Magazine

Veranderen de Grote Vier?

Anderhalf jaar lang negatieve publiciteit over verslaggeving, fraude en controle liet de accountantsbranche niet onberoerd. Het NIVRA lanceerde nieuwe richtlijnen op het gebied van onafhankelijkheid en fraude. Hoe ver zijn de ‘grote vier’ in Nederland met de implementatie hiervan? Een inventarisatie.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 1, 2003

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Lieuwe Koopmans

“Het was niet leuk. Het beroep kreeg door alle publiciteit rond Enron, Ahold en de bouwfraude een deuk in het imago”, zo blikt Chris Westerman, tot 1 juli 2003 directeur Accountancy bij Ernst & Young, terug op de tumultueuze periode waarin accountants van alle kanten onder vuur werden genomen. Westerman ziet dat zich in de beeldvorming bij het publiek een verschuiving heeft voorgedaan: “De rol van de accountant staat, anders dan vroeger, duidelijk in de schijnwerpers.”

Volgens Ben van der Veer, bestuursvoorzitter van KPMG, speelt daarnaast nog een ander element mee: “Onze externe communicatie was de afgelopen jaren onvoldoende. De intern gehanteerde waarden en procedures hadden we eigenlijk al veel eerder naar buiten mogen uitdragen. We moeten wat dat betreft de hand in eigen boezem steken en nu meedoen aan de publieke discussie.”

Nieuwe ‘mindset’

De vraag van buiten om meer transparantie en een opener houding vraagt om een andere ‘mindset’, in het bijzonder omtrent de kwestie van de onafhankelijkheid, denkt Roger Dassen, directeur Accounting & Auditing bij Deloitte & Touche. “En dat veranderen is moeilijk. Medewerkers vragen zich af: ‘Ik ben toch onafhankelijk? Door die discussie ga ik toch niet minder controleren?’ Dat proces van bewustwording krijgt onder meer vorm in de nieuwe NIVRA-richtlijnen die we nu implementeren. Maar daarnaast geven we onze medewerkers een specifieke guidance om de in mijn beleving toch redelijk conceptuele regels concreter te maken.”

Ook de andere drie accountantsorganisaties geven aan intensiever aan de slag te zijn gegaan met de interne communicatie naar medewerkers. Zo verspreidden PricewaterhouseCoopers en KPMG intern toegankelijk geschreven boeken, waarin helder wordt geschetst wat de normen en procedures zijn, waar het in de controle écht op aan komt, en op welke manier de accountant aan het proces van verslaggeving nieuwe impulsen kan geven om het vertrouwen van gebruikers van jaarrekeningen terug te winnen. Ook wordt extra aandacht besteed aan trainingen en discussiebijeenkomsten.

Ruud Dekkers, lid van de raad van bestuur en voorzitter van de accountantsberoepsgroep van PricewaterhouseCoopers, geeft als voorbeeld dat medewerkers dilemmatrainingen krijgen die met name ingaan op ethische zaken.

Chris Westerman: “Grote aandacht blijft uitgaan naar de kwaliteit van de dienstverlening. Goed is niet goed genoeg. Zo moeten alle werknemers periodiek verplicht een RAC-test (Richtlijnen van de Accountantscontrole) doorlopen. Ook een web-based-test met aandacht voor onafhankelijkheidsaspecten is voor iedereen verplicht.”

Intensiveringen

Worden ook de interne processen doorgelicht op kwaliteit? Volgens Gert van Essen, directeur Risk Management bij KPMG, is er op dit gebied geen behoefte aan extra inspanning. “Wat kwaliteit betreft is er weinig veranderd; die was en is goed. We doen gewoon de normale reviews en zetten niet op basis van enkele incidenten de boel op stelten. Wel zet de discussie aan tot het geven van meer praktische voorbeelden over ethische items.”

