Magazine

'Werk RJ wordt internationaler'

Welkom IFRS, exit RJ? Allerminst, volgens de dit voorjaar gepubliceerde Strategienota van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Geen uitholling, wel een verandering van rol, zegt voorzitter Martin Hoogendoorn. "Naast het opstellen van richtlijnen voor niet-beursgenoteerde ondernemingen raken we steeds meer betrokken bij het internationale proces van regelgeving."

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 2, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

William Rothuizen

Is de functie van de RJ uitgehold nu beursgenoteerde ondernemingen de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving niet meer mogen hanteren?
Martin Hoogendoorn spreekt liever van een ‘veranderende’ functie: “Als het gaat over het opstellen van richtlijnen kun je zeggen dat er sprake is van uitholling. De beursgenoteerde ondernemingen behoorden als het ware tot de ‘klantenkring’ van de richtlijnen. We blijven richtlijnen opstellen voor niet-beursgenoteerde ondernemingen en we gaan adviseren over de Nederlandse wetgeving omtrent de jaarrekening. Maar ook is er voor de RJ een nieuwe dimensie bijgekomen die steeds belangrijker wordt: de rol van de nationale regelgever in het internationale regelgevingsproces. En dat is een leuke rol.”

Verbreding

“We zien dat de International Accounting Standard Board en ook de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG), die de internationale regels moet beoordelen vanuit Europees perspectief, steeds sterker met de nationale regelgevers samenwerken. Als RJ geven we commentaar op alle ontwerpstandaarden van de IASB. En voor de beursgenoteerde ondernemingen worden we meer een schakel, een liaison, tussen Nederland en de IASB en EFRAG.”

Per saldo is het geen uitholling, concludeert Hoogendoorn. “Misschien zelfs wel een verbreding van de RJ-functie, want we zien dat de nationale regelgevers veel meer dan vroeger in het internationale veld aanwezig zijn. Dat is nu belangrijker geworden. Op de voorstellen van de IASB komt commentaar uit de verschillende landen, ook van de RJ. Dat wordt serieus genomen, wat onder meer blijkt uit het feit dat veel definitieve standaarden of interpretaties uiteindelijk afwijken van het oorspronkelijke ontwerp.”

Twee hoofddoelstellingen

De RJ spreekt nu van twee hoofddoelstellingen. Welke weegt het zwaarst? Daar is over nagedacht, maar men kwam er niet uit. Een aantal leden vond het participeren in het grotere, internationale proces van regelgeving het belangrijkste. Anderen meenden dat de oude kernfunctie, het opstellen van richtlijnen, voorop moet staan. Alle twee zijn even belangrijk, concludeerde de raad uiteindelijk. Toch lijkt de functie van regelgever enigszins ondergraven, de richtlijnen van de RJ corresponderen immers voor 85 procent met de IFRS.

“Ja, maar dat wordt minder”, zegt Hoogendoorn. “Denkend aan beursgenoteerde ondernemingen sloten we in het verleden heel sterk aan bij IFRS. Maar we zien dat nietbeursgenoteerde ondernemingen soms andere informatiebehoeften hebben, bijvoorbeeld vanuit overwegingen van kosten en baten.”

Goodwill

“Een voor de hand liggend voorbeeld is goodwill, waarvan de IFRS voorschrijft dat je die op de balans laat staan. Die schrijf je niet meer af over een aantal jaren, zoals gebruikelijk was, maar die moet je elk jaar opnieuw waarderen. Daar zijn nogal wat kosten mee gemoeid. Dat geldt in zijn algemeenheid voor waarderingen tegen reële waarden. Je kunt je voorstellen dat wat IFRS voorschrijft misschien nuttig is voor aandeelhouders in beursfondsen, maar bij niet-beursgenoteerde ondernemingen - waarvan de aandeelhouders veel meer op lange termijn kijken - zeggen we dat de kosten en de baten op dat punt niet met elkaar in evenwicht zijn. In Nederland wordt daarom van een minder kostbare verwerking van de goodwill uitgegaan (zie kader). Verder bouwt de RJ in zijn richtlijnen meer opties in en stelt de RJ minder zware eisen aan de omvang van informatieverschaffing. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de minder vergaande behoeften van gebruikers.”

