Nieuws 13 oktober 2011

BDO benoemt pijnpunten hervormingsagenda EU

Hoewel BDO een supporter is van de hervormingsplannen van EU-commissaris Barnier, ziet internationale bestuursvoorzitter Martin van Roekel ook punten van zorg.

Gedwongen kantoorroulatie gaat op basis van de mogelijke voorstellen een uitdaging worden. Scheiding tussen audit en advies mag niet te ver worden doorgedreven. Maar ingrijpen is wel nodig, want prijsvechten verzwakt de positie van veel kantoren allengs verder. 

Martin van Roekel, sinds begin deze maand ceo van BDO International, is niet van alle Europese plannen over de accountancy gecharmeerd, hoewel BDO zich als een supporter van het green paper van de EU heeft laten kennen. Vorige maand belichtte Van Roekel al de positieve gevolgen van de Europese plannen met de accountancy. 

"Bijvoorbeeld het idee van gedwongen roulatie van kantoren bij klanten. Barnier stelt voor om public interest entities na uiterlijk negen jaar van kantoor te laten wisselen, waarbij iedere vijf jaar moet worden geretenderd en iedere zeven jaar de verantwoordelijke partner moet rouleren. De vraag is of al deze cumulatie goed werkbaar zal zijn." 

De verplichte scheiding tussen controle en advies, die ook als aanbeveling naar voren komt in het green paper van de EU, spreekt BDO aan. Maar die moet beperkt blijven tot public interest entities, met name financiële instellingen en beursfondsen. "Daar is het maatschappelijk belang zo groot dat elke schijn van belangenverstrengeling uitgesloten moet worden. Maar scheiding bij de niet public interest entities is minder van belang en leidt tot een ongewenste lastenverzwaring. Bedrijven zijn daar vaak in particuliere handen en eigenaren kunnen de verschillende belangen waarmee zij te maken krijgen zelf goed afwegen." 

"Bij BDO zijn we nog niet overgegaan tot een richtlijn om die scheiding door te voeren. In het verkeer ga je de regels ook niet zelf herschrijven omdat je dat beter lijkt. Zo is het ook met de scheiding tussen controle en advies, die is ook vastgelegd in regelgeving waar we ons aan houden." 

"Maar als die scheiding er voor de public interest entities komt, moet je kiezen. Als BDO kiezen wij dan waarschijnlijk voor de auditpraktijk in dat marksegment, veronderstellend dat de joint-audit wordt ingevoerd. Advies zouden we dan inzetten bij klanten die niet tot dit segment behoren. Deze keuze is afgeleid van onze huidige krachten en mogelijkheden. Maar het gaat nog om ideeën, we moeten afwachten welke concrete voorstellen er uiteindelijk zullen komen." 

Dat de markt voor accountancy een opfrisbeurt kan gebruiken, staat voor Van Roekel echter vast. Mede door de crisis is er zorg over een felle prijsconcurrentie in de accountancy, en zelfs prijsdumpingen. "Dat gebeurt vooral in markten en/of sectoren met een beperkt aantal dominante partijen. Die gebruiken deze prijsconcurrentie als instrument om hun posities te versterken. Wellicht dat ze via andere diensten of via andere klanten toch een gezond rendement halen, maar ik maak me toch zorgen over de gevolgen hiervan voor de kwaliteit van de audits." 

"Lokale kantoren kunnen het zich niet permitteren om hun prijzen sterk te laten zakken. Daardoor kunnen zij wellicht in de verdrukking raken." De suggestie dat de joint audit het antwoord is op kwaliteitsdruk door prijsvechten, onderschrijft Van Roekel echter niet. Hoewel hij voorstander is van de joint audit, voert hij andere argumenten aan voor deze steun. "De joint audit beperkt de afhankelijkheid van een beperkt aantal grote accountantskantoren. Na het wegvallen van Arthur Andersen werd het duidelijk dat vier grote spelers te weinig is om de controles van financiële markten te doen en tegelijkertijd een gezonde marktwerking te hebben." 

Verder is hij van mening dat de joint audit de kwaliteit en de innovatie van de audit positief zal beïnvloeden.