SRA pleit voor modernisering AWR
SRA ondersteunt het initiatiefwetsvoorstel Dezentjé-Tang (voorheen Dezentjé-Crone), dat de rechtsbescherming van belastingplichtingen bij controlehandelingen van de fiscus beoogt te verbeteren. Tegelijkertijd pleit de SRA voor modernisering van de Algemene Wet Rijksbelastingen (AWR).
Dit heeft SRA per brief laten weten aan de leden van de Vaste Kamercommissie voor Financiën.
Het initiatiefwetsvoorstel van PvdA en VVD komt tegemoet aan de problemen die de 370 aangesloten SRA-kantoren op dit terrein ondervinden: het stellen van onredelijke beantwoordingstermijnen van complexe vragen én het dreigen met consequenties als belastingplichtingen aangeven niet of niet tijdig te willen/kunnen meewerken aan een verzoek van de inspecteur.
De SRA gaat er van uit dat bij aanvaarding van het voorstel Dezentjé-Tang het minder vaak zal voorkomen dat de inspecteur ongerichte en complexe vragenbrieven stuurt die binnen twee weken moeten worden beantwoord. Eerder denkt de SRA dat de inspecteurs meer specifieke vragen zullen stellen of een gedegen controle uitvoeren. SRA zou beide ontwikkelingen toejuichen.
De SRA vindt de verbetering van de rechtsbescherming daarnaast geheel passen binnen de kaders van horizontaal toezicht, waarbij het erom gaat dat men van 'wantrouwen' overgaat naar 'vertrouwen'. Uitgangspunt is dat de belastingplichtige te vertrouwen is en dat alles wat de inspecteur noodzakelijkerwijs nodig heeft voor de juiste vaststelling van de omvang van de belastingschuld, kenbaar is of wordt gemaakt. In een dergelijk concept past het dat de belastingplichtige de inspecteur vraagt waarom hij bepaalde zaken wenst te vernemen: de inspecteur moet zijn werk kunnen verklaren en onderbouwen.
Volgens SRA in het kader van een 'kantelende overheid', een gewenst standpunt nu dezelfde overheid van de belastingplichtige eenzelfde soort openheid vraagt.
Om de rechtsbescherming verder te verbeteren, is het volgens de SRA hoog tijd om de AWR te moderniseren. De wet is geschreven in een tijd dat er uitsluitend aangifte gedaan werd op papier en de communicatie veelal schriftelijk en mondeling plaatsvond. De praktijk heeft op korte termijn in elk geval behoefte aan een rechtsbescherming die is afgestemd op elektronische communicatie.