Magazine

Kantiaanse kanteling van accountantsberoep

Om het vertrouwen echt terug te winnen moeten accountantskantoren radicaal afstand doen van alle niet-controleactiviteiten, stelt Paul Koster. Inclusief belastingadvies, en inclusief advisering aan niet-auditklanten. Daarnaast zou invoering van een door de accountant te schrijven paragraaf 'accountant discussion and analysis' in jaarverslagen, de rapportage aan de aandeelhouders belangrijk kunnen verdiepen.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 2, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Als antwoord op alle debacles van de laatste jaren in Europa, de Verenigde Staten en het Verre Oosten eisen de financiële markten in 2005 een véél hoger niveau van transparantie, accountability en een gewetensvolle invulling daarvan dan voorheen. Het accountantsberoep lijkt aan de oppervlakte in een goede uitgangspositie om aan die hogere eisen te voldoen. Ten slotte nemen de inkomsten, mede dankzij nieuwe wetgeving in alle belangrijke financiële centra, sterk toe. Voor het eerst in twintig jaar is accountancy voor accountantskantoren weer de belangrijkste activiteit en hebben wetgevers, beroepsorganisaties en firma’s stappen ondernomen om het vertrouwen in accountants te herstellen.

Penibele situatie

Toch is er bij nadere analyse sprake van een voortdurende, acute, penibele situatie in het accountantsberoep, die grote repercussies kan hebben voor de toekomst van het vak. De teloorgang van Arthur Andersen en de daardoor ontstane angst voor het voortbestaan van de overgebleven big four ligt daaraan ten grondslag.

Het beroep is zwaar gehavend uit de laatste crisis gekomen. De hervormingen die zijn doorgevoerd door wetgevers en beroepsorganisaties (reform follows public crisis), zoals extern toezicht, auditor-roulatie en het verbieden van bepaalde activiteiten van de accountant, zijn belangrijke stappen in het vertrouwensherstel. Maar accountantsorganisaties zelf moeten zich in deze kwetsbare tijd een fundamentele vraag stellen: Zijn deze structurele hervormingen voldoende om aan de eisen van accountability en transparantie te voldoen?

Weerbarstig beroep

Er is de laatste jaren op het gebied van hervormingen al het nodige gebeurd. De druk om bepaalde activiteiten af te stoten na debacles als Enron en Worldcom heeft geleid tot een gedeeltelijke afsplitsing, met name van de IT-activiteiten. Maar dat is onvoldoende. De financiële markten verwachten helderheid en duidelijkheid en die kunnen de accountants geven door het volledig loskoppelen van de kerntaak - de controlewerkzaamheden - van andere werkzaamheden.

Kijkend naar de geschiedenis van accountants valt op hoe weerbarstig dit beroep is en hoezeer eerdere hervormingsinitiatieven door zware lobbyactiviteiten zijn gestrand. Ik wijs alleen maar op een eerdere poging in de jaren zeventig om extern toezicht te introduceren na, ook toen, een aantal grote schandalen. De gevolgen van uitstel van hervormingen zijn evident. Het accountantsberoep heeft de laatste jaren het vertrouwen zien afbrokkelen en politici en wetgevers hebben wereldwijd ingrijpende veranderingen doorgevoerd.

Extern toezicht is daar het beste voorbeeld van. In Nederland zal dat vanaf 2006 plaatsvinden, om ook hier dat geschonden vertrouwen te herstellen. Een verdere uitholling en afbrokkeling daarvan is immers voor financiële markten onacceptabel.

SOx en Tabaksblat

Accountants leven bij de gratie van de wetgever. Daar waar het beroep medeverantwoordelijk wordt gehouden voor de schandalen, hebben de accountants, naast de afgedwongen hervormingen, ook hun rol zien groeien. En daarmee hun inkomsten. Sarbanes-Oxley en Tabaksblat hebben nieuwe eisen gesteld aan ondernemingen, waar accountants over moeten rapporteren. Dat is een logische keuze van de wetgever. Maar dan mag het beroep niet nog een keer tekortschieten, zoals in de vorige eeuw in de jaren negentig.

