Magazine

Op de fles

Het aantal faillissementen neemt drastisch toe. Bij één op de vier faillissementen is gefraudeerd, bleek in het verleden. Bij continuïteitsproblemen kan de accountant fraude helpen voorkomen door kritischer te kijken dan gebruikelijk. Maar meestal heeft de onderneming geen accountant.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 9, 2009

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Omdat de glaszetter aanbelt moet de voltooiing van dit artikel worden onderbroken. Als hij klaar is met zijn klus vertelt de glaszetter bij de koffie dat zijn vorige baas het bedrijf failliet heeft laten gaan. “Het bedrijf uit Boskoop was één van de zes grootste in de sector. Hij had er geen zin meer in. En dit was het gemakkelijkst. En het voordeligst. De man heeft eerst drie miljoen uit de zaak gehaald.” We hadden de tijd niet om het verhaal te checken. Maar het zou heel goed waar kunnen zijn. Het is namelijk een typisch voorbeeld van faillissementsfraude. In het eerste kwartaal van dit jaar zijn er 1.932 vennootschappen en eenmanszaken failliet gegaan. Aanzienlijk meer dan in het eerste kwartaal van 2008. Als het zo doorgaat, zullen in 2009 bijna achtduizend vennootschappen op de fles gaan. Vorig jaar was dat veertig procent minder (zie kader ‘Bijna tweeduizend fraudes’).

Hoe groter de crisis, des te meer kans op fraude, zegt Ernst & Young in zijn European Fraud Survey, die eind mei 2009 verscheen. Volgens Ernst & Young blijken werknemers in tijden van recessie toegeeflijker te staan tegenover onethisch handelen. Twee van de drie twijfelen aan de integriteit van het management. Het onderzoek gaat over fraude en onethisch handelen in het algemeen. Niet in het bijzonder over faillissementsfraude.

Plof-BV

Bij faillissementsfraude benadelen ondernemers met opzet de schuldeisers. Meestal om er zelf beter van te worden. De bekendste vorm van faillissementsfraude is de BV, die speciaal is opgezet om de fiscus en andere crediteuren met lege handen te laten staan. Deze vorm komt in ongeveer acht procent van de faillissementsfraudes voor. In negen van de tien gevallen laat de ondernemer echter een bestaande vennootschap failliet gaan. De curator stelt meestal pas achteraf vast dat er sprake is van fraude. En dan zijn de aanwijzingen duidelijk. De ondernemer laat bijvoorbeeld voortdurend na bedragen te reserveren om aan zijn fiscale verplichtingen te voldoen. Of de horecazaak betaalt veel te veel pacht voor het pand. Een variant is dat de BV een enorme management fee betaalt aan de beheersmaatschappij. Terwijl het bij faillissementsfraude ook vaak voorkomt dat er te hoge of juist te lage prijzen worden gerekend aan gelieerde BV's. Een aanwijzing kan zijn dat de personele en financiële middelen onevenwichtig zijn verdeeld over een aantal vennootschappen. Dat de bestuurders al eerder betrokken waren bij faillissementen zie je ook vaak. En ook hoge privéonttrekkingen aan de zaak zijn een veelvoorkomend fenomeen.

Meer of minder fraude

Meer faillissementen betekent waarschijnlijk meer faillissementsfraude. Maar hoe vaak is daar nu sprake van? Onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam stelden in een WODC-onderzoek - op basis van 868 faillissementen uit 2004 - vast dat bij ongeveer 25 procent van de faillissementen sprake is van opzettelijke benadeling van de vennootschap, schuldeisers (waaronder de fiscus en bedrijfsvereniging) of werknemers. De gemiddelde schade van een frauduleus faillissement bedraagt iets meer dan zeshonderdduizend euro. Actuelere cijfers zijn niet voorhanden. Het Openbaar Ministerie kan ze niet vinden. En de minister van Justitie heeft ze ook niet. SP-kamerlid Jan de Wit vroeg eind mei 2009 om actuele cijfers. Hoewel de bewindsman Ernst Hirsch Ballin, zegt dat “de ontwikkeling in het aanbod van faillissementsfraudezaken” frequent wordt gemonitord, kan hij pas “medio dit jaar” gegevens leveren, waarin de effecten van de kredietcrisis tot uitdrukking komen. Vooralsnog gaat hij ervan uit dat het Amsterdamse onderzoek weinig aan actualiteit heeft ingeboet. “Ik heb geen aanleiding om aan te nemen dat deze cijfers niet meer actueel zouden zijn”, schrijft hij aan De Wit.

