COS 315 biedt onvoldoende handvatten voor ethiek
Een terugkerend thema in de huidige kredietcrisis is de vraag waarom niemand hem heeft zien aankomen. Als gevolg van jarenlange gebrekkige risicobeheersing verkeren de banken thans in een positie dat zij enorme afwaarderingen moeten accepteren en zelf nog maar moeilijk aan geld kunnen komen.
Als ik de commentaren mag geloven, dan hebben we niet te maken met individuele ontsporingen op lagere niveaus (Soc Gen daargelaten), maar is de aansturing bij meerdere grootbanken vanaf het hoogste niveau verkeerd geweest.
Hoe het zover heeft kunnen komen is ook voor accountants een vraag van belang. Als controlerend accountant zijn wij voortdurend bezig met risico-inschattingen. Als geen ander beseffen wij het belang van de tone at the top en zijn wij alert op de wijze waarop het hoogste management risico-inschattingen maakt en beheersmaatregelen treft. Want dat bepaalt het controlebewustzijn van de medewerkers en de effectiviteit van de risicobeheersing van de gehele organisatie.
In COS 315 wordt de beoordeling van de opzet en de implementatie van de risicobeheersing in de organisatie uitgewerkt. Maar hoe hoger je komt in de organisatie, hoe vager het wordt. Verder dan een formele gedragscode, voldoende bekwaamheid op alle niveaus en een kritische betrokkenheid van governance-organen op elkaar komen we niet.
Een helder onderscheid in ethische waarden, business risks en interne beheersing wordt in COS 315 niet gemaakt. Als de hoogste leiding de organisatie maar beheerst, dan is een cultuur van eerlijkheid en oprechtheid gewaarborgd, lijkt het wel.
Ethische waarden, beheersing van business risks en organisatiebeheersing zijn echter verschillende factoren: je kunt als leiding de organisatie perfect beheersen (door bureaucratische procedures) en deze toch een roekeloos traject insturen met het oog op maximering van de eigen managementbeloning. Daarbij wordt een ethische grens overschreden, want prudentie is een norm in de financiële wereld. Het probleem zit in de ethiek, niet in de beheersing. En COS 315 biedt onvoldoende handvatten op het punt van ethiek.
Ethisch besef in de top van een organisatie bevindt zich niet in een vacuüm. Enerzijds hangt het samen met de moraliteit in de omgeving: niet één bank, maar vele banken zijn getroffen.
En het is ook niet altijd zo geweest: blijkbaar is er in de loop van de jaren een druk ontstaan om extreem hoge winsten op korte termijn te presenteren, en zijn ethische opvattingen in de bankierswereld onder invloed daarvan gaan schuiven. En blijkbaar is de stijl van leiderschap in deze organisaties zodanig geweest, dat er geen ruimte werd geboden voor een tegengeluid.
Een mentaliteitsprobleem dat brede lagen in een sector van het bedrijfsleven treft en zich over langere tijd ontwikkelt, zie je als insider niet. Daar is meer afstand voor nodig. Dat de leiding het niet heeft zien aankomen, is begrijpelijk: ze waren onderdeel van het probleem. Maar ook accountants en toezichthouders missen blijkbaar de juiste antennes.
Als bovenstaande duiding juist is, dan is er een casus voor interdisciplinair onderzoek: niet alleen vanuit de comptabele hoek, maar ook vanuit sociale wetenschappen is er de mogelijkheid een bijdrage te leveren.