Gezag

Hoe groot is het gezag van de RJ? Zelf denkt Hoogendoorn wel eens dat de RJ eigenlijk te weinig gezag heeft. “Het zou wel wat meer mogen zijn. Er heeft een wetsvoorstel gelegen waarin de wetgever zei dat een ondernemer moet aangeven of hij de richtlijnen al dan niet heeft gevolgd. Dat betekende nog niet dat je ze dus moest volgen, toch was dat al een stap vooruit. Maar die zin is later geschrapt. Officieel vanwege administratieve lastenverlichting. De overweging was dat iemand kosten moet maken voor de aanpassing van zijn administratieve systeem om aan de richtlijnen te voldoen. Wil of kan hij die kosten niet opbrengen, dan is het vervelend om te moeten zeggen dat je je niet aan de richtlijnen houdt. Dus nog maar even niet.”

Ondernemingskamer

“Maar”, vervolgt Hoogendoorn, “we moeten toch ook vaststellen dat de Ondernemingskamer, de rechter dus, enkele malen aan de richtlijnen heeft gerefereerd en heeft gezegd dat de jaarrekening dient te worden opgesteld in overeenstemming met maatschappelijk aanvaardbare normen. Twee keer achter elkaar zei de rechter - zie het KPN- en het Elsevierarrest - dat men bij de invulling van maatschappelijk aanvaardbare normen niet om de richtlijnen heen kan. Dat wil niet zeggen dat je ze zonder meer moet volgen, maar wel dat je er naar moet kijken en eigenlijk heel goede redenen moet hebben om er vanaf te wijken. Dat is sterker dan een aanbeveling. Als je niet naar de richtlijnen kijkt, zou de rechter immers kunnen zeggen dat je ze in dit geval had moeten volgen, want dat is nu eenmaal de uitgekristalliseerd maatschappelijke opvatting op dit punt.”

De Ondernemingskamer geeft de RJ dus wel enige status. Hoogendoorn voegt daar nog iets aan toe. “In de Strategienota wordt opgemerkt dat een richtlijn pas wordt gepubliceerd als alle delegaties hiermee instemmen. Ook daaraan kan gezag worden ontleend. Het feit dat de verschaffersdelegatie in de RJ, met vertegenwoordigers van VNO-NCW en MKB Nederland, met een richtlijn instemt, houdt ook in dat een ondernemer niet zomaar kan zeggen dat hij er niets mee te maken heeft.”

Wet en RJ

Wat doet de controlerend accountant als een cliënt de richtlijnen wil negeren en zich beroept op BW titel 9? Als iets in de wet nadrukkelijk geregeld is, is het erg moeilijk voor een accountant, zelfs als de richtlijnen anders zouden zijn, om, is het te verbieden. Maar het meeste is niet bij wet geregeld. Er wordt eigenlijk alleen maar gerefereerd aan maatschappelijk aanvaardbare normen.

“En dan kan je haast niet anders dan naar de richtlijnen kijken”, stelt Hoogendoorn eenvoudig vast. “Zegt een ondernemer dan dat nergens geschreven staat dat hij daartoe verplicht is en dat de richtlijnen geen kracht van wet hebben, dan zal de accountant zich moeten afvragen of er een andere, aanvaardbare norm geboden wordt, respectievelijk, of die van invloed is op inzicht in vermogen en resultaten.”

Professional judgement

Als het een belangrijke post is waarvan je, op grond van je professional judgement, moet concluderen dat het niet volgen van de richtlijnen niet leidt tot het vereiste inzicht, dan kun je niet anders dan geen goedkeurende verklaring geven. Daar volgt de accountant de richtlijnen als maatschappelijk aanvaardbare normen, zoals in de wet genoemd. Ziet hij absoluut geen goede reden om ervan af te wijken, dan kan hij ze niet negeren. Dat zegt ook de Ondernemingskamer. De wet zegt bovendien dat als er meer informatie nodig is voor het inzicht, er meer informatie moet worden verstrekt. De wet heeft nadrukkelijk niet alles willen regelen. Veel wordt overgelaten aan het krachtenspel tussen de accountant en de
onderneming. Daarin moet de accountant zijn eigen verantwoordelijkheid nemen.”