Morele waardigheid

Accountants vertegenwoordigen met hun activiteiten een specifiek belang en meer in het bijzonder een economisch belang. Zij zijn in het agency-model - waarmee ik doel op de scheiding tussen eigendom en management - voor de eigenaren de schakel die de integriteit van de financiële rapportage door het management moet bewaken. De accountant is de ‘agent’ waar investeerders in een beursgenoteerde vennootschap op moeten kunnen vertrouwen.

Dat maakt het beroep tot een spil in het economisch verkeer en geeft het beroep in de woorden van socioloog Emile Durkheim een hoge morele waardigheid. Die hoge morele waardigheid dwingt de accountant tot ethisch gedrag. Dat betekent: gedrag gebaseerd op een scherper dan gemiddeld bewustzijn voor ethisch denken en handelen. En hier is het, getuige de debacles van de laatste jaren, fout gegaan.

Nevenactiviteiten afstoten

De huidige moraal is onvoldoende geweest en niet in lijn met de hoge ethische eisen waaraan de accountant moet voldoen. Daar waar accountants optreden voor het brede economische belang en ze de verplichtingen die dat met zich meebrengt moeten honoreren, hebben ze nevenactiviteiten opgepakt, die mooi aansloten bij de accountantsorganisaties, althans op papier.

Juist die extra werkzaamheden hebben die verplichtingen ondermijnd. Want zodra de accountant, de firma, optreedt in een nevenactiviteit met slechts het ‘enge’ belang van de cliënt voor ogen, ontstaat een vruchtbare grond voor conflicten in het ethisch handelen en denken. Wat goed is voor de cliënt hoeft immers niet noodzakelijkerwijs goed te zijn voor het brede belang. Welk belang prevaleert in deze tegengestelde situatie, is al snel onduidelijk.

Dit is dan ook de eerste reden waarom accountants nevenactiviteiten die buiten de controle vallen, moeten afstoten. Accountants moeten duidelijker en transparanter zijn over welk belang zij vertegenwoordigen en daar invulling aan geven door de afsplitsing, in plaats van de markt te laten raden welk belang (dit keer) heeft geprevaleerd.

Bescherming medewerkers

Dit brengt mij bij de tweede reden om deze splitsing in het accountantsberoep door te voeren: Accountantsfirma’s moeten bescherming bieden aan hun medewerkers. Socioloog Durkheim wees er al op dat het ‘instituut’ de richting wijst en de bescherming biedt die een individu nodig heeft. Het is dus het instituut - een groep personen die zijn verenigd voor het nastreven van een complexe activiteit die plaatsvindt onder een legal charter en waarbij de mensen zijn getraind en voorbereid om de activiteit uit te oefenen - dat de bescherming moet definiëren. Wanneer de leiding van het instituut ambivalentie laat bestaan over de hoofdactiviteit biedt zij die bescherming niet. Dit gebeurt alleen als de houding van de personen die de nieuwe situatie accepteren verandert en zij door de leiding worden gesteund.

Ethische solidariteit

In een dergelijke associatie ontstaan ideeën, idealen, gewoontes en ethische normen, die tezamen een eenheid vormen, een cultuur. Daarin participeren ook de accountants. Deze accountants, in die gedachtegang, hebben sociale gevoelens maar kennen ook bindende gedragsregels van specifieke aard, en een daarmee corresponderend beroep op hun ethiek. Dit naast bijvoorbeeld belastingadviseurs, die vanuit hun professie andere opvattingen hebben.

De ‘morele verplichting’ is niet herleidbaar tot een natuurlijke neiging. De mens maakt zich zo’n verplichting en de bijbehorende gevoelens pas eigen door herhaalde eigen observatie. Door gewoonte wordt de verplichting als het ware geïnternaliseerd en dat leidt tot ethische solidariteit in de groep. En dit is waar de accountantsfirma’s in hun huidige opzet serieus te kort schieten in de richting van individuele partners en medewerkers, omdat er niet één ijkpunt is voor het juiste morele gedrag.

