouwd als dimensie van de verantwoording. Welke risico's bestaan er in beleid en uitvoering en hoe zijn deze te beheersen? Ook zou de beleidsevaluatie expliciet moeten worden gericht op het signaleren van verkokering en van knelpunten bij bestuurlijke ketens.

Essentieel is dat er bij de beleidsevaluatie expliciet een verbinding zou moeten worden gelegd met de eerste poot van de verantwoording, de resultaatmeting. Wat zijn de maatschappelijke effecten van het beleid en hoe zijn deze het beste te meten?

Het is belangrijk dat nu al wordt besloten om via de beleidsevaluaties verantwoordingsmateriaal te genereren dat uitnodigt tot beleidsverbetering. Beleidsanalyses per departement zouden moeten worden gericht op het opzetten en invullen van een nieuw raamwerk voor resultaatmeting. Daaruit kunnen technische eisen worden afgeleid voor de opzet van het beleidsprogramma, dat  voortvloeit uit een nieuw regeerakkoord van het volgende kabinet.

Bovendien kan aan deze beleidsanalytische exercitie een heroverweging van beleidsprioriteiten worden gekoppeld. Die is in de huidige moeilijke financieel-economische situatie zeker nodig. Zo kunnen twee vliegen in één klap worden geslagen.

De evaluatie volgend jaar komt te laat, wil het materiaal tijdig beschikbaar zijn ten behoeve van een regeerakkoord van het volgende kabinet. Er is nu een besluit nodig en de exercitie moet binnenkort worden gestart.

Langs deze weg kan de verantwoording nieuw leven worden ingeblazen, terwijl tegelijkertijd een beter onderbouwde heroverweging van beleidsprioriteiten kan worden voorbereid.

Drs. J.K.T. (Jan) Jan Postma was wetenschappelijk (hoofd)medewerker economie aan de RU Groningen. Vervolgens was hij directeur-generaal van de rijksbegroting, secretaris-generaal van het ministerie van Financiën en burgemeester van Leiden. Daarna was hij lid van een aantal adviescommissies, onder meer van de begeleidingscommissie evaluatie VBTB, en was hij betrokken bij de modernisering van het begrotingsbeheer van het ministerie van Financiën in Turkije. Momenteel is hij onder meer lid van enkele auditcommissies in de rijksdienst.

Wat vindt u van deze opinie?

Reageer Spelregels debat

Gerelateerd

reacties

Reageren op een artikel kan tot drie maanden na plaatsing. Reageren op dit artikel is daarom niet meer mogelijk.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.