Antwoord aan Dekkers en Veerman (PwC): Beter ten halve gekeerd …
Ruud Dekkers en Peter Veerman reageerden deze week op mijn weblog 'Accountants ingesnoerd of zelfophanging?', waarin ik vraagtekens zette bij hun eerdere bijdrage in het Financieele Dagblad van 3 januari 2008, getiteld 'Accountants ingesnoerd'. Onderwerp, kort samengevat: de vraag of de interne structuur van de grote internationale accountantskantoren rechtvaardigt dat ze opereren onder één mondiale merknaam, met alle wereldwijde kwaliteitsverwachtingen die dat met zich meebrengt.
Ik zal me beperken tot de kern van Dekkers' en Veermans reactie - en me dus niet laten afleiden door hun opmerking dat ik de waarnemingen van Schilder verkeerd zou hebben begrepen. Men leze daartoe Schilders duidelijke betoog.
Mijn eerste vaststelling is dat Veerman en Dekkers kennelijk niet bereid zijn om op mijn hoofdstelling in te gaan: Dat het er voor de internationale kantoren niet alleen om gaat te klagen over 'die imperfecte buitenwereld' maar ook om levensvatbare alternatieve opties ter tafel te brengen, om met die beperkingen (voor zover ze wel beheersbaar zijn) om te gaan. Onder andere, door niet één wereldwijde naam te gebruiken in situaties die aanleiding kunnen geven tot grote misverstanden.
Het accountantsberoep is naar mijn weten de enige sector die niet 'terugkoppelde' toen bleek (Azië-crisis, Andersen, Dotcom) dat aan de basisvoorwaarden voor de hoge verwachting - en die dit wekt - niet kon worden voldaan; deels om kantoorexterne, maar ook deels om kantoorinterne redenen.
Deze basisvoorwaarden gaan verder dan een gezamenlijk, hoogwaardig beheer van de controlekwaliteit (hetgeen inderdaad misschien nu aanzienlijk beter zal zijn dan in 'mijn openbare-accountantstijd', meer dan tien jaar geleden, alhoewel de krantenkoppen over die jaren dat tegenspreken).
Men hoeft om deze voorwaarden te kennen maar te rade te gaan bij de juridische verdediging van de grote kantoren zelve als in het kader van rechtsprocedures (Parmelat!) de one firm worldwide claim aansprakelijkheidstechnisch te lastig wordt: 'Wij, Big Four XYZ effectieve controle over onze eigen internationale partners? Welnee!', klinkt het dan plotseling.
Effectieve controle is dé voorwaarde om onder één naam te opereren. Niet veel anders dan de voorwaarden die we stellen aan een geconsolideerde jaarrekening van welke cliënt dan ook. Dat kan, binnen een economische eenheid veel beter worden bereikt dan in het nu nog dominerende big four-model.
En dan is er ook nog het politieke risico. Denken we nu echt dat de Chinese regering, die bedrijven als Yahoo, Google en Microsoft met succes onder druk heeft gezet om zich aan te passen aan de Chinese moraalpolitieke mores, dat niet zou kunnen met Chinese big four-partners of collegae? Denken we nu echt dat die partners en collegae, in welk autocratisch land dan ook, kunnen ontsnappen aan diezelfde druk om het nationaal belang te dienen? Of dat we ze er altijd vanaf kunnen houden het eigenbelang te stellen boven dat van kantoor XYX worldwide?
Nog belangrijker is het pikante feit dat het accountantsberoep in de internationale praktijk geen greep heeft op een ander kwaliteitsaspect van haar functioneren, in casu de nationale verslaggevingregels gehanteerd door hun cliënten. Sommige zijn uitstekend, sommige opportunistisch, om politiek-economische redenen. Men neme de EU IFRS carve-outs, de Aziatische of Amerikaanse door collectieve window-dressing geïnspireerde regels, of de gevoelige Russische (Yukos) versies.
Dat betekent dat de beroepspraktijk geen greep heeft op alle politieke, vaktechnische of economische voorwaarden die voor de beroepsuitoefening onder één gemeenschappelijke naam en met één kwaliteit relevant zijn. En dat we zo'n hecht organizing principle dan ook niet moeten (blijven) suggereren door het hardnekkig gebruik van die wereldwijde firmanamen behoudens in omstandigheden waarin echt sprake is van IFRS/IAS Appellation Controllee.
Toen dit debat twaalf jaar geleden begon heb ik het (toen) big six-bedrijfsmodel wel eens getypeerd als: "We sign off on any piece of shoot as long as it is endorsed by a local regulator." Zelfs McDonalds doet dat niet. McDonalds zou nooit zeggen bij de opening van hun eerste vestiging in Noord Korea: "Deze hamburgers zijn bereid volgens ons McDonalds kwaliteitskeuken braadprotocol, in overeenstemming met de beste traditie van de Koreaanse keuken", als ze zouden weten dat de hamburgers uit hondenvlees zijn gemaakt. Ik zie ook Coca Cola niet gauw automatisch aftekenen op alles wat bruin en vloeibaar is, zelfs wanneer het zou zijn gemaakt volgens Coca Cola's beste productiemethoden.
Toch is dat het bedrijfsmodel waar de internationale accountancy voor heeft gekozen. Dat krijg je als je corporate brand-management verwart met product brand-management en er niet op terug durft te komen. Ik ben overigens zelf mede schuldig aan de lancering van deze ongerijmdheid in mijn Ernst & Young-tijd. Dan neem je bewust risico's, waar het publiek via aansprakelijkheidsbeperkingen, hoe zinnig die ook kunnen zijn om andere redenen, niet het gelag voor moet betalen. Dus, beter ten halve gekeerd ...
EU-commissaris McCreevy's gememoreerde maar wel erg makkelijke aanbod van een aansprakelijkheidsbeperking aan alle EU-lidstaten, in de vorm van een sigaar uit eigen nationale doos, kan me daarom niet bekoren.
Als je in wezen opereert via een franchise-model zonder controle over het materiaal dat wordt gebruikt, en alle internationale partners hun eigen economische wensen hebben en externe politieke druk kennen, dan is het werken onder eenzelfde handels annex productmerknaam te riskant. En ligt de keus om dat anders te doen geheel in eigen hand.
Ontkenning is dan een slechte raadgever. Ik ben bij uitstek geschikt daarover te oordelen: Ik heb destijds meegeholpen het probleem te creëren! En ik voel me verantwoordelijk voor de oplossing. Vandaar.