Magazine

Jaarrekeningcontrole blijft kernproduct

Na Kor Mollema en Jules Muis richt Roger Dassen zijn blik op de toekomst van het beroep. De jaarrekening blijft een ijkpunt, voorspelt hij, maar naast de wettelijke accountantscontrole zal ook bredere certificering van business reporting controls gemeengoed worden. Regelgeving zal blijven toenemen, maar niet ‘doorslaan’. En de grote kantoren blijven bestaan, in een meer corporate vorm.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 9, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Roger Dassen

De accountant die nagenoeg uitsluitend is gericht op de toekomst? Wat velen voor een anomalie zouden houden, werd in het februarinummer realiteit. Vooraanstaande beroepsgenoten en zelfs een futuroloog buitelden over elkaar heen met als kernvraag: hoe ziet het accountantsberoep eruit in, pakweg, 2020?

Het klinkt heel ver weg. Maar voor iemand die zoals ik aan het einde van de jaren tachtig in het accountantsberoep stapte, is het wel een interessant referentiekader, aangezien 2020 in de tijd even ver verwijderd ligt van het nu als mijn start in deze professie. De verleiding is dan ook groot om de dynamiek in de afgelopen vijftien jaar indicatief te laten zijn voor de ontwikkelingen in de komende vijftien jaar. En binnen dat perspectief zou ik drie facetten willen bespreken, die naar mijn overtuiging het scherpst de
ontwikkeling van het beroep neerzetten:

  • de scope van onze dienstverlening;
  • rules en principles;
  • kantoren.

Kernactiviteit onveranderd

Alle veranderingen in ons vakgebied ten spijt, de kernactiviteit van externe accountants is in de afgelopen vijftien jaar niet wezenlijk veranderd: de controle van de jaarrekening. Evenmin veranderd is de scepsis die geregeld de kop op steekt ten aanzien van de duurzaamheid en de beslissingsrelevantie van de jaarrekening, en derhalve de jaarrekeningcontrole. Al sedert de jaren zeventig (wie herinnert zich nog de revolutionaire NIVRA-publicatie ‘De Accountant, morgen?’) worden twijfels geuit bij de beslissingsrelevantie van historische verantwoordingsinformatie, en wordt gesproken over alternatieven. Met als hoogtepunt de discussie middenin de internettijd, toen de begrippen ‘winst’ en ‘vermogen’ in het rariteitenkabinet werden bijgezet als relicten uit een ver verleden en geen enkele relatie meer leken te onderhouden met de waarde van de onderneming.

‘Nieuwe economie’

Bob Elliott, toenmalig voorzitter van de Amerikaanse accountantsorganisatie AICPA toerde de hele wereld rond, met als boodschap dat de jaarrekening passé was. “Niets aan de activazijde van de balans staat in relatie tot de waarde van de onderneming”, zo luidde zijn gloedvolle betoog. Gebouwen moet je aan vastgoedspecialisten overlaten, voorraden moet je bij je leveranciers en je klanten neerleggen, debiteuren moeten gewoon betalen, en zelfs de aanwezigheid van liquide middelen drijft een beetje analist tot razernij - “Weet u niets beters te doen met uw geld dan het op de bank te zetten?”.

Kortom, de activazijde van de balans is een verzamelplaats van ellende (om over de passivazijde nog maar te zwijgen), en datgene waar het echt om gaat in het ‘nieuwe economie’-leven, staat niet in de jaarrekening: netwerkpositie, research & development, human capital, brand name en andere fraaie zaken die als de echte waardedrijvers van een organisatie werden aangemerkt.

Voor accountants, zo besloot Elliott, lag de toekomst derhalve in een breed spectrum van assurance services, met als hoogtepunt de continue assurance die accountants zouden gaan geven bij de waardedrijvers die binnen een paar jaar permanent op internet zouden worden gepresenteerd.

Beperkingen jaarrekening

Tja, een paar boekhoudcrises verder weten wij inmiddels weer beter. De jaarrekening heeft wel degelijk nog beslissingsrelevantie. Het blijkt een belangrijk ijkmoment te zijn voor beleggers, en ‘gedoe’ rondom de cijfers wordt genadeloos afgestraft door beleggers. Leve de jaarrekening!