Eenduidigheid

In het huidige business-model krijgt de medewerker geen eenduidige richting voor het juiste gedrag. De accountant moet in het agency-model altijd de belangen van de gebruiker van de financiële informatie centraal stellen; in de financiële markt heeft de wetgever hem die uiterst cruciale rol toebedeeld. Maar bij andere activiteiten, zoals belastingadvies, staat de cliënt centraal en is de ‘hoge morele waardigheid’ beperkter. En ook al is er in principe een grens bij het naleven van de wet, in het belang van de cliënt zoekt men die grenzen op.

Kortom: die twee activiteiten zijn niet te combineren op een manier die een ethische solidariteit ondersteunt. De gevaren liggen om de hoek en zijn recentelijk ook nog eens duidelijk geëtaleerd, waarbij de verschillen in de gehanteerde beroepsnormen naar boven kwamen.

‘Varianten’

De leiding van een accountantsfirma mag dus geen ambivalentie laten bestaan over wat de hoofdactiviteit is: optreden als accountant in het agency-model en daarbij de belangen van de financiële markt te waarborgen. Dat betekent het loslaten en afscheiden van alle nevenactiviteiten. Dat impliceert eveneens dat er geen varianten op het model worden toegelaten, zoals bijvoorbeeld het definiëren van audit- en niet-audit-cliënten waarbij nevenactiviteiten wel worden toegelaten bij de niet-audit-klanten. Dit soort varianten maken een latere toelating als audit-cliënt zeer lastig en beladen met onafhankelijkheidsissues. Zeker in het licht van IFRS, waarbij steeds meer op marktwaarde moet worden gewaardeerd en adviezen op dat gebied later een rol kunnen spelen in het audit-werk. ‘Afkoelingsperioden’ zouden bij de overgang van niet-audit- naar audit-klant een oplossing kunnen bieden op weg naar de ideale situatie.

IFRS

De derde reden voor het isoleren van de maatschappelijk belangrijke controlefunctie van de accountant van andere belangen, ligt in het verlengde van de eerste twee. De introductie van nieuwe accountingstandaarden in 2005 heeft het accountantsvak een nieuwe dimensie gegeven, die een extra beroep doet op de ethische normen die een accountant dient te volgen. De IFRS-standaarden laten met hun principle-based karakter grote ruimte voor interpretatie en hoewel dat vaak als een groot voordeel wordt genoemd, zal dat een sterk beroep doen op de rol die de accountant in het agency-model moet vervullen.

De accountant zal vaker worden geconfronteerd met een cliënt die onder IFRS de grens wil opzoeken van ‘wat nog net kan’. Dat dient het smallere belang van de cliënt, maar de accountant zal daar in het brede, algemene belang zéér kritisch in moeten zijn en véél vaker corrigerend moeten optreden. Het gevaar bestaat dat die afweging niet helder gemaakt kan worden als op andere gebieden, zoals belasting- of waarderingsadvies, de grens wel is opgezocht en geaccepteerd. Een accountant moet zich daarom kunnen richten op één moreel verantwoord doel. En dan moet hij niet worden geconfronteerd met verschillende interpretaties binnen dezelfde firma.

Eén principe

Het principe (principle) moet - in de termen van de filosoof Immanuel Kant - een principe voor iedereen zijn, waarbij de hoofdrichting bepalend is. De interpretatie mag géén geweld doen aan deze hoofdrichting. De hele corporate governance-keten zal daarop moeten toezien, maar de accountant heeft daar een zéér prominente rol in. Die zal moeten optreden als de imperfecte manager - om Adam Smith aan te halen - die flexibel wil zijn en meent het principe niet aan te tasten met een financiële uitkomst die het management ‘goed uit komt’.