Als één op de vier faillissementen inderdaad frauduleus is, waren er in 2008 ruim 1.100 faillissementsfraudes, terwijl dat aantal in 2009 zou uitkomen op ruim 1.900.

Curator Marc Udink plaatst daar echter vraagtekens bij. “In slechte tijden is de fraude minder dan in goede tijden. In slechte tijden zie namelijk de eindfase van de goede tijden. Als de economie slecht gaat, zie je vaak andere vormen van fraude, zoals fake facturen. In het algemeen neemt de fraude niet toe.”

Pakkans wordt groter

De kans dat de faillissementsfraudeur wordt bestraft is klein. In de praktijk is het de curator die aangifte moet doen. Volgens Udink, voorzitter van de Europese koepel van specialisatie-verenigingen van insolventieadvocaten en curatoren, is het gemiddelde uurloon feitelijk al gezakt tot honderd euro. “Dat is evenveel als een AA verdient.” De lage vergoeding zorgt ervoor dat de betere advocaat zijn neus ophaalt voor faillissementen en curatoren niet altijd het onderste uit de kan halen.

Als de curatoren aangifte doen, is het maar afwachten of de zaak een vervolg krijgt. De aangifte komt via het fraudemeldpunt bij de politie. De capaciteit bij politie en justitie is echter beperkt. Zowel kwantitatief als kwalitatief.

Nieuw toezicht

Minister van Justitie heeft een wetsvoorstel ingediend om het preventieve toezicht te vervangen door repressief toezicht. Dit komt erop neer dat het lekkende systeem, waarbij de oprichters en bestuurders van een vennootschap vooraf worden gescreend, plaats maakt voor een aanpak waarbij justitie reageert op signalen over misbruik van vennoot- schappen.

Marc Udink, die dit als voorzitter van een adviesgroep heeft voorgesteld, heeft hoge verwachtingen van het nieuwe toezicht. Justitie hoeft niet per se een langdurige strafzaak te beginnen. Bij concrete signalen van fraude kan de officier van Justitie de civiele rechter vragen om de rechtspersoon te ontbinden. Dat kan nu al. Maar straks zal de rechter ook een bestuursverbod kunnen opleggen. Op advies van de werkgroep-Udink heeft de minister van Justitie daarvoor onlangs een wetsvoorstel ingediend.

Udink: “Er is een groep van ongeveer tweeduizend personen die voortdurend bezig zijn met misbruik van vennootschappen. Als je één van hen een bestuursverbod oplegt en de rechtspersoon ontbindt, wordt het kringetje steeds kleiner. Accountants kunnen een bijdrage leveren aan dit early warning system door vroegtijdig fraude te signaleren. Daarbij kan de accountant die adviseert of de jaarrekening samenstelt natuurlijk meer zien dan de controlerende externe accountant, die meer op afstand staat.”

‘Geloof niet alles’

Volgens de forensisch onderzoeker Aart Bloemheuvel van IRS laat de accountant echter nog steeds steekjes vallen. Bloemheuvel, ooit werkzaam bij PricewaterhouseCoopers, heeft onlangs een zaak onderzocht die de FIOD-ECD nu in onderzoek heeft. Daarom kan hij niet zeggen om wat voor soort bedrijf het gaat. Maar de onderneming pompte de omzet in de boeken met 30-35 procent op met valse facturen, gefingeerde debiteuren en ‘intercompany boekingen’. Op grond van de te hoge omzet ontving het bedrijf vervolgens ten onrechte kredieten. Na het faillissement bleek de onderneming in vijf jaar tijd meer dan honderd miljoen schade te hebben aangericht. Het bedrijf had een controlerend accountant.

Bloemheuvel: “Bij de controle van de accountant zijn veel vragen te stellen. Het gaat om 30-35 procent van de omzet! Dat had hij toch moeten zien, zou je menen.” Volgens Bloemheuvel moeten accountants alerter en scherper zijn als ondernemingen cijfers en informatie presenteren aan de bank of de buitenwereld. “Geloof niet alles wat er gezegd wordt en vraag verder als de praktijk afwijkt van het papier. Zeker in deze tijd.”

