'Onze' man in New York
Sinds september 2006 behartigt Vincent Tophoff als staflid bij IFAC de portefeuille 'professional accountants in business'. Een gesprek over verkeerde beeldvorming, de "bijna zo politiek correct mogelijke" representatie bij IFAC en het belang van betrokkenheid van de hele rapportageketen.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 9, 2008
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
'Technical Manager Professional Accountants in Business Committee.’ Zo luidt volgens zijn visitekaartje van de International Federation of Accountants de officiële functie van Vincent Tophoff. In rond Nederlands: de enige Nederlander in de vaste staf van het IFAC-hoofdkwartier houdt zich bezig met wat bij het NIVRA de ‘vakgroep FINAD’ heet.
De functieomschrijving is fraai. Wie echter denkt dat de wereldwijde koepel van accountancyberoepsorganisaties huist in een van veel marmer en andere luxe attributen voorziene prestigetoren, heeft het mis. Zoals de beeldvorming over IFAC volgens Tophoff wel vaker afwijkt van de werkelijkheid.
Een kartonnen bordje bij de van hout en plastic voorziene toegangsdeuren aan de voet van het klassieke gebouw in het centrum van Manhattan biedt de bezoeker excuses voor de tijdelijk wat minder representatieve entree, die momenteel wordt verbouwd.
Maar ook de binnenkant van het op anderhalve etage gevestigde IFAC-kantoor ademt allerminst de sfeer van de in de haute finance gebruikelijke interieur-blingbling. Zo is er, behalve de naam van dat kamertje, weinig presidentieels aan de president's room waar Tophoff - voorzien van een opvallend sikje (“een tijdelijke zaak”) - ons ontvangt.
De ongeveer veertig mensen op het hoofdkantoor van IFAC werken in bescheiden cubicles. Het territoriumpje van Tophoff is even groot als dat van de anderen. Maar hij geniet wel het zeldzame voorrecht van twee ramen, van waaruit met enig strekken van nek de Chrysler-toren kan worden waargenomen - “het mooiste gebouw van de stad”.
‘Politiek correct’
Bijna twee jaar werkt Tophoff nu bij IFAC. Niet alleen het leven in New York - of liever vlak daarbuiten, want hij woont met zijn gezin vijftig minuten treinen ten noorden van de stad - maar ook het werk zelf bevalt hem buitengewoon goed.
Tophoff, in Nederland ooit bekend als lid van de kritische ‘bende van dertien’ rond hoogleraar Hans Blokdijk, hecht er aan om enkele hardnekkige zaken in de beeldvorming over IFAC te corrigeren.
Allereerst is daar het beeld van een door Amerikanen gedomineerd bolwerk. Naast Amerikaans en Nederlands bloed (van Tophoff zelf) stroomt er op het IFAC- hoofdkwartier onder andere ook Canadees, Engels, Zuid-Afrikaans, Russisch, Australisch, Nieuw-Zeelands, Pools en Frans bloed. Dus hoezo Amerikaans?
Maar inhoudelijk klopt het beeld al helemaal niet, stelt Tophoff: “Sterker, de nogal aan een rule based aanpak gehechte Amerikanen, regelen hun zaken nog steeds in belangrijke mate zelf. Dat we in Nederland via IFAC een Amerikaans systeem zouden krijgen opgelegd is gewoon niet waar.”
Ook het beeld dat de big four-kantoren een onevenredig zware stem zouden hebben in de regelgeving, is onjuist. “Onze directeur Ian Ball komt uit de publieke hoek en geeft alle ruimte voor een eigen geluid. En in bijvoorbeeld het Forum of Firms zitten behalve de big four nog pakweg twintig andere kantoren. Er zit hier zelfs iemand die speciaal toeziet op een, ik zou bijna zeggen, ‘zo politiek correct mogelijke’ representatie, ook op kantoor.”
Publiek belang
IFAC doet daarnaast veel moeite om via het bekende due process ook de externe stakeholders bij de activiteiten en regelgeving te betrekken. Daartoe is in 2005, in het kielzog van de bekende boekhoudschandalen, de Public Interest Oversight Board (PIOB) in het leven geroepen. “Ik merk in die bijna twee jaar dat ik hier zit dat er erg veel energie wordt gestoken om aan iedereen verantwoording af te leggen”, aldus Tophoff.
Het beeld dat men vanuit New York ‘top down’ regelgeving krijgt opgelegd klopt dus niet?