Maar toch, de scepsis blijft. Want ondanks de opmerkelijke renaissance, blijven de conceptuele beperkingen van het document onmiskenbaar overeind staan. Mede als gevolg van recente ontwikkelingen is de jaarrekening gebaseerd op een merkwaardige hybride van historische en prospectieve basiselementen, een vraagstuk waar Jules Muis (‘de Accountant’, april 2005) al zijn opvattingen over gaf, specifiek in het kader van derivaten. En de dynamiek in het economische leven doet wat mij betreft serieuze vragen ontstaan over de periodiciteit van de informatieverstrekking en over de vraag in hoeverre een historisch verslag relevantie heeft voor de toekomst.

Frequentere rapportage

Kortom, business reporting zal zeker niet ophouden bij de jaarrekening. De periodiciteit zal ongetwijfeld toenemen: het verzet in continentaal Europa tegen de publicatie van kwartaalcijfers kan naar mijn mening geen stand houden. Dat verslaggeving zal verworden tot permanent onderhouden sets van key performance indicators op het internet, zoals Elliott voorspelde, geloof ik echter niet. De cognitieve psychologie leert ons dat het menselijke vermogen om met een veelvoud aan informatie om te gaan beperkt is en leidt tot irrationeel gedrag. De honorering vanuit stakeholders voor dergelijke informatievoorziening zal derhalve gering uitvallen en waarschijnlijk niet opwegen tegen de kosten (in brede zin) die er aan zijn verbonden. Maar onmiskenbaar zal het interval tussen gestandaardiseerde periodieke informatieverstrekking afnemen, en zal deze worden aangevuld door tussentijdse disclosure.

Geen modegrillen

Ook systematisch opgebouwde toekomstgerichte informatie zal in 2020 wel haar weg gevonden hebben. Een en ander overigens ingebed binnen een gedegen stelsel van risks en controls. Want ik ben er van overtuigd dat stelselmatige toetsing van de kwaliteit van de controls rondom business reporting à la Sarbanes Oxley 404 geen modegril is, maar een essentieel onderdeel van het vertrouwen van de financiële markten in de informatiestroom die over stakeholders wordt uitgestort.

In dat model zie ik overigens meer heil dan de brede interpretatie die Tabaksblat heeft gegeven aan risicobeheersing. Want door de rapportage over de kwaliteit van het risicobeheersingssysteem niet te beperken tot business reporting, maar te verbreden tot alle denkbare vormen van risk & control, is een ambitie neergelegd waarvan ik betwijfel of die voor 2020 kan worden gerealiseerd. Met name het ontwikkelen van breed geaccepteerde kaders waarbinnen afwegingen over de effectiviteit van risicomanagement op een dergelijk breed vlak kunnen worden gemaakt, zal nog veel tijd vergen.

Duurzaamheidsverslaggeving

Ten slotte, wat is de toekomst van milieuverslaggeving, sustainability reporting en dergelijke? Ik blijf hierover mijn twijfels hebben. Alhoewel conceptueel het belang hiervan groot is, kan niet worden ontkend dat het op grootse schaal negeren van Kyoto-afspraken door majeure economieën het belang van het op serieuze wijze omgaan met dergelijke vraagstukken ondergraaft. En wellicht enigszins cynisch, vrees ik dat door de te verwachten zeer intensieve mondiale economische competitie hier een variant op de Wet van Gresham gaat gelden: bad policies drive out good policies. Een proces dat uiteraard niet eeuwig door zal gaan, maar de business case van het op korte termijn succesvol worden van sustainability reporting is voor mij nog niet overtuigend.

Permanente monitoring

Wat betekent dit allemaal voor de accountant? De jaarrekening blijft voor mij voorlopig nog dat belangrijke ijkpunt, en de controle daarvan een belangrijk maatschappelijk goed. Of de lat voor de verplichte controle blijft op het niveau waar die nu ligt is nog af te wachten, en zal afhankelijk zijn van de scalability van de controlestandaarden die momenteel in ontwikkeling zijn. Ofwel: slagen wij erin om een audit-product neer te blijven zetten waarmee ook voor andere dan grote ondernemingen op een efficiënte wijze een goede controle kan worden neergezet?