Tussen controles in

Forensisch accountant René ter Haar van 4iTrust Integrity Services onderzoekt regelmatig faillissementsfraudes en komt daarbij verschillende soorten accountants tegen. “Van AA's tot grote RA-kantoren.” Ook hij vindt dat accountants kritischer moeten kijken als bedrijven kampen met continuïteitsproblemen. “Het personeel en de ondernemers proberen dan zoveel mogelijk te redden en er zo goed mogelijk uit te springen, waardoor de kans op fraude toeneemt. Achteraf kun je natuurlijk gemakkelijk zeggen dat de accountant beter had moeten opletten. De signalen zijn soms duidelijk: personeel dat vertrekt, omdat het management niet deugt. Crediteuren die selectief worden betaald. Leveranciers die alleen nog contant betaald willen worden.”

Veel bedrijven hebben geen accountant, omdat ze niet controleplichtig zijn. Ter Haar ziet ook wel dat ondernemers juist frauderen in de luwte tussen twee controles in. “Dan kun je de accountant natuurlijk niets verwijten. Meestal fraudeert men alleen in de maanden die voorafgaan aan het faillissement en is het geen jarenlang proces.”

Kritische grondhouding

Ter Haar heeft onlangs onderzoek gedaan bij een softwareontwikkelingsbedrijf. “Het bedrijf was niet controleplichtig, maar werkte wel met AA's. De directeur-grootaandeelhouders hadden een persoonlijke rekening-courant schuld aan de vennootschap, die op hen te verhalen was, omgezet in een vordering op het bedrijf. Dat deden zij onder andere door deze schuld te verrekenen met ‘valse’ facturen die zij inbrachten. De dga's onttrokken daarnaast geld aan het bedrijf om een nieuwe onderneming op te kunnen zetten in een heel andere branche. De accountant kan daar een stokje voor steken door alert te reageren als er mogelijke dubieuze zaken worden waargenomen en zo nodig zijn dienstverlening te staken. Hij moet de ondernemer dan wel met een kritische grondhouding tegemoet treden.”

Op qui vive

Een praktisch puntje bij de mogelijke preventieve rol van accountants: Ondernemers die faillissementsfraude plegen, hebben niet vaak een accountant. Een grote bijdrage aan het voorkomen van faillissementsfraude mag het maatschappelijk verkeer dus niet verwachten van accountants.

Dat neemt niet weg dat de accountant in deze tijden van crisis alle reden heeft om scherper te letten op fraudesignalen. In 2004 stelde het Maastrichtse onderzoeksinstituut MARC vast dat accountants vaak niet goed omgaan met fraudesignalen, omdat zij de regels niet paraat hebben.

Het NIVRA heeft daarna opfriscursussen voorgeschreven. De frauderisicofactoren uit COS 240 geven duidelijk aan onder welke omstandigheden de accountant op zijn qui vive moet zijn. Als hij onraad ruikt moet de accountant zijn neus dieper in de administratie steken en doorpakken als er inderdaad iets niet deugt.

‘Aan zijn water’

Curator Marc Udink: “De accountant voelt het aan zijn water als er iets niet goed is. Ik ken een zaak waarin een ondernemer bij een accountant kwam met de klacht dat hij al een paar keer in de problemen was geraakt en afscheid had moeten nemen van accountantskantoor XYZ. Hij zei dat hij zijn administratie niet meer had, omdat die bij de accountant was achtergebleven. De nieuwe accountant vroeg dóór, en haakte daarna af. Hij heeft zelfs een melding gedaan bij het fraudemeldpunt. Dat is natuurlijk wel gemakkelijker bij een nieuwe cliënt dan bij opdrachtgever waar je al jaren voor werkt.”

Signalen faillissementsfraude

  • Geen fiscale reserveringen
  • Te hoge pacht voor pand in vergelijking met marktprijzen
  • Hoog management fee voor de beheersmaatschappij
  • Berekenen van te hoge of te lage prijzen aan gelieerde BV's
  • Personele en financiële middelen onevenwichtig verdeeld over BV's
  • Hoge privéonttrekkingen
  • Administratie ontbreekt of voldoet niet
  • Valse facturen
  • Facturen voor bedrijfsvreemde goederen en/of diensten
  • Niet-bestaande debiteuren
  • Personeelsleden vertrekken
  • Schulden worden selectief voldaan en bepaalde crediteuren voorgetrokken
  • Leveranciers willen boter bij de vis

Bouw- en handelsondernemingen en buitenlandse rechtspersonen zijn vaker dan gemiddeld betrokken bij faillissementsfraude. Bestuurders die al een faillissement achter de rug hebben ook. Andere factoren die het risico op fraude verhogen zijn te vinden in de bijlagen bij COS 240.

