CPB: PwC overschat werkgelegenheidseffect JSF
PricewaterhouseCoopers (PwC) is te optimistisch over de werkgelegenheid die de ontwikkeling en productie van de Joint Strike Fighter (JSF) zal opleveren in Nederland. Dit zegt het Centraal Plan Bureau (CPB) in een contra-expertise uitgevoerd in opdracht van de Tweede Kamer.
PwC berekende in opdracht van het ministerie van Economische Zaken dat het JSF-programma 50.000 arbeidsjaren zal opleveren in de periode 2001 tot 2052. Daarnaast becijferde het kantoor de totale omzet uit het programma op 16 miljard dollar.
Hiervan zouden 21.700 arbeidsjaren en 8,1 miljard dollar omzet afkomstig zijn van orders voor de Nederlandse luchtvaartindustrie. Daarnaast ziet het kantoor ook indirecte effecten, zowel binnen als buiten de luchtvaartindustrie. Dit als gevolg van kennis en ervaring opgedaan tijdens het JSF-programma.
De Tweede Kamer vroeg het CPB een contra-expertise uit te voeren. Het planbureau komt echter tot heel andere resultaten.
Volgens het CPB is deze schatting veel te optimistisch. "De eerste reden is dat het rapport veronderstelt - in elk geval op essentiële onderdelen - dat de arbeidsproductiviteit van de bedrijven gerelateerd aan het JSF programma niet stijgt tussen nu en 2052. De tweede reden is dat de directe werkgelegenheid aan het JSF programma in het rapport inclusief werk is in buitenlandse vestigingen van Nederlandse multinationals. Als gevolg hiervan wordt tevens de werkgelegenheid bij toeleveranciers in Nederland overschat."
Het CPB verwacht niet dat de totale werkgelegenheid in Nederland zal toenemen door het JSF-programma. Volgens het CPB wordt de structurele werkgelegenheid vooral bepaald door sociaaleconomische factoren, zoals demografie, persoonlijke voorkeuren voor werk en belastingtarieven. "Het JSF-programma behoort niet tot een van deze sociaal-economische factoren en heeft dus naar verwachting niet of nauwelijks invloed op de structurele werkgelegenheid. Er is slechts sprake van verschuiving aan banen."
Toch kan het JSF-programma volgens het CPB aantrekkelijk zijn voor de Nederlandse economie als het de arbeidsproductiviteit verhoogt door innovatie. Dit zou het geval zijn als de indirecte effecten van het programma hoog zijn vergeleken met gemiddelde projecten in de industrie. Maar dit wordt uit het PwC-rapport niet duidelijk, omdat er geen vergelijking wordt gemaakt met andere projecten.
Het CPB vindt de omzetprognose die in het PwC-rapport wordt berekend economisch minder interessant. Die wordt volgens het planbureau sterk bepaald door ingekochte halffabricaten uit Nederland en de invoer van halffabricaten. Het CPB heeft de omzetraming dan ook buiten beschouwing gelaten in de contra-expertise.