Bestaat de Raad voor de Jaarverslaggeving over tien jaar nog?
“Zonder twijfel”, reageert Hoogendoorn blijmoedig. “Ik zal over tien jaar geen voorzitter meer zijn, maar de RJ zal dan zeker nog bestaan, die voorspelling durf ik wel aan. Volgend jaar bestaat de RJ 25 jaar. Zelf denk ik, dat heb ik wel eens eerder gezegd, dat IFRS wel zal winnen, maar nooit verplicht zal worden gesteld voor het midden- en kleinbedrijf. Daar is het te kostbaar voor. Zelfs voor een speciale IFRS voor het mkb zal niet iedereen kiezen, want ook dat zal waarschijnlijk toch nog aardig wat geld kosten. En zolang er nationale wetgeving is blijft er behoefte aan een zekere invulling van die nationale wetgeving.

En wat het werk van de RJ betreft verwacht ik een verdere verschuiving naar het internationale veld. Nu is het nog zo’n dertig procent internationaal en zeventig procent nationaal. Ik verwacht dat dat verschuift naar vijftig/vijftig, misschien zelfs naar een dominantie van het internationale werk. We zijn communicerende vaten: naarmate meer ondernemingen kiezen voor IFRS wordt de participatie van Nederland in de totstandkoming van IFRS belangrijker.”

De goodwill-discussie

Sinds het afboeken van goodwill van het eigen vermogen internationaal minder aanvaardbaar werd en IFRS het verbood, loopt er in Nederland een discussie over de vraag: de wet staat afboeken weliswaar toe, maar moeten wij ook niet de maatschappelijk aanvaardbare normen volgen?

Nederland was ongeveer het enige land ter wereld waar het nog echt mocht. Vanaf 2001 heeft de Raad voor de Jaarverslaggeving geoordeeld dat afboeken niet langer strookte met de maatschappelijk aanvaardbare normen en dat activeren en afschrijven in het vervolg de regel was. De wetgever nam het standpunt van de RJ over en legde het vast in een wetsontwerp. Pas in 2005 nam de Tweede Kamer het in behandeling. Toen bleek dat een ruime meerderheid alles bij het oude wilde laten. Dus: afboeken mag in Nederland. Wat bewoog die meerderheid?

RJ-voorzitter Martin Hoogendoorn zegt dat het Kamerstandpunt veel te maken heeft met verlichting van administratieve lasten. “Als RJ redeneerden wij dat als je een onderneming koopt waar je goodwill voor betaalt, er sprake is van een investering die op de balans moet worden geactiveerd. De Tweede Kamer overwoog dat banken in hun kredietbeoordeling toch vaak niet naar de goodwill kijken, die strepen dat onmiddellijk weg. Dus, wat heb je eigenlijk aan zo’n subjectieve post? Men heeft niet ontkend dat activeren en afschrijven een betere methode is, maar de vraag was wel of dit opwoog tegen de extra lasten. Administratieve lastenverlichting is een hot issue voor de Kamer. Ik denk dat dat doorslaggevend was. Als er drie jaar geleden was gestemd, was de Kamer ervoor geweest, daar ben ik van overtuigd.”

Het standpunt in de Tweede Kamer was vooral ingegeven door ondernemingen. Duidt dat op een belangentegenstelling binnen de RJ tussen de delegaties van verschaffers en controleurs? Hoogendoorn: “We hebben verschillen in opvatting. Maar het is opvallend dat toen de Raad voor de Jaarverslaggeving in 2001 kwam met de verplichting om te activeren, VNO-NCW dat heeft gesteund. VNO-NCW heeft toen ook meegewerkt aan de enquête die bij bedrijven - vooral beursgenoteerde - is gehouden. Inmiddels zijn er uit het hele bedrijfsleven initiatieven voor lastenverlichting gekomen. Minister Donner heeft lang volgehouden dat activeren van goodwill de enige juiste methode was, maar heeft zich bij de Kamermeerderheid moeten neerleggen. Uiteraard kan de RJ dan alleen maar concluderen dat het afboeken van goodwill van het eigen vermogen weer een maatschappelijk aanvaardbare norm is. Persoonlijk denk ik nog altijd dat het een goede methode is om goodwill te activeren en af te schrijven. Maar om dat te verplichten, daar bleek geen maatschappelijk draagvlak voor.”

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.