Magazine

'Toelatingscriteria moeten ruimer'

In de vorige 'de Accountant' (pagina 55) bepleitte Vincent Tophoff de 'Britse oplossing' voor de te lage instroom in het beroep: het toelaten van studenten met een andere vooropleiding. "Een kritisch-analytische geest leer je makkelijker boekhouden dan je een boekhouder leert kritisch-analytisch te zijn." Vijf prominenten uit accountancy en accountancyopleiding reageren.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 1, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Gert Karreman is oud-directeur onderwijs bij het NIVRA. Tegenwoordig is hij betrokken bij internationaal onderzoek naar het accountancyonderwijs. Ook is hij lid van de Nederlandse delegatie bij het internationale harmoniseringsoverleg (common content-project).

Karreman: “Ik ben voorstander van een bredere toelating van studenten tot de accountantsopleiding. Maar de oplossing van Tophoff vind ik iets te eenvoudig. Ik hoor hem niets zeggen over het feit dat de International Education Standards van de IFAC (International Federation of Accountants) voorschrijven dat studenten in een breed vakkenpakket worden onderwezen. Ik neem toch niet aan dat Tophoff vindt dat die standards op de helling moeten?”

Ander daglicht

Toch is Karreman voorstander van het laten instromen van studenten die geen bedrijfseconomische opleiding hebben gevolgd tot de accountancystudie. “Als ik zou moeten beslissen over het aannemen van nieuwe medewerkers, dan maakt het mij niet veel uit wat voor vooropleiding iemand heeft. Ik zou zeker een goede IT’er aanstellen die kritisch analytisch kan denken maar minder bedreven is in boekhouden. Want vergeet niet dat boekhouden slechts een klein onderdeel van de accountancy uitmaakt. Daar komt nog bij dat tegenwoordig elke accountant zich na zijn studie voortdurend verder schoolt. Dat plaatst het stellen van te stringente eisen aan de beginopleiding natuurlijk in een heel ander daglicht.”

Input en output

Roger Dassen, voorzitter van Deloitte, en deeltijdhoogleraar aan de Vrije Universiteit, vindt voldoende aanleg minstens even belangrijk als een diploma met de juiste studievakken. Wel plaatst hij een opmerking. “Uiteindelijk gaat het om de kwaliteitsbewaking van de opleiding. Ik denk dat we dat anders moeten regelen dan tot nu toe. We leggen nu een heel zwaar accent op de input: welke kennis heeft iemand aan het begin van de opleiding? Misschien moeten we daar minder de nadruk op leggen. Wat mij betreft moeten de drie hoofdvakken externe verslaggeving, bestuurlijke informatievoorziening-administratieve organisatie en accountantscontrole verplicht zijn. Maar over het andere valt te praten tijdens een intake-gesprek. In ruil daarvoor moeten we veel sterker op de output sturen: welke competenties heeft een accountant vergaard aan het eind van zijn studie? De manier waarop hij dat doet, wordt dan minder belangrijk.”

Afhaken

Dassen plaatst wel enige vraagtekens bij het door Vincent Tophoff zo bejubelde Engelse systeem. “Ik ben benieuwd hoeveel accountants in Engeland gedurende het eerste jaar van hun loopbaan teleurgesteld afhaken omdat het vak niets voor hen blijkt te zijn. Ik denk dat dit percentage beduidend hoger ligt dan in Nederland. Dat is de keerzijde van het feit dat iedereen met ongeacht welke academische studie de opleiding tot accountant kan volgen.”

De voorzitter van Deloitte lanceert nog een concrete suggestie om wat aan het tekort aan accountants in Nederland te doen. “De afgelopen jaren is het aantal afgestudeerde accountants afgenomen. Het aantal bedrijfskundigen is daarentegen toegenomen. Dat is een groep die doorgaans over een kritisch-analytische geest beschikt. Wat ligt er meer voor de hand om hen voor ons vak te interesseren?”