Ruud Dekkers zag wel aanleiding tot intensiveringen: “Binnen PricewaterhouseCoopers wordt al intensief gekeken naar alle zaken die met kwaliteit en risk te maken hebben. Er was dan ook geen aanleiding de controlemethodes en procedures aan te passen. Wel vinden in bepaalde situaties nog gerichtere reviews op quality en risk plaats.”

Chris Westerman: “Bij Ernst & Young beoordeelt een onafhankelijke review-partner, die geen deel uitmaakt van het controleteam, de uitvoer van controleopdrachten en of de interne en externe regelgeving daarbij in acht worden genomen.”

Risicovolle klanten

De risicoanalyse speelt een belangrijke rol in de houding van de accountantsorganisatie naar de klant. Op basis van een set risicofactoren krijgt de klant een rating en naarmate de rating verslechtert, neemt het risico voor de accountant toe en wordt de bereidheid tot dienstverlening een onderwerp van discussie.

Een van de factoren die altijd worden meegewogen betreft de beloningswijze van het management, zeker wanneer deze deels resultaatsafhankelijk is gemaakt. “Dat er nu veel ophef over de beloning is ontstaan laat onverlet dat wij daar al heel lang naar kijken; het is niks nieuws”, stelt Gert van Essen.

Roger Dassen: “Soms kan de beloningswijze drijvend zijn in onze risicoclassificatie. Het kan een indicatie zijn om nog grondiger te controleren, bijvoorbeeld bij de post voorzieningen.”

Wanneer het risicoprofiel van een klant te ongunstig wordt, kan dat aanleiding zijn om met hem te breken. Dekkers: “Intern hanteren we een client selectivity-beleid. Het kan voorkomen dat we afscheid nemen wanneer een cliënt niet voldoet aan criteria op het gebied van integriteit, wanneer een zeer agressieve boekhoudmethode wordt gehanteerd waarmee wij ons niet kunnen verenigen, of wanneer bij de klant de interne huishouding niet adequaat op orde wordt gebracht.”

Ben van der Veer is het hiermee eens: “Wel gaat er aan de beslissing tot breuk een intensieve discussie met de directie vooraf, maar soms moet je vaststellen dat het risico voor de eigen accountantsorganisatie te groot is. Je hebt per slot van rekening ook een eigen imago te bewaken.”

Non-audit-diensten

Een van de meest in het oog springende kwesties in de controleaanpak betreft de onafhankelijkheid. Sinds begin dit jaar dienen de accountantsorganisaties te voldoen aan de NIVRA-richtlijnen op dit gebied. Drie van de grote vier - KPMG, Ernst & Young en PricewaterhouseCoopers - hebben inmiddels hun diensten voor consultancy en interim-management afgestoten; activiteiten die zich volgens de drie betrokkenen absoluut niet verenigen met een zuivere kijk op onafhankelijkheid.

Hoe wordt omgegaan met de adviesdiensten die nog wel worden aangeboden?

Ruud Dekkers: “Als je kijkt naar wat wel en niet mag dan moet je het begrip assurance breed trekken. Nauw verwante activiteiten zijn bijvoorbeeld risk management, due dilligence en belastingadvies. Gerelateerd aan de daadwerkelijke audit zijn deze diensten aanvullend en acceptabel, hoewel je wel moet uitkijken met agressieve (belasting)constructies.”

Westerman, Van der Veer en Dassen delen deze mening. Wel is er verschil van inzicht over corporate finance-diensten als valuation en actuariaat. Ernst & Young ziet het als audit-gerelateerd, terwijl PricewaterhouseCoopers ze ziet als diensten die in het SEC-segment alleen aan non-audit-cliënten mogen worden aangeboden. Op de ‘verboden lijst’ plaatsen PricewaterhouseCoopers, Ernst & Young en KPMG het verrichten van administratieve diensten, zoals loonadministratie. Bij Deloitte & Toche is dit alleen verboden bij public interest entities.