Daarnaast zal certificering van de business reporting controls gemeengoed gaan worden. Met wat minder red tape dan momenteel bij Sarbanes Oxley 404, en met een scope die financial reporting controls licht oprekt tot business reporting controls. Maar wel op een veel grotere schaal dan alleen voor de Amerikaanse filers, aangezien de huidige Tabaksblat-variant van ‘externe rapportage over controls zonder verificatie’ niet te handhaven is.

Bovendien zal denk ik het toetsingsmoment van de kwaliteit van controls niet één keer per jaar zijn. Enigszins in lijn met de visie van Kor Mollema (‘de Accountant’, februari 2005) zie ik, door toepassing van intelligente agents, een permanente monitoring van de kwaliteit van de controls, met een extern signaal bij elke relevante inbreuk. Met een dergelijke combinatie van certificering van de jaarrekening en van een business reporting controls statement, kan ik mijn voorstellen dat de stakeholder voldoende waarborgen heeft, en dat certificering van andere periodieke informatie achterwege kan blijven.

Rules en principles

Een vergelijking van het regelgevend kader van 1990 met dat van nu, op het gebied van zowel externe verslaggeving als controle, levert in de perceptie van veel accountants in continentaal Europa het beeld op van een aardverschuiving. Want ondanks het feit dat zowel International Financial Reporting Standards als de International Standards on Auditing claimen principles based te zijn, vergt een gedetailleerde kennisname van beide handboeken een half jaar sabbatical, terwijl in 1990 de kerstvakantie toereikend was om weer helemaal ‘bij’ te zijn.

Die trend was niet te keren. Het beroep op substance over form, ooit ontwikkeld vanuit een conceptueel volstrekt integere onderkenning van het feit dat het letterlijk volgen van detailregels kan leiden tot een per saldo onjuist beeld (accounting) of onjuiste afweging (auditing), is in de loop der jaren in een aantal gevallen misbruikt om opportunistisch gedrag te motiveren dan wel te accepteren.

Daar komt nog bij dat de tendens van afbouw van zelfregulering eveneens bijdraagt aan gedetailleerde codificatie, vanwege de legitieme behoefte van regulators om ‘handhaving’ te verankeren binnen regels die helder zijn en niet vatbaar voor interpretatie of discussie.

Doorslaan regelgeving?

Ik verwacht op dit vlak geen paradigmaverandering. De tendens tot verdergaande codificatie zal nog wel even doorgaan. Maar het zal denk ik niet omslaan in de strikte rules based-benadering die in de Verenigde Staten geldt, ook al omdat de regels aldaar primair zijn afgestemd op beursgenoteerde ondernemingen, terwijl binnen Europa de accountantscontrole veel breder verplicht is.

Voorts denk ik dat het risico van ‘doorslaan’ van regelgeving beperkt is. De kans op twee classes van audits, voor public interest entities en voor andere entiteiten, acht ik in dat licht bezien dan ook erg groot. Uiteindelijk zijn er voldoende maatschappelijke checks and balances die ervoor zullen zorgen dat kosten en baten van regelgeving en handhaving in evenwicht zullen blijven, en afgestemd op de behoeften per marktsegment.

Zelfregulering

Nog enkele woorden over het regelgevende kader. Buiten de Verenigde Staten heeft het accountantsberoep een gedeeltelijke vorm van zelfregulering weten te handhaven. Ik hoop en verwacht dat dat zo zal blijven. Natuurlijk is het prima dat het toezicht op het beroep in brede zin en specifiek op de kwaliteit van de beroepsuitoefening is belegd bij een externe toezichthouder. Maar de ontwikkeling van regelgeving hoort bij het beroep zelve.

Nauwelijks enig andere professie kent een situatie waarbij de beroepsregels worden geformuleerd door non-professionals. Ik denk dat het accountantsberoep daarop geen uitzondering zou mogen zijn, mits het beroep er - zoals nu binnen IAASB en Ethics Committee - in blijft slagen om regels te maken waarbij kwaliteit en maatschappelijk belang het uitgangspunt vormen.