Waslijst

Volgens Harold Hassink, hoogleraar auditing aan de Universiteit Maastricht, is het goed als de opleidingen eens in de spiegel kijken. “In de jaren zeventig en tachtig kozen de beste studenten voor de opleiding accountancy. Het stond bekend als een zware opleiding en het diploma gold als kwaliteitskeurmerk. Tegenwoordig kiezen veel getalenteerde studenten voor financiering of organisatie. Zij komen vervolgens terecht in het bankwezen, bij multinationals of internationale organisatieadviesbureaus. Als ze later alsnog voor een accountantskantoor kiezen, krijgen ze een waslijst aan deficiënties voor vakken als boekhouden en financiële rekenkunde.”

Beroepsopleiding

Hassink denkt dat de studie accountancy minder populair is geworden omdat het te veel een beroepsopleiding is. “De beroepswereld drukt van oudsher een stevig stempel op het studieprogramma. Dit komt doordat veel docenten in de postdoctorale programma’s op de eerste plaats accountant zijn. Vooral in het postdoctorale deel van de opleiding is er veel aandacht voor wet- en regelgeving, maar is er weinig tijd voor reflectie. Het wetenschappelijk gehalte van de opleiding kan best zwaarder aangezet worden. De recente invoering van de bachelor/master-structuur was voor veel opleidingen aanleiding om eens goed naar het curriculum te kijken. Er zijn wel verbeteringen maar we zijn er nog niet. In dit verband is er bijvoorbeeld nog veel te winnen bij een betere positionering van de theoretische opleiding ten opzichte van de praktijkstage.”

Facultatief

De laatste reactie is van Marcel Pheijffer, directeur van NIVRA-Nyenrode. Hij vindt de ideeën van Tophoff sympathiek. “Ik herken de problemen die hij schetst maar al te zeer. Want ik kan als lid van de vrijstellingscommissie soms een verzoek tot vrijstelling van een student niet honoreren omdat de regels van het Examenbureau dat niet toestaan. Dit terwijl ik het gevoel heb dat hij de opleiding best succesvol zou kunnen afronden zonder het volgen van alle inleidende en ondersteunende vakken.”

Pheijffer heeft wel een suggestie om het instroombeleid op een andere manier te versoepelen. “Ik pleit voor een intake-gesprek voor de niet-standaardgevallen waarover Vincent Tophoff spreekt. Naar aanleiding van dat gesprek en ondersteunende bewijsstukken kan een studieadvies worden verstrekt waarin het opleidingsinstituut aangeeft welke inleidende of ondersteunende vakken facultatief gevolgd zouden kunnen worden.”

Agrarische achtergrond

“Het is dan de keuze en het risico van de student deze vakken al dan niet te volgen”, stelt Pheijffer. “Voor mij is het evident dat de hoofdvakken die op basis van internationale regelgeving gevolgd moeten worden, nimmer onder een facultatieve regeling kunnen vallen.”

Pheijffer heeft overigens twijfels of verruiming van de toelatingseisen de toeloop tot het vak enorm zal vergroten. “Ik verwacht dat de instroom van ingenieurs, gepromoveerde wiskundigen of financieel directeuren met agrarische achtergrond, om de voorbeelden van Tophoff letterlijk aan te halen, gering zal zijn. Het is beter om potentiële studenten, met name degenen met financieel-economische affiniteit, te wijzen op de mooie kanten van het accountantsberoep en de uitstekende carrière- en salarismogelijkheden.”

Competenties

Tot zo ver de reacties op het opinieartikel van Vincent Tophoff. De schrijver zelf krijgt het laatste woord. “Ook ik ben voorstander van de International Education Standards van de IFAC. Omdat de standards uitgaan van competenties. Competenties zijn een combinatie van kennis en kunde. Natuurlijk moet een accountant een forse portie kennis bezitten om competent te kunnen opereren. Maar zich snel nieuwe kennis eigen kunnen maken is mogelijk nog belangrijker. En daar voorziet de Nederlandse opleiding onvoldoende in. Een mooi voorbeeld is dat veel accountants zich zeer verdienstelijk met belastingadvies bezighouden terwijl dit in de opleiding marginaal aan de orde komt. Deze competentie hebben ze dus grotendeels zelfstandig verworven.”