“Nee. Ik kan me die indruk bij sommige accountants in het veld overigens wel voorstellen, omdat iedereen druk is met zijn eigen dagelijkse beslommeringen. Maar er wordt alles aan gedaan om mensen er in een vroeg stadium bij te betrekken. Dat moet trouwens wel, want IFAC telt maar veertig vaste medewerkers. Besef overigens wel dat IFAC primair een samenwerkingsverband is van nationale instituten.
Kritiek op IFAC is dus in feite kritiek op die nationale instituten.” De basisactiviteiten van IFAC betreffen vier zaken: het formuleren van internationale controleregels (International Standards on Auditing, ISAs), de Code of Ethics (beroepsregels), educatie, en verslaggevingsregels voor de publieke sector (IPSAS). “Bij al deze onderwerpen worden ook het belang en de inbreng van stakeholders bewust naar binnen gehaald”, aldus Tophoff.
Zouden de controlestandaarden eigenlijk geen kwestie moeten zijn van accountants zelf?
“De ISA's zijn natuurlijk het gereedschap in de keuken, en je moet als accountant zeker zelf aan het roer blijven. Maar we moeten wel uitleggen aan het publiek hoe we dingen doen, en waarom. De controle moet voor gebruikers geen black box zijn, men moet kunnen vertrouwen op de uitkomst.”
Sectie meer ‘optuigen’
In zijn eigen dagelijks werk houdt Tophoff, die tijdens het gesprek enthousiast sabbelt aan een oer-Nederlandse salmiakknots, zich slechts indirect bezig met de vier genoemde zaken. Zijn portefeuille behelst immers specifiek de ‘accountants in business’. Samen met zijn collega Stathis Gould, die voorheen werkte voor het Engelse Chartered Institute of Management Accountants (CIMA), probeert Tophoff die sectie - waartoe (ook) internationaal de meeste accountants behoren - wat “meer op te tuigen”. Hij onderscheidt daarbij drie manieren. “Om te beginnen heeft IFAC in de paper Role and domain of professional accountants in business gedefinieerd hoe wij die groep zien. Een tweede pijler is het publiceren van informatie. Zoals onze informatiepapers, bijvoorbeeld over sustainability. Maar ook interviewseries met accountants in business, bijvoorbeeld over internal control en recentelijk de interviewbundel over hun rol bij middelgrote ondernemingen. Daar komen vervolgens key lessons uit. En die key lessons en good practices vormen, en dat is de derde pijler, weer de basis voor door ons te formuleren principles-based good practice guidance. Een concreet onderwerp is het evalueren en verbeteren van governance in organisaties.”
Financiële rapportageketen
Een belangrijk onderdeel van Tophoffs missie is om de raakvlakken tussen gebruikers, accountants in business (‘opstellers’), controlerende ‘auditors’ en andere deelnemers aan de financiële rapportageketen inhoudelijk duidelijker te integreren en gestalte te geven. “Het is al bijna een cliché, maar al die groepen moeten samenwerken om de financial reporting naar een hoger plan te brengen. Als je van een onderneming meer openheid wilt, dan moet het natuurlijk niet zo zijn dat die onderneming bij elke kleinigheid die in zo'n eerlijk verhaal naar buiten komt, een tik op de vingers krijgt. Als auditors zo maar meer informatie gaan verstrekken moet je dat afstemmen, alleen al omdat je anders zo wordt ge-sued. Afstemming tussen de betrokkenen is dus echt noodzakelijk.” Het onlangs uitgebrachte rapport Financial Reporting Supply Chain (gratis te downloaden van www.IFAC.org/FRSC), gebaseerd op een internationale enquête onder 341 betrokkenen en 25 interviews, is een recente vrucht van die werkzaamheden. “We hebben daarin onderzocht in hoeverre gebruikers, opstellers en auditors vinden dat de laatste vijf jaar de kwaliteit van financiële verslaggeving is verbeterd. Het blijkt dat men vindt dat de corporate governance, het financial reporting process en de audit inderdaad verbetert, maar tegelijkertijd dat de bruikbaarheid van de informatie niet is toegenomen. Met name de begrijpelijkheid laat te wensen over, vooral door de complexiteit.”
En nu?
