Magazine

Deloitte en Ahold 1: Niet rommelen met geheimhouding

Marcel Pheijffers oproep voor meer openheid door Deloitte in de Ahold-case is populistisch en ondoordacht vindt Jaap ten Wolde.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 1, 2006

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Jaap ten Wolde

In ‘de Accountant’ van juni 2006 komt Marcel Pheijffer met een stevig standpunt over de mate van openheid van Deloitte in de Ahold-zaak. Roger Dassen, als betrokken Ahold-accountant, dient Pheijffer duidelijk van repliek. De neutrale en immer scherpe Hans Blokdijk doet daar nog een deskundig plasje overheen. Pheijffer eindigt met een oproep aan zijn beroepsgenoten en dus ook aan mij. Ik voelde mij echter niet aangesproken: de uitslag was voor mij helder. My vote and ten points: vijf voor Blokdijk, vier voor Roger en één voor Pheijffer (voor zijn zorgvuldige huiswerk, niet voor zijn lied). Niemand reageert. De redactie van ‘de Accountant’ stimuleert enkele beroepsgenoten dat wel te doen. Nog 689 woorden ruimte.

Geheimhouding is een van de grondbeginselen van het accountantsberoep. Een beginsel dat vanaf het ontstaan van het beroep een kernrol speelt. In een tijd waarin de mensen nog geen telefoon en geen elektra hadden. Tijden zijn dramatisch veranderd. Misschien is het daarom goed om te evalueren of geheimhouding als beginsel over boord moet worden gegooid of in bepaalde situaties anders moet worden toegepast. Als we denken dat die evaluatie nuttig is al is het maar om te bevestigen dat geheimhouding ongewijzigd gehandhaafd moet blijven dan moeten we die evaluatie organiseren en doen. Maar laten we een aanpassing niet doen naar aanleiding van een incident. En laten we dat vooral niet doen bij een incident.

Het pleidooi van Pheijffer voor meer openheid door Deloitte vind ik populistisch en niet strategisch doordacht. Zijn argumenten zijn niet zwaarwegend. Populistisch: natuurlijk willen het brede publiek en de media meer openheid. Strategisch ondoordacht: zie hiervoor, kernbeginselen moeten nooit om en zeker niet bij incidenten gewijzigd worden.

Het argument van Pheijffer dat er reeds veel informatie op straat ligt is geen goed argument. Terecht stelt Dassen dat hij niet weet wat er al op straat ligt. Maar er zijn ook sterkere argumenten:

  • Als informatie door de accountant zou worden gegeven kan het publiek niet beoordelen of die informatie al eerder openbaar is gemaakt. Klapt de accountant nu uit de school?
  • En niet onbelangrijk was de reeds openbare informatie juist of waren het ondeskundige spinsels van een journalist over een klepel toen hij een klok hoorde? Of heeft de journalist gesproken met een gefrustreerde ceo die zijn eigen straatje schoon trachtte te houden? Of heeft hij iets gelezen van een OM dat met beperkte accountancykennis wil scoren?
  • Als de accountant met informatie komt, wordt dat ontvangen als ‘de waarheid’. Als later die ‘waarheid’ te dik blijkt aangezet of door een rechter anders wordt beoordeeld, raken we nog verder van de weg: accountants kunnen kennelijk, behalve fraude over het hoofd zien, ook nog liegen.

Laten deskundigen (tucht)rechters maar beoordelen welke informatie correct is en welke informatie via de openheid van de rechtspleging op straat kan komen. Rest voor Pheijffer slechts het argument van timing. Pheijffer wil als leraar met zijn leerlingen sneller kunnen kauwen, smullen en leren. Jammer, dat gaat even niet. Maar vertraging heeft ook zijn goede kanten: meer kans op perspectief, minder emotie, minder nieuwswaarde dus minder kans op ongenuanceerde krantenkoppen.

Pheijffer stelt dat ten minste over vaktechnische zaken zoals opzeggen opdracht bij integriteitbreuk, berekening van materialiteit door Deloitte openheid gegeven zou kunnen worden. In algemene zin is er voldoende literatuur over deze onderwerpen. Of Deloitte binnen de perken is gebleven, dat is de vraag. Maar je mag van Deloitte toch niet verwachten dat zij gezien de lopende en wellicht komende procedures over deze zaken publiekelijk gaat discussiëren? En met Blokdijk meen ik dat dat niet kan zonder openheid te geven over het handelen van de cliënt en zonder andere delen van het feitencomplex te geven.

Ten slotte nog een niet onbelangrijk punt: het beschikbaar stellen van de uitkomsten van het interne onderzoek bij Deloitte. Een rapport van een dergelijk onderzoek moet nooit openbaar gemaakt kunnen worden. Als het niet openbaar maken bereikt kan worden door het opdragen van een gevoelig intern onderzoek aan advocaten met verschoningsrecht: het zij zo. Het doel niet openbaar maken heiligt het middel (advocaten zijn immers niet de meest ervaren en deskundige onderzoekers). Organisaties moeten onbespied en beschermd aan zelfonderzoek kunnen doen. Dat stimuleert zelfonderzoek en reflectie. Dat vergroot weer het aantal genezingen. Het risico van openbaarmaking zal de wens naar het doen van interne onderzoeken smoren. De raad van bestuur van ABN AMRO heeft ooit door een accountant een intern onderzoek laten doen naar de bekende Sarphatistraatfraude: om er zelf van te leren. Niet voorzien was dat het onderzoeksresultaat ooit openbaar zou worden. Het werd echter wel openbaar: accountants hebben geen verschoningsrecht. Met het opvragen van dat rapport door het OM werd het paard achter de wagen gespannen. Directies en toezichthouders bedenken zich nu wel twee keer voordat zij zo'n onderzoek laten verrichten.

Dan maar niet leren. Dan maar geen genezing. Of een advocaat, versterkt met een door hem ingehuurde accountantonderzoeker, dat onderzoek laten doen.

Noot
Jaap ten Wolde is gepensioneerd partner van KPMG en geassocieerd met het Instituut Financieel Onderzoek (IFO).

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.