De indeling in ‘goed’ en ‘fout’ is echter lang niet altijd gemakkelijk te trekken. Van der Veer: “Gebieden waar deze categorisering lastig is, zijn bijvoorbeeld dienstverlening voor implementatie van de IFRS-richtlijnen bij ondernemingen en, heel specifiek, van de Basel II-richtlijnen bij financiële instellingen. Geen geval is dan gelijk en per geval zal KPMG dan moeten bewijzen dat ze onafhankelijk is.”

Verder wijst zowel Van der Veer als Dassen er op dat ook de wens van de klant in dit afwegingsproces een rol speelt. Dassen: “Klanten zijn vaak kritischer dan de regels. Ze hebben zelf ook te maken met allerlei regels, zoals de Sarbanes-Oxley-wet en willen op dit vlak geen gedonder.”

Roulatieplicht

Alle vier accountantsorganisaties geven aan dat de richtlijnen omtrent de roulatieplicht - vervanging van de partner om de zeven jaar - grotendeels zijn geïmplementeerd en dat ze begin 2005 volledig over zijn geschakeld op deze werkwijze.

“Het heeft vooral organisatorische gevolgen”, denken Ruud Vergoossen, directeur Assurance & Accounting bij Vaktechniek van Ernst & Young, en Gert van Essen (KPMG). “Het gaat erom om een balans te vinden tussen enerzijds het uitvoeren van deze maatregel en anderzijds het op peil houden van de kennis binnen een controleteam. Je moet daarom slim rouleren, door niet alle partners tegelijkertijd van een klant te halen. Beter is het om iedere drie jaar één van het team te vervangen, waardoor de continuïteit van het team gewaarborgd blijft. Van Essen: “Zie het als een dakpansgewijze constructie, dat is de meest pragmatische manier om ermee om te gaan.”

Opvallend is dat de accountants de roulatieplicht vooral zien als een ‘perceptiemaatregel’. Vergoossen: “Ik kan het niet anders categoriseren. Ten aanzien van de kwaliteit van de controle schat ik in dat het nauwelijks enig effect zal hebben.”

Roger Dassen is het met Vergoossen eens maar ziet toch ook dat het in sommige gevallen wel gewenst is: “Wanneer iemand vijftien jaar op dezelfde audit-klant zit, dan zijn de scherpste kantjes er wel vanaf. Vervanging kan dan nieuwe impulsen geven.”

Fraude

Het actief speuren naar fraude zien drie van de vier - KPMG, Ernst & Young en PricewaterhouseCoopers - organisaties niet als een directe verantwoordelijkheid, ondanks de commotie die de parlementaire enquête naar de bouwfraude heeft losgemaakt.

Ruud Dekkers: “Op basis van de huidige regelgeving zijn we hier niet voor verantwoordelijk. Wel is het zo dat, wanneer je een vermoeden van fraude hebt, je de directie en/of raad van commissarissen waarschuwt en het geval mogelijk onderzoekt. Alleen in ernstige gevallen of indien niets met onze opmerkingen wordt gedaan, geef je het door aan het Fraude Meldpunt, dat er in mijn optiek vervolgens te weinig mee doet. Ook tijdens onze jaarlijkse bespreking met het management neemt fraude een belangrijke plaats op de agenda in.”

Ernst & Young is evenmin actief op zoek naar fraude, maar Westerman geeft wel aan dat er op basis van de frauderichtlijnen van het NIVRA binnen de controleteams nu meer aandacht is voor dit onderwerp. “Aan de hand van een uitgebreide lijst van frauderisicofactoren moet vooraf een inschatting worden gemaakt van het frauderisico. De planning en de uitvoering van de controle moeten vervolgens daarop worden toegesneden.”

