Houdt rekening met eigenheid kleine kantoren
Het huidige kwaliteitstoezicht houdt te weinig rekening met de omvang en bedrijfskenmerken van kleinere kantoren, vindt Corneel Spil. Zowel NIVRA als de kantoren moeten zoeken naar oplossingen.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 2, 2006
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Corneel Spil
Het onthullende jaarverslag 2005 van het College Toetsing Kwaliteit, gaf het NIVRA aanleiding een kwaliteitsoffensief te starten om de kwaliteit van kleine accountantskantoren te verbeteren. Naast vijf tuchtrechtzaken uit hoofde van het CTK-verslag 2004, heeft het NIVRA nu dertien nieuwe aangekondigd, in totaal dus achttien. Het jaarverslag CTK rept zelfs van 21 adviezen tot tuchtrechtelijke actie.
Volgens het CTK is de kwaliteit achteruitgegaan. Slechts éénderde van de onderzochte kantoren blijkt geheel te voldoen aan de nieuwe Richtlijn Kwaliteitsbeheersing 1 (RKB1). Circa éénderde kreeg een onvoldoende en moet dus een verbeterplan indienen. Liefst zeventien van twintig onderzochte kantoren zonder controleopdrachten, dat wil zeggen 85 procent, kregen het predikaat onvoldoende. Het gaat dus over vele honderden kantoren. NIVRA-directeur Gert Smit stelde dan ook bij de introductie van het kwaliteitsoffensief dat “je je moet afvragen of een heel klein kantoor nog wel in staat is te voldoen aan de steeds hogere kwaliteitsnormen die aan het beroep worden gesteld”. Bovenstaande geeft aan dat honderden kleine kantoren zich dat ook moeten afvragen.
Waar gaat die kwaliteitsdiscussie nu eigenlijk over?
Was die kwaliteit nooit goed, of zijn de kwaliteitseisen niet goed? Gaat het binnenkort dan beter? Dit soort vragen is niet eenvoudig te beantwoorden. De bewoordingen van RKB1 kunnen zoveel kritiek op zich niet rechtvaardigen. Iedere goede accountant zou zich in de geest van RKB1 moeten kunnen vinden en heeft er in zijn beleving altijd al naar gewerkt en geleefd. Het gaat dus kennelijk alleen om interpretaties en uitvoeringsmodaliteiten.
De Handleiding Kwaliteitstoetsing 2005 zelf geeft als haar achtergrond de boekhoudschandalen in de VS en het in opspraak raken van het accountantsberoep. Het gaat dus over Enron, Parmalat, Ahold. Allemaal OOB's (Organisaties Openbaar Belang) waar geen kleiner kantoor ooit bij betrokken was. Veel kleinere kantoren vragen zich dan ook af waarom uitgerekend honderden kleinere kantoren nu de dupe moeten worden. Wie is daarbij gebaat, nu AFM het toezicht over OOB's gaat overnemen? RAC en ook CTK definiëren assuranceverwante opdrachten heel breed als: opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden en samenstellingsopdrachten. Specifieke werkzaamheden worden buiten het openbaar beroep vrijwel ongereglementeerd uitgeoefend, op grote schaal.
Bij grotere (accountants)organisaties is het gebruikelijk die activiteiten af te splitsen. Bij kleinere kantoren is dit feitelijk ondoenbaar. Waarom dan hier deze brede definitie kiezen die kleinere organisaties bij voorbaat op achterstand zet? De gebruikelijke formulering voor samenstellingsverklaringen luidt dat ‘deze werkzaamheden niet kunnen resulteren in die zekerheid omtrent de getrouwheid welke aan een accountants- of aan een beoordelingsverklaring kan worden ontleend’. Kan het publieke vertrouwen überhaupt wel worden geschaad bij dergelijke verklaringen?
De vraag komt ook op waarom zo weinig betekenis gegeven is aan RKB1: 5. Die stelt de individuele gedragslijnen en procedures uitdrukkelijk afhankelijk van verschillende factoren, zoals omvang en bedrijfskenmerken. RKB1 gaat echter impliciet uit van grotere accountantsorganisaties. Waarom niet aangesloten bij bestaande gedragslijnen van kleinere organisaties?
De aantrekkelijkheid van het accountantsberoep schuilt ook in het functioneren als financieel sparringpartner c.q. huisdokter/ adviseur. Juist bij kleinere accountantskantoren en kleinere ondernemingen zijn die activiteiten essentieel, en niet af te splitsen in gespecialiseerde afdelingen buiten CTK-toezicht. Waarom dan zulke activiteiten planmatig in de vaste schema's vangen die het CTK veronderstelt?
De interpretatie van het CTK: ‘niet gedocumenteerd is niet gecontroleerd’, is niet alleen een kostbaar uitgangspunt. Het resulteert ook in veel bureaucratisch formalisme. Wie blijft gemotiveerd bekende zaken via sjabloonmatige risicoanalyses en checklisten eindeloos herhalen?
Bovenstaande is slechts een kleine selectie twijfels of het CTK adequate methodes hanteert die voorkomen dat het beroep opnieuw in opspraak raakt.
Wat nu? De twijfel of dit alles ook meer echte kwaliteit geeft, leidt tot de vraag wat individuele accountantsorganisaties die in de klem komen, te doen staat. Sommige kleinere kantoren voldoen aan de kwaliteitsnormen. Het is dus kennelijk niet onmogelijk.
Alle niet-controlecliënten onderbrengen in een niet bij NIVRA of NOvAA ingeschreven organisatie, waaraan geen accountant leiding geeft, kan soms een oplossing geven, maar met verschillende haken en ogen.
Uiteindelijk is het NIVRA een democratische organisatie, die naar haar leden zou moeten willen luisteren. Dat kost tijd en moeite die grote kantoren zich wel hebben willen getroosten maar kleinere niet. Maar het is nooit te laat om democratisch bij te sturen.
De ultieme remedie is het NIVRA-lidmaatschap opzeggen. Een belangrijke investering in de vorm van een jarenlange opleiding met bijbehorende titel wordt daarmee afgeschreven. Degenen die daarin berusten en slechts enkele controlecliënten hebben, kunnen hun praktijk vervolgens voortzetten als fiscalist, consultant of welke andere fraaie titel ook. Enkele controlecliënten moeten dan worden overgedragen aan een bevriende collega.
Denkbaar is ook een organisatievorm die toelaat RA te blijven maar niet meer als openbaar accountant. Samen met venturekapitaal kan dan een kwalitatief sterke organisatie opgericht worden buiten NIVRA en NOvAA. Die organisatie blijft dan wel gebruikmaken van dezelfde RA's, maar nu als ingehuurde consultants. Ook daaraan zitten uiteraard haken en ogen. Dat kantoren en NIVRA moeten zoeken naar oplossingen is echter duidelijk.
Noot
Corneel Spil is registeraccountant, directeur van Finiconsult BV en actief in corporate finance.