Suggesties voor eenvoudiger regelgeving
Traditioneel is het begin van het nieuwe jaar het moment om goede voornemens uit te spreken. Voor 2008 zou het een goede zaak zijn als we vooruitgang zouden kunnen boeken met de veelbesproken vereenvoudiging van de regelgeving.
En dan doel ik niet zozeer op het voorliggende voorstel van de redactiecommissie, dat is besproken in de Ledenvergadering van 12 december 2007, maar op de lappendeken aan regelgeving. Die is zo ingewikkeld dat er een aparte handleiding is gepubliceerd om ons er doorheen te leiden. Kan dit nou echt niet simpeler? Zonder een pasklaar antwoord te hebben, draag ik hieronder een aantal bouwstenen aan.
In de eerste plaats valt het op dat er een dubbele focus in de wetgeving zit, die noodzaakt tot kunstgrepen in de daarop gebaseerde regelgeving. Ik doel hierop, dat de Wet toezicht accountantsorganisaties een focus heeft op accountantsorganisaties en hun besturen, terwijl de Wet op de registeraccountants/Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (WRA/WAA) zich richten tot de individuele beroepsbeoefenaren.
De motivatie voor de focus van de Wta was dat in onze tijd accountants nu eenmaal plegen samen te werken in organisaties, en dat de regelgeving daarop dient aan te sluiten. Dit pleit voor een overeenkomstige modernisering van de WRA/WAA, zodanig dat ook deze wetten de focus op de accountantskantoren richten. Dat zou de structuur van de regelgeving een stuk eenvoudiger maken.
Zoals bekend beperkt de reikwijdte van de Wta zich tot de wettelijke controles, uitgevoerd door vergunninghoudende accountantsorganisaties, terwijl accountantskantoren een veel breder scala van producten aanbieden. De vigerende Nadere voorschriften Accountantskantoren voor assurance-opdrachten (voor niet vergunninghoudende accountantskantoren) lijken nu aldus te zijn opgebouwd, dat men de Verordening Accountants Organisaties (van toepassing voor vergunninghouders) heeft overgeschreven, en deze tekst heeft aangevuld met bepalingen uit het Besluit toezicht accountantsorganisaties (Bta) en de Wta - die immers anders niet zouden gelden voor niet vergunninghoudende accountantskantoren.
Dat is wel een hele merkwaardige omweg als je regelgeving maakt. Indien de regelgever nastreeft dat gelijksoortige kwaliteitsvoorschriften gelden voor het gehele productenpalet van accountantskantoren, wat ik zou toejuichen, dan zou het toch doelmatiger zijn om deze overschrijfacties te vermijden en in plaats daarvan te volstaan met één verordening, en daarbij uitsluitend die bepalingen in de Wta en het Bta te plaatsen, die specifiek voor vergunninghoudende accountantsorganisaties van belang zijn.
Als dat zo geregeld zou zijn, hadden we helemaal geen Nadere voorschriften accountantskantoren meer nodig naast de Verordening Accountantsorganisaties. We zouden kunnen volstaan met één verordening, die alle accountantskantoren verplicht tot het in stand houden van een stelsel van kwaliteitsbeheersing, aangepast aan de omvang en de bedrijfskenmerken van het kantoor.
Niet zo'n rare gedachte, want zowel de vigerende Verordening Accountantsorganisaties als de vigerende en voorgestelde Nadere Voorschriften accountantskantoren zijn allemaal geïnspireerd op dezelfde bron, te weten Richtlijn voor de Kwaliteitsbeheersing 1 (RKB1).
Ten slotte nog het dramatische dieptepunt van onze regelgeving: de onafhankelijkheidsregels. Die zijn momenteel verdeeld over het Bta, de Verordening Accountantsorganisaties, de Nadere Voorschriften Accountantskantoren voor assurance opdrachten, en daarnaast nog de Nadere voorschriften inzake de onafhankelijkheid voor de openbare accountant. Bij elkaar ruim zestig pagina's regelgeving over onafhankelijkheid, deels overlappend, deels inconsistent, en daardoor voor de hardwerkende beroepsbeoefenaar niet meer te overzien. Hier geldt bij uitstek dat het aanbrengen van structuur in de regelgeving dringend noodzakelijk is.
Is dat geen goed voornemen voor 2008?