Internationale kantoren

Toen ik vijftien jaar geleden begon in dit vak, waren kantoren - ook die in een nationaal of internationaal verband opereerden - nog in belangrijke mate eigen subculturen. Natuurlijk, er waren al handboeken met een
standaard controleaanpak, maar aanzienlijke onderdelen van de bedrijfsvoering waren lokaal bepaald, zoals bijvoorbeeld personeels- en kwaliteitsbeleid (denk aan tweede lezing), en de daadwerkelijke implementatie van de controleaanpak. De internationale netwerken lieten zowel binnen als tussen landen aanzienlijke verschillen zien in hun professionele aanpak.

Sinds de Azië-crisis worden de internationale netwerken nadrukkelijk aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor een consistente kwaliteit. Een global brand name brengt dit in de beleving van velen met zich mee, en onmiskenbaar levert een groot lokaal echec ook schade op aan het wereldwijde imago.

Corporate-structuur

Op dit vlak is er nog veel werk aan de winkel, niet in de laatste plaats omdat de kwaliteit van business reporting mede wordt bepaald door omgevingsfactoren die buiten de invloedssfeer van de kantoren liggen, zoals nationale opvattingen over governance, opleidingen en technologische infrastructuur. Niettemin zal de invloed van de wereldwijde organisatie op de nationale member firms steeds groter worden, met op enig moment een normale ‘corporate’-structuur, waarbij de member firms verworden tot landendivisies. Dan moeten overigens wel nog enige hobbels worden genomen in het aansprakelijkheidsvraagstuk, dat door zijn excessen op dit moment een dergelijke structuur tegenhoudt.

Multidisciplinair

De ontwikkelingen in de jaren negentig, waarbij door de algemene bagatellisering (niet alleen bij accountants) van het kernproduct van accountants de kwaliteit van de jaarrekeningcontrole geen gelijke tred hield met de toegenomen complexiteit van het zakenleven, en de verwording van accountantskantoren tot moeilijk te definiëren full service-organisaties, is door de ontwikkelingen van de afgelopen jaren definitief omgebogen.

Dienstverlening naast de audit is prima, mits deze past binnen de onafhankelijkheidsafwegingen en logisch verband houdt met de kernactiviteiten. Zeker gelet op het eerdergestelde over de ‘scope van de dienstverlening’ ben ik van mening dat multidisciplinariteit behulpzaam is bij het realiseren van topkwaliteit. Maar voorwaarde is dan wel dat de multidisciplinariteit haar basis vindt in daadwerkelijke kennissynergie tussen de diverse activiteiten. Alleen onder die voorwaarde is het meerdienstenconcept geloofwaardig en sustainable in te vullen.

Vakantie op Mars

Een voorspelling over hoe de wereld er over vijftien jaar uit ziet hoort eigenlijk hemelbestormend te zijn. In 1965 leefde de visie dat wij in 1980 vakantie zouden vieren op Mars, dat iedereen met een helikopter naar het werk zou gaan en dat armoede niet meer zou bestaan.

Veranderingen komen altijd trager dan je denkt, en ze komen vanuit een hoek die je niet verwacht. Terugkijkend op de afgelopen vijftien jaar is er veel gebeurd binnen ons vakgebied, maar toch ook weer niet. Het kernproduct is gelijk gebleven, de organisatievorm van het beroep is deels veranderd, maar heeft toch nog veel elementen van herkenning. Wat veranderd is, is de focus, de onvoorwaardelijke drang naar kwaliteit, en de onderkenning hoe broos de prachtige ‘public franchise’ is die wij hebben.

Vanuit die beleving heb ik ook mijn vooruitblik gegeven naar het jaar 2020. Het levert al met al een minder apocalypisch beeld op dan de visie van Kor Mollema. Ik stel voor dat Kor en ik elkaar in het jaar 2020 nog eens ontmoeten, en terugblikken op ons beider verhalen. Mag ik een voorstel doen? Wat dacht je van 10 mei 2020, om 13.00 uur, op de Grote Boulevard van Mars?

De essays van Kor Mollema en Jules Muis verschenen in ‘de Accountant’ van februari en april 2005.

Roger Dassen

Roger Dassen is partner bij Deloitte Accountants en hoogleraar Auditing aan de Vrije Universiteit en de Universiteit Maastricht. Tevens is hij voorzitter van de IFAC’s Transnational Auditors’ Committee, en lid van IFAC's International Regulatory Liaison Group.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.