Duidelijkheid over onderhanden werk
De fiscale behandeling van 'onderhanden werk' was de inzet van langdurige onderhandelingen. Nu is er consensus tussen Belastingdienst en bedrijfsleven.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 9, 2009
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Onderhanden werk is een begrip dat vooral wordt gebruikt in de bouwwereld, maar ook bij bijvoorbeeld installatiebedrijven en bedrijven in de metaalsector en de zakelijke dienstverlening. Het laat zien welke (bouw)projecten nog niet zijn afgerond en op de balans zijn geactiveerd. Lange tijd mochten bedrijven bij dergelijke projecten onder omstandigheden de winst bij oplevering boeken, waardoor de winst niet geactiveerd hoefde te worden.
Een nieuw wetsartikel (3.29b Wet IB 2001), dat in 2007 van kracht werd, betekende een breuk met deze regel. Bedrijven moeten de winst voortaan al gedurende de looptijd van het project verantwoorden. Gevolg is niet alleen dat ze eerder belasting moeten betalen, maar ook dat de winst op de balans komt als onderdeel van de post onderhanden werk. De behandeling in het parlement zorgde echter voor veel onduidelijkheid (zie ‘de Accountant’, april 2007). Niet duidelijk was bijvoorbeeld de positie van kleine bedrijven binnen het wetsartikel en ook over de precieze methode van winstverantwoording bestonden nog veel vragen. Om tot een eenduidige uitwerking te komen gingen de Belastingdienst en de desbetreffende brancheorganisaties met elkaar in gesprek. In maart dit jaar presenteerden de partijen een akkoord dat op veel punten duidelijkheid biedt.
Voortschrijdend
Het akkoord geeft bedrijven een heldere uitwerking van het kader waarbinnen zij onderhanden werk moeten waarderen, stelt Jurriën van der Heijden, accountant en fiscalist bij het Vastgoedkenniscentrum van de Belastingdienst en namens de Belastingdienst voorzitter van de onderhandelingen. “De winst moet volgens het wetsartikel voortschrijdend worden verantwoord. Daarmee is toenadering verkregen tot de commerciële jaarverslaggeving, waar dit al uitgangspunt is.”
In het akkoord is een nadere uitwerking met rekenvoorbeelden opgenomen die aansluit bij de hoofdregel van de zogeheten percentage of completion-methode die als uitgangspunt geldt binnen IFRS en richtlijn RJ 221. Van der Heijden benadrukt dat bedrijven niet verplicht zijn de methode uit het akkoord te volgen, hoewel zijn inschatting is dat veel grote en middelgrote ondernemingen dit wel zullen doen. Wanneer bedrijven voor een andere manier kiezen, moet deze wel passen in het wettelijke kader.
Vergoedingen activeren
Een belangrijk verschil met de oude wijze van winstverantwoording (in bepaalde gevallen aan het eind van een bouwproject) is dat de voortschrijdende winstverantwoording uitgaat van het activeren van vergoedingen (opbrengsten) in plaats van kosten. De vraag is dan hoe je berekent welk deel van de projectvergoeding op balansdatum moet worden geactiveerd. Het akkoord geeft daar een richtlijn voor. Voor de berekening van de te activeren vergoeding wordt uitgegaan van een kostenverhouding op balansdatum: ‘geactiveerde kosten’/‘totaal verwachte kosten’. De te activeren vergoeding is dan te berekenen door de totale vergoeding voor een project te vermenigvuldigen met deze breuk.
Van der Heijden: “Om nu de ‘geactiveerde kosten’ te bepalen moet je alle toerekenbare kosten tot en met balansdatum optellen. Daarbij behoren onder meer ook financieringskosten en het constante deel van de algemene kosten. Buiten het nieuwe wetsartikel mag een bedrijf deze kosten meteen als jaarlast nemen. Maar in afwijking daarop geldt dat niet meer binnen het nieuwe wetsartikel. De kostenverhouding is slechts van belang om de te activeren vergoeding te berekenen.”Constante algemene kosten zijn bijvoorbeeld het vaste salaris van de algemeen directeur , maar ook de vaste pensioenkosten en de kosten van secretariële ondersteuning van deze directeur.
Projectadministratie
Speciale aandacht is er in het akkoord voor de positie van kleine ondernemingen en voor ondernemingen die relatief kleine projecten uitvoeren. Theo Janssen, directeur van SCAB Accountants & Adviseurs, een kantoor met veel kleine bouwondernemingen in de portefeuille, is hier blij mee. Janssen was actief betrokken bij de onderhandelingen namens brancheorganisatie Bouwend Nederland. Artikel 3.29b leek aanvankelijk een sterke toename van de administratieve lasten te betekenen voor kleine ondernemingen. Het zou hen namelijk verplichten een projectadministratie te voeren, terwijl veel kleine ondernemingen en ondernemingen die veel kleine projecten uitvoeren, dit niet doen.
Janssen: “Voor zowel kleine ondernemingen als voor kleine projecten is nu voor een praktische oplossing gekozen die uitgaat van zo min mogelijk administratieve lasten. Het principe van voortschrijdende winstverantwoording blijft bestaan, maar deze ondernemingen zijn niet verplicht per project te berekenen welk deel van de winst moet worden geactiveerd.” Voor bedrijven met een omzet van minder dan € 4 miljoen geldt nu dat zij de gemiddelde bedrijfswinst van de laatste drie jaar als basis mogen gebruiken om het te activeren winstdeel te berekenen. Ook voor ondernemingen met een omzet kleiner dan €8,8 miljoen is dit van toepas- sing, mits zij kunnen aantonen dat zij geen projectadministratie voeren.
Kleine projecten
Janssen is daarnaast tevreden over de oplossing die is gevonden voor bedrijven die kleine projecten van minder dan € 100.000 uitvoeren. Zij mogen het te activeren winstdeel van een project berekenen op basis van het gemiddelde winstpercentage van vergelijkbare projecten in de voorgaande drie jaar. Janssen: “Het gaat dan niet alleen om bouwbedrijven maar ook om ondernemingen in de installatie- en metaalbranche. Bedrijven in deze sectoren voeren meestal geen aparte projectadministratie voor dit soort kleine projecten. De oplossing sluit dus goed aan bij de bestaande praktijk van deze ondernemingen en leidt niet tot extra administratieve rompslomp.” Janssen wijst er op dat kleine ondernemingen en bedrijven die vooral kleine projecten aannemen niet verplicht zijn deze oplossingen te volgen. Ze mogen zich ook houden aan de meer algemene uitwerking in het akkoord, waar per project de toe te rekenen winst wordt berekend.
Accountants
Net als voor de desbetreffende bedrijven betekent het akkoord ook voor accountants dat er nu meer duidelijkheid ontstaat, vindt Van der Heijden. “Onderhanden werk is voor accountants altijd een lastig onderwerp. Accountants zullen het praktisch vinden dat het akkoord aansluit bij uitgangspunten van de commerciële jaarverslaggeving.”
Ook Janssen ziet dit als een goede ontwikkeling. “Heel veel mkb-bedrijven en hun accountants gingen uit van de fiscale winst in de commerciële jaarrekening. Met de wijziging van het fiscale stelsel kunnen ze de fiscale en commerciële jaarrekening blijven samenvoegen. Ze kunnen er zo voor zorgen dat de consequenties voor bedrijven zo simpel mogelijk zijn.”