“We werken nu aan een door de IFAC-board gevraagde follow up, onder voorzitterschap van CIMA-directeur Charles Tilly. Dat vervolg gaat allereerst over de highlights in het vorige rapport, en dan met name de aansluiting tussen de aanbevelingen en wat er verder gebeurt. Verder zijn we bezig met interviewseries met beleggers, opstellers en auditors over hoe de begrijpelijkheid en bruikbaarheid van financiële rapportages omhoog kan.
Daar zullen dan weer key lessons en good practice guidance uit voortkomen voor het opstellen van financiële rapportages van hoge kwaliteit.”
Enige fietser
Gevraagd naar wat we ons bij die guidance moeten voorstellen, noemt Tophoff twee principes. “Voor mij zou één principe moeten zijn dat je moet uitzoeken wie je lezers zijn. En principe twee is dat je uitzoekt wat bij die lezers de informatiebehoefte is om economische beslissingen te kunnen nemen, om daar vervolgens je informatieverstrekking op af te stemmen.”
Dat klinkt voor de hand liggend.
“Dat is het ook, het is evident. Maar goede principes moeten duidelijk zijn. Een goed principe is meestal een open deur. Maar die open deur werd tot dusver blijkbaar nog onvoldoende benut.”
Wanneer komt u weer terug naar Nederland?
Het antwoord daarop staat nog lang niet vast, zo blijkt. “Het bevalt ons hier uitstekend. We wonen buiten, midden in de bossen. In de winter skiën we elke week. De kinderen veramerikaniseren in hoog tempo. Wel is van belang of mijn vrouw, die in Nederland advocaat was, hier nu ook een werkvergunning krijgt, nu de kinderen wat groter zijn.
Naast de salmiakknotsen heeft Tophoff minstens één andere typisch Nederlandse gewoonte in ere gehouden. Als enige in zijn woonplaats fietst hij dagelijks naar het treinstation, 's ochtends een kwartier bergopwaarts. “Alle Amerikanen onderweg langs de route kennen me inmiddels, ze steken hun hand op. Bij het hele station staat sinds twee jaar precies één fiets. Die is van mij.”
Vincent Tophoff
Voordat Vincent Tophoff in september 2006 met vrouw en twee dochters van toen vijf en zeven naar New York vertrok, was hij ruim tien jaar mededirecteur van het met een partner opgerichte bureau Inte-q. Daar hield hij zich bezig met onder meer het uitlijnen van financieel-administratieve bedrijfsprocessen, het integreren van zorgsystemen in de bedrijfsvoering van ondernemingen, en de laatste jaren ook met het ondersteunen van Sarbanes-Oxley-projecten.
Daarnaast doceerde hij tien jaar lang controleleer/auditing aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
Voorafgaand aan die onderwijsbaan had hij weinig praktische controle-ervaring. Maar dat is inhoudelijk helemaal niet gek, benadrukt Tophoff. “Integendeel zelfs. Accountantscontrole is de enige sport waar je als scheidsrechter begint. Eigenlijk is dat heel raar, je zou daar moeten eindigen. Want juist mensen die zelf eerst gepokt en gemazeld zijn in het bedrijfsleven, zien sneller waar dingen eventueel mis zitten. Zo heb ik zelf pas echt ontdekt wat dubieuze debiteuren zijn, toen ik er als ondernemer zelf een had. De basis van controleleer vind je in het vak administratieve organisatie. Controleleer is de keerzijde van dezelfde medaille.”
Gerelateerd
Mark Vaessen benoemd als bestuurslid IFAC
Op 6 november is Mark Vaessen tijdens de jaarlijkse Council Meeting van de International Federation of Accountants (IFAC) verkozen als bestuurslid. Daarmee heeft...
Belangenbehartiger in Europa
In de reeks over instituties passeerden al eerder de Public Interest Oversight Board (PIOB) en The International Forum of Independent Audit Regulators (IFIAR) de...
Alan Johnson (IFAC): 'Publiek belang is goed voor aantrekkelijkheid beroep'
IFAC Deputy President Alan Johnson sprak met een delegatie van de NBA over internationale ontwikkelingen in en om het accountantsberoep. Hij is bezorgd over de aantrekkingskracht...
Arnold Schilder, IAASB-voorzitter 'in de verlenging'
De internationale audit standard setter voor het accountantsberoep, de IAASB, vergaderde medio maart in Amsterdam. Arnold Schilder is al tien jaar lang voorzitter...
NBA ondersteunt hervorming van internationale standard setting
Onlangs heeft de NBA gereageerd op het rapport van de Monitoring Group 'Stengthening the governance and oversight of the international audit-related standard-setting...