Onderzoek WODC

Als de administratie ontbreekt of gebreken vertoont, leidt dat volgens accountants vrijwel altijd tot faillissement. Dat blijkt uit een kleine enquête die onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam in 2004 hebben gehouden. (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, 2005). Bij faillissementsfraude komt dit significant vaker voor. Ook wordt nogal eens vergeten de jaarrekening te deponeren.

Faillissementsfraude komt vooral voor bij bedrijven die minder dan tien werknemers hebben. Dit soort kleine bedrijven gaat ook het vaakst failliet.

In de bouw- en handelssector komt faillissementsfraude meer dan gemiddeld voor. Horecabedrijven en beheersmaatschappijen worden daarentegen minder vaak gebruikt voor faillissementsfraude dan verwacht. Buitenlandse rechtspersonen zijn niet zonder meer verdacht, maar faillissementsfraude komt daar meer voor dan gemiddeld: bij één op de tien.

‘Extra rechercheurs’

Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft geld vrijgemaakt voor extra frauderechercheurs. Zo zijn er enkele bovenregionale rechercheteams gevormd, die zich op de aangiften storten.

Coördinator Herman Webbink van het bovenregionale rechercheteam Noordoost-Nederland:

“Wij hebben bij verschillende korpsen zeven rechercheurs vrijgemaakt om de aangiften te onderzoeken. Die moeten 25 dossiers aanleveren aan Justitie. Wij zijn geen boekhouders en hebben niet meer dan de algemene kennis. Daarom doen we in principe alleen de eenvoudige faillissementsfraudezaken. Dat zijn zaken waarin de administratie ontbreekt en ondernemingen niet hebben voldaan aan de boekhoudplicht. Daarvoor worden zij strafrechtelijk vervolgd. We gaan de administratie niet verder onderzoeken. Wij zijn nu vijf maanden bezig en hebben ongeveer zestien zaken onderzocht. In deze zaken heeft de onderneming geen accountant.”

Webbinks chef René Oosterlaken twijfelt aan de continuïteit van het project: “In juli 2009 houdt de subsidie op. Het is de bedoeling dat de rechercheurs dan in hun eigen korps verdergaan. Maar het is niet zeker dat dat ook echt gebeurt. We hebben daarom opnieuw subsidie aangevraagd in het kader van het nieuwe toezicht op vennootschappen.”

Invloed accountant gering

Faillissementsfraude komt vooral voor bij bedrijven die minder dan tien werknemers hebben, zo blijkt uit WODC-onderzoek (zie kader ‘Onderzoek WODC 2005’). Dit soort kleine bedrijven gaat ook het vaakst failliet. Controlerend accountants zijn bij zulke bedrijven zelden te vinden. Accountants die de jaarrekening samenstellen zie je er iets vaker.

Acht jaar geleden stelden de onderzoekers Erika Marseille en Arnold van Amsterdam al vast dat het maatschappelijk verkeer van accountants geen grote bijdrage aan de preventie van faillissementsfraude mag verwachten. Van de 249 door hen onderzochte BV's hadden er 35 een niet-controlerend accountant en zeven een controlerend accountant. Bij de niet-controlerend accountants deden zich zes gevallen van fraude voor, bij controlerend accountants één geval.

Marseille en Van Amsterdam: “Een accountant heeft geen aantoonbaar remmende invloed op fraude, terwijl dit vaak wel van hem wordt verwacht. Dat er een positieve associatie is tussen het fungeren van een accountant en het tijdig deponeren van de jaarrekening is dan een schrale troost” (MAB, december 2001). Een ferme conclusie op grond van weinig cijfers, die vooral duidelijk maken dat accountants bij slechts één op de zes faillissementen en bij één op de zesendertig faillissementsfraudes waren ingeschakeld. 

Lex van Almelo is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.