Dat bevestigt de eerder gesignaleerde noodzaak om als accountant volstrekt onafhankelijk te zijn ten opzicht van de cliënt, waarbij op geen enkele manier voeding kan worden gegeven aan een tegengestelde prikkel. En dat maakt de Kantiaanse kanteling compleet. Want de rule moet zijn ‘volstrekte onafhankelijkheid’ en die regel moet worden nageleefd omdat het een regel is zonder enige twijfel, zonder enige uitzondering; zelfs als dat een structurele wijziging betekent ten opzichte van het huidige model.

Disney rechtszaak

Het enorme belang van het juiste en hogere ambitieniveau van het management van accountantsfirma’s om de hoge morele waardigheid en morele stabiliteit te kunnen waarborgen, is helder verwoord in de recente uitspraak in de Disney-rechtszaak in de Verenigde Staten. De zaak draaide om de benoeming en het vrij snel daaropvolgende peperdure ontslag van een directeur, halverwege de jaren negentig, min of meer een soloactie van topman Michael Eisner.

In het recente vonnis werd de toezichthouders verweten niet aan de best practices op corporate governance-gebied te hebben voldaan, en hoewel dat op zichzelf niet strafbaar is, gaf rechter William Chandler duidelijk aan dat de bestuurders in de toekomst rekening moeten houden met die best practices en daarop zullen worden afgerekend. Dat is in mijn ogen hetzelfde potentiële verwijt als aan de accountants kan worden gemaakt. Ze schieten te kort ten opzichte van het hogere ambitieniveau dat in het maatschappelijke verkeer is gewenst.

Eigen initiatief

The goalposts have shifted en accountants moeten zich met het nieuwe business-model, enkel en alleen accountantswerkzaamheden, naar dat hogere niveau bewegen. Ook al eist de wetgever het nu niet, nog niet, de tekenen wijzen er duidelijk op dat het geduld bij politiek, wetgevers, toezichthouders en de markt zéér zwaar op de proef is gesteld en dat eigen initiatief van de branche zal worden toegejuicht.

Bij nieuwe problemen zal de meetlat van accountability nog aanzienlijk hoger komen te liggen, met alle risico’s van dien. De vraag over het voortbestaan van de rol van de accountant moet dan openlijk gesteld worden.

Te weinig keuze

De vierde reden ligt in de onwenselijke situatie die is ontstaan na de ondergang van Arthur Andersen. Voor internationale ondernemingen is het huidige aantal keuzemogelijkheden voor een accountantskantoor - met slechts vier firma’s - veel te beperkt. Een volgende verdwijning van één van dit viertal zou het concurrentiemodel in de accountancy onwerkbaar maken. Accountantsfirma’s hebben dan ook een plicht tot het mitigeren van de risico’s dat dat zal gebeuren. Dat betekent dat activiteiten buiten de accountancy de risico’s van ongewenst gedrag en de daaraan klevende juridische consequenties breder en dieper maken.

Belastingadvies, waarbij het belang van de cliënt voorop staat, kan zonder meer strijdig zijn met het belang van de financiële markt, qua transparantie en conservatisme. Die risico’s zijn recentelijk in de Verenigde Staten zichtbaar geworden, waarbij het gedrag van de belastingafdeling een hele firma (KPMG, red.) blootstelde aan ernstige voortbestaansrisico’s.

Meer accountability

Er zijn dus genoeg redenen om hervormingen in de branche door te voeren, om de rol van de accountant helder en transparant te maken. Daarbij zal de accountant ook zichtbaarder moeten worden. De huidige accountantsverklaringen zijn inerte, statische verklaringen, waar de markt nauwelijks waarde in ziet.

Het gaat de markt om de werkzaamheden van de accountant (de uitvoering daarvan) en of die helpen in het overbruggen van de kloof tussen management en aandeelhouder. Accountants geven nu toe dat er meer gezegd kan worden over de interne controle en ernstige fraude in de financiële rapportage. Maar dat is niet het verwachtingspatroon dat de markt heeft waar het gaat om accountability. Die accountability blijft alle goede pogingen van de regelgevers FASB en IASB ten spijt, toch onder de maat.

