'Verantwoordelijkheid accountants om afwaardering Griekse schulden te toetsen'
Zolang de afwaardering van nationale schulden verschilt binnen Europa, moeten accountants scherp toezien op de verantwoording hierover. Dat stelt de AFM in een reactie op de discussie over het afwaarderen van Griekse schulden door banken. Volgend jaar zal de toezichthouder een themaonderzoek doen over de wijze van verslaggeving over Griekse schulden.
In principe moet er inderdaad één lijn komen in de waardering van assets, aldus een toelichting van de AFM op de discussie over het onderwerp. Enkele weken geleden brak AFM-voorzitter Ronald Gerritse een lans voor het uniform afwaarderen door banken van Griekse obligaties. De AFM bevestigt dat dit nog altijd de lijn is van de toezichthouder.
"Het is inderdaad het mooiste als banken hierover op één lijn zitten", aldus de mondelinge toelichting van AFM-woordvoerder Martijn Pols. "Het onderwerp staat dan ook hoog op de agenda van Europese toezichthouders. Wij zijn niet de regelgevers (dat is de IASB, red.), maar kijken wel gecoördineerd naar de juiste toepassing van de regels."
"Uit de halfjaarcijfers is gebleken dat Europese banken de verschillende reële waarden van deze beleggingen op verschillende wijze vaststellen. Ze waarderen de Griekse obligaties dus op een verschillende wijze. Het is nu eerst aan de banken om dit op de juiste wijze in hun jaarverslaggeving over heel 2011 mee te nemen. De AFM zal er sowieso een themaonderzoek naar doen in 2012 in het kader van het toezicht op financiële verslaggeving."
Onlangs stelde hoogleraar Ralph ter Hoeven dat de uiteenlopende regels van toezichthouders in diverse landen de verschillen in waardering in de hand werkt. De AFM onderschrijft dit impliciet. "Daarom staat het onderwerp waarderingen zo hoog op de agenda van Europese toezichthouders", zegt Pols. "Uniforme regelgeving maakt het makkelijker om de waarderingen gelijk te trekken in Europa."
"Als de markt voor bepaalde staatsobligaties niet meer actief is, kan het lastig zijn om de reële waarde van activa te bepalen, en is er een grotere verantwoordelijkheid bij accountants, vervolgt Pols. "Onder IFRS zijn er verschillende methoden om te komen tot een reëlewaarde-waardering van activa, indien er geen of slechts deels een markt is. Ook in die gevallen moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van waarneembare marktgegevens."
"Bij staatsobligaties van sommige landen waarin geen actieve markt is, kan er worden gekeken naar andere markten voor vergelijkbare staatsobligaties of transacties in identieke staatsobligaties. Ook kunnen de prijzen van afgeleide producten als credit default swaps een indicatie geven. Eind juni 2011 hadden de banken de reële waarde van de Griekse staatsobligaties op deze wijze moeten bepalen indien de markt niet actief was. Dat is niveau twee van waarderen."
"Als er nauwelijks of geen waarneembare marktgegevens voor handen zijn kom je op niveau drie. In zulke gevallen kunnen bedrijven met waarderingsmodellen werken. De uitkomsten zijn gebaseerd op aannames en per definitie subjectief van aard. Als je daarmee werkt, zul je als bedrijf in de jaarrekening een hele goede uitleg moeten geven van het gebruik van die modellen en met die aannames moeten proberen om de marktprijs te benaderen."
" De accountant is in ieder geval de eerste die een oordeel geeft over de waardering en de toelichting in de jaarrekening. Als de gehanteerde modellen en aannames niet aanvaardbaar zijn of de toelichting niet goed is, zal de accountant dit moeten aangeven in zijn verklaring."
Of accountants kritisch genoeg zijn hierover, laat de AFM in het midden. "Twee jaar geleden hebben we ons wel kritisch uitgelaten over de manier waarop accountants omgingen met de toelichting bij de modellen", zegt Pols. "Het mag dus bekend verondersteld worden dat we dit belangrijk vinden in het belang van de gebruikers van jaarrekeningen."