IASB, preferente aandelen en solvabiliteit
Volgens recente regelgeving van de IASB worden preferente aandelen voortaan tot het vreemd vermogen gerekend. Volgens Joost Groeneveld geeft dit een onjuist beeld van solvabiliteit. Met zulke ‘eigen’ regels raakt accountancy geïsoleerd van de andere partijen in het bedrijfsleven.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 1, 2004
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Joost Groeneveld
Voor beoordeling van de solvabiliteit van ondernemingen aan de hand van balansratio’s zal de nieuwe regel grote gevolgen hebben. De verhuizing van preferente aandelen van eigen naar vreemd vermogen is namelijk een tweesnijdend zwaard: minder eigen en evenveel meer vreemd vermogen zal de desbetreffende ratio’s zowel aan de kant van de ‘teller’ als aan de kant van de ‘noemer’ negatief beïnvloeden. Die verhuizing zou terecht zijn als preferente aandelen ook wezenlijk vreemd vermogen ‘zijn’. Dat laatste hangt natuurlijk af van het criterium dat wordt gebruikt.
Een indeling van preferente aandelen als eigen vermogen zal door velen altijd als min of meer vanzelfsprekend zijn ervaren. Voor mij zou bij die opvatting als onderliggend criterium gelden dat het preferent te betalen dividend wel degelijk resultaatafhankelijk is. Ook het feit dat gewone preferente aandelen betrekking hebben op permanent ter beschikking gesteld vermogen, moet er volgens mij toe leiden dat preferente aandelen bij het eigen vermogen horen. Hiertegenover stelt de IASB als indelingscriterium dat vermogen waarbij het bedrijf niet de vrije keuze heeft om er een vergoeding over te betalen, tot het vreemd vermogen moet worden gerekend. Bij preferente aandelen bestaat bijna altijd de verplichting om bij winst dividend uit te keren. Dus horen voortaan volgens de IASB preferente aandelen tot het vreemd vermogen.
Solvabiliteit wordt gemeten aan de hand van ratio’s, die aangeven in hoeverre de onderneming in staat is haar langetermijnverplichtingen aan vreemdvermogensverschaffers na te komen. Volgens de nieuwe IASB-rubricering behoren preferente aandelen dus tot de verplichtingen die de onderneming op lange termijn moet kunnen nakomen. Maar welke verplichtingen zijn dat dan? Die van te betalen dividenden die pas moeten worden betaald nadat de onderneming daarvoor genoeg winst heeft gemaakt en die daaraan voorafgaande, dus op dit moment, nog geen verplichtingen zijn? En hebben preferente aandeelhouders zelf het idee dat zij hun geld als vreemd vermogen ter beschikking hebben gesteld? Wat mij betreft is het antwoord hierop ontkennend.
Duffhues heeft geschreven dat ‘… preferente aandelen zeker geen gewone aandelen (zijn). Van een positie als schuldenaar is evenmin sprake. Preferente aandelen nemen dan ook een geheel eigen plaats in naast gewone aandelen en gewone schuldinstrumenten’. Nadat hij heeft vastgesteld dat ‘… eigen vermogen zelf het preferente vermogen in zich sluit …’ luidt zijn conclusie dat ‘… preferente aandelen een overgangsvorm zijn tussen gewone aandelen en gewone leningen, niet tussen eigen en vreemd vermogen. … Eigen vermogen is immers een verzamelterm van risicodragende financieringsinstrumenten’. (1)
Met haar nieuwe regel sluit de IASB niet aan op een economische benadering zoals bij Duffhues en verlaat de IASB het vertrouwde pad waarbij generaties van accountants hun goedkeurende verklaringen hebben gegeven. Op dit onderdeel zouden, naar ik aanneem, jaarrekeningen uit het oude regime nu niet meer worden goedgekeurd. Zou ik als controlerend accountant kans maken bijvoorbeeld bij de Ondernemingskamer met succes weg te komen als ik toch ook nu nog een goedkeurende verklaring gaf bij een jaarrekening met de preferente aandelen onder het eigen vermogen? Moeten bij vergelijkbare cijfers de jaarrekeningen van voorafgaande jaren worden herzien? Zouden bankiers met terugwerkende kracht kunnen stellen dat de geëiste solvabiliteitslimiet niet is gehaald en mogen zij nu hun krediet alsnog opzeggen?
Een stelselwijziging zou een stelselverbetering moeten zijn. Ik begrijp het belang niet dat met deze herziening is gediend. En als dat belang er is, zou het moeten worden afgewogen tegen de belangen die nu worden geschaad. Ergernis en onbegrip zullen het gevolg zijn. De jaarrekening is een document waarmee de ondernemingsleiding verantwoording aflegt. Lukt dat met de nieuwe regel beter?
De IASB slaat, onder andere met de toepassingen van fair value, voor financial accounting de richting in van economie. Nu wordt dat pad weer verlaten voor het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen. Een jaarrekening die niet-bestaande verplichtingen onder het vreemd vermogen rubriceert, geeft een onjuist, gedeflatteerd en niet-getrouw beeld. Verklaringen van getrouwheid zullen zijn gebaseerd op de definitie die IASB daarvan geeft. Deze toepassing zal echter beperkt zijn tot alleen de jaarrekening. Buiten dat kader zullen financiers en economen hun eigen begrippen hanteren. Voor zover een jaarrekening ons kan informeren over solvabiliteit, zijn we met deze maatregel een stapje achterop geraakt.
Noot
Joost Groeneveld is directeur Wingman Business Valuators BV, Dordrecht/Leidschendam.
(1) Duffhues, P.J.W., Preferente aandelen en de financieringstheorie, in: Preferente aandelen uit de schaduw, P.W. Moerland, en P.J.W. Duffhues, (red.), Kluwer, Deventer, 2003.