Forensische accountants

Gert van Essen: “Ook wij speuren niet actief naar fraude. Wel krijgt bij de normale audit het fraudebegrip een nieuwe plek op basis van de ISA 240, wat momenteel wordt geïmplementeerd bij de controleteams. Bij concrete aanwijzingen voor fraude schakelen we forensische specialisten in, waarbij we overigens de richtlijnen van het NIVRA volgen. We vinden het bij KPMG verbazend dat volgens de aanbevelingen van de enquêtecommissie audit en forensic accounting strikt gescheiden moeten blijven. We zijn het daar volstrekt mee oneens. Gelukkig is de discussie hierover nog gaande en het kan derhalve nog worden bijgetrokken.”

Roger Dassen (Deloitte & Touche) ziet het wel degelijk als zijn verantwoordelijkheid en plicht om materiële fraude te vinden. “Dat is de essentie van wat de parlementaire enquêtecommissie naar voren bracht, namelijk dat het niet goed is dat accountants hun kop in het zand staken bij duidelijke signalen van fraude.”

Audit-commissie

Een onderwerp dat vooral door de corporate governance-discussie werd aangezwengeld betrof de instelling van een audit-commissie door de raad van commissarissen van een onderneming. Deze commissie, veelal bestaande uit enkele commissarissen, specialiseert zich op het financiële toezicht op de onderneming en heeft vanuit die functie ook contact met de externe accountant. Bij voorkeur zou de externe accountant door deze commissie benoemd moeten worden en niet door de directie van de onderneming en is het gewenst dat de accountant gesprekken voert met deze commissie ook zonder de aanwezigheid van de directie. Dit alles om onafhankelijk toezicht, zowel door de commissarissen als de externe accountant, te bevorderen.

Hoe ver zijn Nederlandse ondernemingen met dit proces? Hierover verschillen de accountantsorganisaties van mening.

Chris Westerman: “De audit-commissie is in mijn beleving, met uitzondering van de grote beursgenoteerde ondernemingen, nog niet echt ingeburgerd, hoewel ik wel steeds meer bedrijven ertoe zie overgaan.” Ben van der Veer en Ruud Dekkers signaleren dat veel van hun klanten, met name beursgenoteerde ondernemingen, inmiddels een audit-commissie hebben ingesteld.

Gewenning

Alle vier zijn het erover eens dat de samenwerking tussen de commissarissen dan wel de audit-commissie en de externe accountant aan het veranderen is. Westerman: “De relatie wordt steeds intensiever en er is meer contact. Steeds meer raden van commissarissen zijn betrokken bij de benoeming van de accountant. Het is echter nog steeds ongebruikelijk dat er zonder aanwezigheid van de directie met de commissarissen vergaderd wordt.”

Volgens Roger Dassen is dit te wijten aan de commissarissen: “Zij moeten het initiatief nemen tot vergaderen zonder directie. Het gebeurt nu nog veel te weinig; het is ook een kwestie van gewenning. We komen op dit vlak in Nederland van ver.”

Evenals Dekkers maakt Van der Veer met zijn klanten mee dat het op een pragmatische manier wordt opgelost: “Na een gezamenlijke vergadering van directie, commissarissen en accountant, verlaat de directie de zaal en kunnen commissarissen verder vergaderen met de accountant.”

Interne accountant

Een andere belangrijke schakel in de corporate governance-keten betreft de rol van de interne accountant. Deze verricht binnen de onderneming met name de operational en in sommige gevallen ook financial audit. In hoeverre werken externe accountants met de interne accountant samen?

Ruud Dekkers: “Wij vinden dat we nooit de functie van de interne accountant mogen overnemen. Alleen bij bedrijven waar we niet de externe accountant zijn, kunnen we menskracht en kennis leveren, maar ook hier nemen we het management van de afdeling niet over.”

Ook Ruud Vergoossen en Ben van der Veer kijken op deze manier naar de materie. Van der Veer: “Je moet heel erg opletten dat je niet jezelf controleert, dat kan echt niet. Deze dienst mag dus alleen worden geleverd aan een non-audit-klant.”

Roger Dassen: “Het is onaanvaardbaar als de externe accountant de scope van de interne audit gaat bepalen. Dat is een taak van het management, dat moet bepalen wat er gecontroleerd wordt.”

