OIOS: watchdog or lapdog? (2)
In mijn vorige bijdrage berichtte ik u over de bijeenkomst ter gelegenheid van de vijftiende verjaardag van het ‘Office of Internal Oversight Services' (OIOS), het intern toezichthoudend orgaan van de Verenigde Naties. En ik betoogde dat het antwoord op de in de paneldiscussie gestelde vraag "OIOS, watchdog or lapdog?"moet zijn: ‘geen van beide'. De eigenschappen van een hond lenen zich niet voor het vak van (intern) toezichthouder.
Voor wie het paneldebat nader doorprikt, komt echter uiteindelijk een veel interessantere vraag naar boven, die ook van toepassing is binnen andere multilaterale instellingen. Namelijk: Wordt er niet een veel te groot accent op de controle- en toezichtfunctie gelegd, en wordt tegelijkertijd het preventieve belang van een robuuste controllersfunctie niet juist grovelijk onderschat?
Met ander woorden: is ‘dweilen met de kraan open' in feite de gehanteerde controlefilosofie?
Van de kant van het VN senior management wordt zwaar geklaagd over de overbelasting vanwege een wildgroei aan ‘externe' audit organen: een college (!) van externe accountants, een audit advisory committee en een interne auditdienst, allen extern rapporterend. Alleen dit jaar al zijn ze samen goed voor bijna zo'n 2.500 lopende controleaanbevelingen. Een hele berg werk, die letterlijk veronderstelt dat het VN-management bergen kan verzetten.
Het feit dat dit ‘dweilen met de kraan open' helemaal niet zo nodig zou zijn, als de VN maar een volwassen cfo/controllers governance structuur zou opzetten, moest ter plekke worden uitgerookt.
Het werken met een controller, die veel te laag in de hiërarchie is ingeschaald en dan ook nog rapporteert aan een de facto chief financial officer is één ding. Maar dan ook nog aan dezelfde cfo die is gezegend met diplomatieke onschendbaarheid inzake in ieder geval bijna alles wat hij/zij niet doet en die tevens verantwoordelijk is voor primaire managementfuncties als inkoop, personeel, onroerend goed en andere zaken?
Het lijkt organisatorisch te gek voor woorden. Het laatste woord over deze governance-constructie bij de VN lijkt dan ook zeker nog niet gezegd.
Maar er zijn ook interessante parallellen met onze eigen "accountancy-bedrijfskolom". Waar controleurs, als het fout gaat, volop in de publieke spotlights staan en controllers juist in de schaduw daarvan.
We zien recent een oplevende belangstelling voor het mogelijk (om)keren van dat controls/controle-business model, voor ‘getting it right at entry level' (zie onder meer onder deze vorige blog). Ook IFAC is begonnen met het bestuderen van de assurance-keten.
Bij verder doorprikken zal dan blijken dat er nog meer venijn in zit, en wel in de staart. Dat het niet blijft bij de vraag over het primaat van management controls versus externe controle. Maar dat ook de - prudentieel - ongezonde verhouding ‘cfo versus controller' aan de orde (moet) worden gesteld: ondergeschikt, nevengeschikt of bovengeschikt?
Dan zal men er niet aan voorbij kunnen gaan om ook de cfo-rol te fileren, met zijn ongelukkige mengeling van fiduciaire verantwoordelijkheid, prudentieel en financieel management. Ofwel, van creatief bonenmaker en bonenteller tegelijk. Met name bij organisaties waar financieel management een zelfstandige of hoofdbron van inkomen is, zoals bij banken.
Het gaat hierbij, zowel binnen de VN als binnen ons beroep, niet om het zoeken naar de ‘steen der wijzen' maar om het (opnieuw) (be)zoeken van/naar de fundamentele wetten van functiescheiding.
Want om in de beeldspraak van het OIOS-thema te blijven: van de huidige constellatie lusten de honden geen brood.
Nu maar hopen dat ze blijven blaffen.
Jules Muis