Trechtermodel

Tophoff pleit voor het ‘trechtermodel’. “We moeten naar een systeem waarbij zoveel mogelijk mensen die met een academische titel hebben aangetoond kritisch-analytisch te kunnen denken met een kopstudie accountancy door de trechter worden getrokken. In dat model moeten inderdaad de vakken externe verslaggeving, bestuurlijke informatievoorziening-administratieve organisatie en accountantscontrole verplicht worden gesteld. Het trechtermodel is heel wat breder dan het tunnelmodel zoals dat nu bestaat. Dat leidt ertoe dat als je aan het begin van je opleiding de ingang hebt gemist, je eerst weer helemaal terug moet.”

Pilots?

Over de kritiek dat door de instroom uit andere vakdisciplines het aantal afhakers tijdens de studie wel eens kan toenemen, zegt Tophoff: “Een smalle instroom leidt tot een nog smallere uitstroom. En we willen juist meer accountants hebben! Mijn voorstel beoogt een forse toename van het aantal afgestudeerden die als individu voldoen aan de internationale eisen en als team nog sterker kunnen opereren omdat zij een probleem vanuit hun verschillende achtergrond kunnen benaderen.”

Tophoff constateert tevreden dat zijn ideeën ondanks de nodige kanttekeningen op veel instemming kunnen rekenen. “Maar als iedereen het met mij eens is, wordt het dan niet hoog tijd om in Nederland een aantal pilots te starten?”

NIVRA wil voortrekkersrol vervullen bij discussie

Gert Smit, directeur van het NIVRA, juicht het toe als beroepsbeoefenaren van tijd tot tijd nadenken over de opleiding. “Welke eisen worden er gesteld, zijn die terecht, waar schiet de opleiding te kort, waar schieten we door? In de praktijk zie je dat iedereen nog steeds accountants aanneemt met een volledige academische studie. Maar is dat wel nodig voor het gros van de werkzaamheden? Dat zijn toch standaardactiviteiten: cijfers controleren, een jaarrekening opstellen. Daar heb je geen academisch geschoolde RA’s en AA’s voor nodig. Dan kun je volstaan met mensen die ‘mavo of havo’ hebben gevolgd plus een specifieke beroepsopleiding voor het vak. Voor die werkzaamheden waarbij de accountant veel meer een analyserende rol vervult, moet de academische studie worden gehandhaafd.”

Smit wil graag een voortrekkersrol spelen bij de discussie over de inhoud van het vak. “Ik zie het als uitdaging voor het NIVRA om een discussie in gang te zetten over het beroep, waarbij we in het kader van het common content-project (zie ‘de Accountant’, september 2002, april 2004 en maart 2005) ook zeker naar de ontwikkelingen in het buitenland moeten kijken.”

Toelatingseisen in Engeland

In Engeland en Wales kan iedereen die een bachelor-titel heeft zich aanmelden voor de opleiding tot Associate Chartered Accountant (ACA), de Engelse pendant van de RA. Voor alle duidelijkheid: het maakt niet uit in welke studierichting de bachelor gehaald is. Het ontbreken van eisen ten aanzien van de academische vooropleiding leidt voor Nederlandse begrippen tot ongekende gevolgen. Slechts vier procent (!) van alle studenten die zich voor de opleiding tot ACA aanmelden, heeft namelijk een bachelor in accountancy.

De ACA-opleiding bestaat uit een combinatie van theorie en praktijk gedurende drie jaar. Studenten die een universitaire opleiding accountancy hebben gevolgd, kunnen voor bepaalde onderdelen van de ACA-opleiding vrijstelling krijgen. Het is niet nodig om voor het volgen van de laatste stage eerst alle examens te hebben afgelegd.

Adrie Boxmeer is journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.