Toekomst

De inventarisatie geeft aan dat de accountantsorganisaties zich meer bewust worden hoe indringend de buitenwereld naar de branche kijkt. Door aanpassingen in de organisatie of de te volgen controleprocedures wordt gehoor gegeven aan zowel de nieuwe richtlijnen van het NIVRA als aan de roep om meer helderheid in het corporate governance-debat. Daarnaast merken de accountantsorganisaties dat klanten zélf ook behoefte hebben aan duidelijkheid en in dit verband waarde hechten aan hun reputatie.

“Dat biedt veel mogelijkheden voor de toekomst”, denkt Ben van der Veer. “Naar aanleiding van alle maatregelen zijn er weliswaar beperkingen in de dienstverlening van de accountants aangebracht, maar er kunnen ook nog heel veel zaken wel. Het vak blijft nog steeds leuk.”

Getrouw beeld?

Na de boekhoudschandalen bij onder meer Enron kreeg het vertrouwen van de financiële markten in de accountantsverklaring een forse knauw. Is er wel altijd sprake van een getrouw beeld en zo ja, wat is dat dan? Ruud Dekkers (PricewaterhouseCoopers) vindt dat er sprake is van een grijs vlak. “De regelgeving is namelijk onderdeel van het probleem. Wij worden in onze besprekingen met onze cliënten gehinderd door het gegeven dat de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving geen wettelijke status hebben. Daardoor ontstaat er discussie aan welke normen men moet voldoen. Let in dit verband op goodwill, die volgens de wet nog steeds van het eigen vermogen kan worden afgeschreven en volgens de richtlijnen niet. We streven naar het weergeven volgens de bedrijfseconomische werkelijkheid en zijn daarom ook voorstander van invoering van IFRS.”

Ruud Vergoossen (Ernst & Young) geeft aan dat de invoering van IFRS in Nederland gepaard zal moeten gaan met een ‘cultuuromslag’. “Sinds jaar en dag is de liberale benadering, waarbij het getrouwe beeld en niet zozeer de nauwgezette naleving van de regels centraal staat, kenmerkend voor de financiële verslaggeving in Nederland. Dit is volledig legitiem, gezien de globale wetgeving en het feit dat de richtlijnen van de Raad voor de Jaarverslaggeving geen kracht van wet hebben. Bij de IFRS is het juist omgekeerd. Daar gaat het primair om de naleving van de regels, waar slechts in zeer uitzonderlijke gevallen van kan worden afgeweken. Dit neemt niet weg dat er ook onder IFRS nog ruimte is voor interpretatie. De economische werkelijkheid en de dynamiek in het bedrijfsleven laten zich immers niet vangen in gedetailleerde regels.”

Hogere tarieven

Nu externe accountants voorzichtiger moeten worden in het aanbieden van non-audit-diensten wordt in de pers regelmatig gesuggereerd dat dit voor een opwaartse druk op de tarieven zal zorgen.

Roger Dassen (Deloitte & Touche): “Van deze directe afhankelijkheid is bij ons geen sprake. Wel spelen andere factoren een rol bij de tarievenstijging, zoals het aanscherpen van de regelgeving (er wordt immers steeds meer van de accountant verwacht), hogere verzekeringspremies voor beroepsaansprakelijkheid en extra kosten voor intern risicomanagement.

Ook volgens Ben van der Veer (KPMG) is er geen sprake van hogere tarieven voor audit als gevolg van het minder aanbieden van non-audit-diensten. “Dit verhaal is een mythe en aantoonbaar onjuist. Wel is het zo dat het aantal uren per cliënt toeneemt, aangezien de controlescope op verzoek van de klant wordt uitgebreid. Verder gaan de verzekeringspremies scherp omhoog en wordt het een groter element in onze kostprijs.”

Lieuwe Koopmans is journalist.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.