Nieuwe paragraaf

Markten zoeken naar veiligheid en stabiliteit en daarbij spelen kredietbeoordelaars een centrale rol. Accountants daarentegen communiceren nauwelijks met de markt, terwijl zij juist in een excellente positie verkeren om dat wel te doen. Tabaksblat heeft daar op ingespeeld door accountants te vragen op de aandeelhoudersvergadering desgevraagd vragen te beantwoorden van aandeelhouders.

Maar dat is in termen van accountability toch nog te beperkt. Ik pleit daarom voor een nieuwe paragraaf in het jaarverslag, de accountant discussion and analysis (AD&A), in aanvulling op de accountantsverklaring over de jaarrekening en analoog aan de management discussion and analysis (MD&A).

In die paragraaf zal de accountant een eigen beschrijving moeten geven van de financiële omgeving van de onderneming. Dat betreft een eigen toelichting op belangrijke ratio’s, op de financiële performance en waarom marges konden verbeteren, op wat de accountant daar aan extra controle heeft gedaan, op de governance-omgeving en hoe de accountant die ervaren heeft (in het bijzonder het functioneren van het audit comittee), en op de aandachtspunten voor de komende jaren zoals de belastingpositie, alsmede de beoordeling van het risicomanagementsysteem en de evolutie daarin.

Verdieping van rapportage

Kortom: een beter inzicht in de aspecten die ook, in meer detail, zijn besproken met het audit comité, dus een toelichting op de eigen additionele werkzaamheden in het licht van bevindingen en financiële ontwikkelingen ten opzichte van concurrenten, en een toelichting op het accounting-beleid en de keuzes die daarin zijn gemaakt.

Dat is communicatie die de accountant als geen ander kan doen in het agency-model en waarmee toegevoegde waarde ontstaat voor de financiële markt. De extra werkzaamheden in het kader van SOx en Tabaksblat betalen zich dan terug door een verdieping van de rapportage aan de aandeelhouders. De verantwoording die dan wordt afgelegd is er een waar de financiële markt op dit moment in het agency-model geen toegang toe heeft.

Niet wachten

Het is de laatste jaren meer keren aangetoond dat de ondergeschikte rol van accountancy binnen de firma’s heeft geleid tot het ernstig tekortschieten van accountants in hun taakuitoefening, met alle consequenties van dien.

Accountants zijn schoorvoetend begonnen met herstel van vertrouwen in hun primaire taak. Maar dat is nog steeds onvoldoende om het vertrouwen volledig te herstellen. Wetgeving loopt altijd achter marktontwikkelingen aan, maar op dit belangrijke punt in het vertrouwensherstel is dit niet het moment om daarop te gaan wachten. Accountants moeten zelf besluiten, als eenduidig antwoord op hun cruciale plek in het agency-model, om alle activiteiten buiten de accountantscontrole af te scheiden. Alleen op die manier kan de accountant in de toekomst echt werk maken van zijn belangrijke, maatschappelijke rol in het economisch verkeer. En alleen op die manier kan hij het verloren vertrouwen terugwinnen.

Dit essay is een zeer licht verkorte versie van de Nordemann-lezing die op 16 september 2005 is uitgesproken. Zie ook Op de korrel, Nieuws en Opinie in dit nummer.

Paul Koster

Paul Koster trad in maart 2001 in dienst als bestuurslid van de Autoriteit Financiële Markten. Hiervoor was hij drie jaar lang executive vice-president van Koninklijke Philips Electronics NV. In die functie was hij chief auditor voor Philips Group wereldwijd. Daarvoor heeft hij diverse functie bekleedt bij onder andere Coopers & Lybrand (Corporate Finance), Amsterdam Exchanges NV (AEX), CBS Records, Continental Grain Inc., Arthur Andersen & Company en Akzo Chemie.

Paul Koster is oud-directeur van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB).

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.