Ongecensureerde hete aardappelen
De afgelopen weken zijn in deze kolommen vragen opgeroepen over de hygiëne, integriteit of zelfs het gebrek aan professioneel gezond wetenschappelijk verstand rond (afwezige) discussies in ons - jawel - openbaar beroep.
Marcel Pheijffer stelt de vraag of onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek in de accountancy, met het overgrote deel van de hoogleraren commercieel verbonden aan accountantskantoren, niet te veel een illusie is. Met als prijs het negeren van zaken waar het echt om draait of draaien rond zaken die gezegd moeten worden.
Homme Idzerda doet er nog tien schepjes bovenop en noemt 'angst' als reden waarom de zwijgende accountantsgemeente zich niet mengt discussies. En Tom Nierop velt een godfatherly streng oordeel over de aloude wijsheid over spreken, zilver, zwijgen en goud.
Toch is het op zijn minst belangrijk op te merken dat datzelfde beroep wel bereid is ons unieke discussieplatvorm - 'de Accountant' en 'Accountant.nl' - te steunen, ondanks de beroepskritische noten. Dus laten we beginnen met een chapeau met knipoog daarvoor.
Daarnaast past ook nog een meer bezonnen overweging. Het accountantsberoep is, zeg ik op basis van bijna veertig jaar ervaring met onze eigen vakpers, altijd bijzonder genereus en liberaal geweest in de vrije gedachtewisseling. En dat echt niet als vijgenblaadje. Je kunt in 'de Accountant' over die periode een overvloed vinden aan controversiële, ongecensureerde, waarschuwingssignalen. Vaak al ver voor de geloofwaardigheidcrises rond het beroep uitbraken.
Zelf heb ik me nooit beperkt gevoeld om vrij te kunnen spreken, schrijven en reageren over dingen die niet lekker lagen in ‘de markt' - tot en met de heetste aardappelen; noch als openbaar accountant, noch als controller van de Wereldbank. En zelfs niet als directeur-generaal van de Europese Commissie, ook al hanteert deze instelling nog steeds een archaïsch personeelsstatuut dat medewerk(st)ers expliciet verbiedt om openbare uitspraken te doen die de commissie in een ongunstig daglicht stellen.
Wel heb ik af en toe zelfcensuur toegepast als ik dat strategisch zinnig vond. Maar nooit omdat iemand of mijn werkplek dat van mij eiste. In dat verband citeer ik graag een van mijn oud-kantoorvoorzitters: "Jules, one should never be so open-minded that one's brains pop out."
Daarmee zijn we wel weer terug bij de vraag waarom van de bestaande ruimte voor meningsuiting binnen ons beroep zo weinig gebruik wordt gemaakt. Een paar afwegingen spelen een rol.
Eén. Iedere organisatie of kantoor heeft het recht om eigenbelang mee te wegen in zijn beheersingsproces, vooral als uitingen van medewerkers kunnen afstralen op de organisatie. Tegelijk heeft iedere organisatie belang bij medewerkers die over zaken van publiek belang hun eigen mening kunnen en willen uiten, ook als dat spanningen oplevert met hun broodheren.
En twee. Ieder zichzelf respecterende professional die zich wil uiten over zaken van publiek belang moet het risico durven nemen te worden geconfronteerd met de (vooral) kortetermijnbelangen van hen die er anders over denken. Maar tegelijk verdient ook iedere professional die zijn kruit en energie liever verschiet in de uitdagingen van de dagelijkse beroepspraktijk, respect voor zijn keuze - ook als die kortzichtig kan zijn.
Zwijgen betekent noch instemmen, noch negeren, noch oordeel. Ter relativering van onszelf, als opiniemakers, past de constatering dat echte grote veranderingen overwegend crises- en niet opiniegedreven zijn.
Niet de hoofdprijs dus. Maar ook de troostprijs is niet gering: Bloggers zwengelen in elk geval vaak zaken aan die anderen graag ter tafel gebracht willen zien maar zelf liever niet brengen. Die taboedoorbrekende rol maakt wel degelijk verschil bij de vraag of - en hoe -we vooruit en/of achteruit gaan.
Ik vind het een voorrecht daarbij nog even in de keuken te mogen staan. U hoeft het niet allemaal te eten, even proeven is ook goed.