Verschoningsrecht bij doorzoeking respecteren
Als de FIOD of de politie het kantoor van een niet-verdachte accountant doorzoekt en digitale gegevens meeneemt, moet dat zo gebeuren dat de vertrouwelijkheid van de e-mail met de advocaat is gewaarborgd. Dat heeft de Hoge Raad onlangs gezegd.
Aanleiding voor de uitspraak is de doorzoeking in 2010 van het kantoor van de accountant van een bedrijf dat ervan werd verdacht diverse banken voor 125 miljoen euro te hebben opgelicht. Daarbij hebben rechercheurs van de FIOD een hele reeks gegevens meegenomen. Zoals de integrale images van de harde schijf van één van de kantoormedewerkers, vier usb-sticks van een andere medewerker en kopieën van e-mailbestanden.
De accountant/belastingadviseur vindt de doorzoeking en de inbeslagname van de gegevens onrechtmatig. Hij was tijdens de doorzoeking namelijk nog niet verdacht. Bovendien hebben de rechercheurs veel te veel gegevens meegenomen, waaronder bestanden van het vertrouwelijke e-mailverkeer met zijn advocaat. De accountant vraagt de Rechtbank Breda om de inbeslagname terug te draaien en de officier van justitie gericht om stukken te laten vragen.
De rechtbank wijst dat verzoek af. De doorzoeking was rechtmatig omdat er een redelijk vermoeden bestond dat de cliënt zich schuldig gemaakt had aan oplichting van verschillende banken. De accountant heeft de goedkeurende verklaring getekend op grond waarvan de banken geld hadden verstrekt. Op het moment van de doorzoeking was het nog niet duidelijk of de accountant zelf als verdachte zou kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank vindt de inbeslagname ook om andere redenen door de beugel kunnen. Mede omdat de officier van justitie de accountant de gelegenheid heeft geboden om een lijst te verstrekken met de stukken die de rechercheurs niet zouden mogen inzien en met trefwoorden om die stukken te vinden.
De accountant vecht de beschikking van de rechtbank aan bij de Hoge Raad. De rechtbank heeft hem ten onrechte geen gelegenheid geboden om zich uit te laten over de informatie die onder het verschoningsrecht van zijn advocaat valt. Hij wijst erop dat hij sinds augustus 2007 geen contact meer met die cliënt heeft gehad en de relatie in september 2007 definitief heeft verbroken toen de cliënt failliet werd verklaard.
Toen de accountant in december 2007 het verzoek kreeg om mee te werken aan een onderzoek dat de gedupeerde banken lieten instellen, heeft hij contact gezocht met een advocaat. Hij vroeg haar hoe hij met het verzoek moest omgaan en wat zijn civielrechtelijke en tuchtrechtelijke positie was. Alle contacten met de advocate dateren van na het faillissement. Een deel van de bestanden die in beslag zijn genomen, valt onder het verschoningsrecht van de advocate, die zich ook op dit recht heeft beroepen.
De Hoge Raad herhaalt de vaste rechtspraak dat het in beginsel aan de advocaat is om te bepalen of op de in beslag genomen gegevensdragers informatie staat die valt onder zijn verschoningsrecht. Rechercheurs moeten het standpunt van de advocaat daarover eerbiedigen, tenzij dat standpunt overduidelijk onjuist is. Of de gegevensdragers zich bevinden bij de advocaat zelf of bij zijn cliënt, maakt niet uit. Volgens de Hoge Raad heeft de rechtbank de accountant ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om zich over het verschoningsrecht uit te laten.
Voor de waarheidsvinding mogen in beslag genomen voorwerpen worden onderzocht om gegevens te krijgen voor strafrechtelijk onderzoek. Ook gegevens die in computers zijn opgeslagen. De Hoge Raad houdt er rekening mee dat computerbestanden zich naar hun aard niet gemakkelijk lenen voor afzonderlijk onderzoek. Gewaarborgd moet worden dat de in beslag genomen gegevensdragers op zo'n manier worden onderzocht dat het verschoningsrecht van de advocaat niet in gedrang komt.