Magazine

Serieus of pr-folder?

De gedachte dat people, planet en profit goed samen kunnen gaan is onzin, vindt accountant en promovendus Chris Hibbitt. Hij onderzocht de kwaliteit van duurzaamheidsverslaggeving. Directeur Johan Wempe van Kenniscentrum MVO kruist de degens.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 9, 2004

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Meer en meer bedrijven publiceren naast hun gewone jaarverslag ook een duurzaamheidsverslag. Geschat wordt dat ongeveer de helft van de beursgenoteerde ondernemingen tegenwoordig apart verantwoording aflegt over zijn ‘duurzame’ - ook wel ‘maatschappelijk’ of ‘ethische’ - gedrag. Daarbij gaat het over de prestaties op milieugebied, arbeidsomstandigheden en mensenrechten, en over de naleving van andere ethische gedragsregels.

Alleen al dit kale gegeven kan bij het publiek de indruk wekken dat bedrijven op die punten serieuze vooruitgang boeken. Dat zulke jaarverslagen meestal ook een goedkeurend stempel meekrijgen van een ‘milieuaccountant’ versterkt dat idee. Daar komt nog bij dat er de laatste jaren heel veel te doen was over de betrouwbaarheid van de financiële gegevens, en maar heel weinig over de kwaliteit van de duurzaamheidverslaggeving.

Recycling

Tien jaar geleden viel het de Engelsman Chris Hibbitt al op dat er in de duurzaamheidsverslagen vrolijk werd verteld over wat ondernemingen deden op het punt van recycling van papier of metaal, en de terugdringing van uitstoot van giftige gassen, terwijl tegelijkertijd op wereldschaal de vervuiling, het verdwijnen van natuur en het opsouperen van minerale bronnen volop doorging. Dat was voor Hibbitt, destijds bij het Limperg Instituut aangetrokken om methoden van duurzaamheidverslaggeving te helpen ontwikkelen, reden om een promotieonderzoek te beginnen naar de kwaliteit van de informatie in die verslagen.

Over een periode van zeven jaar - van 1989 tot 1995 - bestudeerde hij wat bedrijven in de Benelux en Duitsland hadden gepresteerd op het gebied van ‘corporate environmental disclosure and reporting’ (CED).

Te veel ruimte

In de loop van het onderzoek zag Hibbitt zijn vermoeden bevestigd: goed nieuws overheerst in die verslagen, en serieuze pogingen om de totale milieukosten van een product of productieproces in beeld te brengen (full cost accounting) werden amper ondernomen.

Volgens Hibbitt is het grote manco van CED’s, die later verbreed werden tot CSR’s (Corporate Social & Environmental Reports), dat ondernemingen te veel ruimte krijgen om selectief te rapporteren. Ze geven daardoor vrijwel nooit een echt representatief beeld van het onderwerp dat ze pretenderen te beschrijven. Hibbitt, die weinig behoefte heeft om diplomatiek te zijn, classificeert de door hem bestudeerde verslagen onomwonden als ‘PR-crap’ en ergert zich eraan dat serieuze accountants zulke informatie status geven door er een goedkeurende verklaring aan te hechten.

Zwartkijker

Hoewel Hibbitts opvattingen in kleine kring wel bekend waren, plonsde er op donderdag 26 februari 2004, de dag waarop Hibbitt aan de Vrije Universiteit zijn promotieonderzoek verdedigde, toch een flinke steen in de vijver van de duurzaamheidsverslaglegging. Een groot publiek las voor het eerst in kranten en tijdschriften dat een wetenschapper zware kritiek had op de kwaliteit van duurzaamheidsverslagen.

Gebruikers van zulke verslagen, onder wie managers van duurzame beleggingsfondsen, voelden zich geroepen het onderzoek af te doen als eenzijdige onzin van een zwartkijker. Bedrijven die zelf duurzaamheidsverslagen uitbrengen, riepen verontwaardigd dat Hibbitt belangrijke ontwikkelingen van ná 1995 (waar zijn onderzoek stopt) volledig negeert. En mensen die zich sterk maken voor het people, planet, profit-concept toonden zich geschokt dat hun inspanningen cynisch aan de kant werden geschoven.

Stapje voor stapje

‘de Accountant’ vroeg Johan Wempe, tot 1 april 2004 consultant bij KPMG Sustainability, maar sinds die datum directeur van het door Economische Zaken gesponsorde Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en daarnaast hoogleraar bedrijfsethiek aan de Erasmus Universiteit, om met Hibbitt de degens te kruisen in een discussie over deze lastige kwesties. Hij stemde onmiddellijk toe.

Hibbitt betoogt dat duurzaamheidsverslaggeving niet ver genoeg gaat en maakt daarmee de duurzaamheidskwestie weer urgent. Dat lijkt een steun in de rug voor iedereen die werkt in de geest van people planet profit. Maar de reactie uit die kring is juist negatief. Is dat niet opmerkelijk?

Wempe: “Ik geef toe dat ook ik niet zo tegen Hibbitts kritiek heb aangekeken. Ik voelde me inderdaad aangevallen, ook al heb ik mijn eigen bedenkingen bij bepaalde trends in de duurzaamheidsverslaglegging. Maar inderdaad, een versterking van het gevoel van urgentie is positief. Het denken over ‘sustainability’ heeft allengs te veel een technische benadering gekregen. Het normatieve is misschien te veel op de achtergrond geraakt. Dat mensen die duurzaamheidsverslagen maken of gebruiken zich aangevallen voelen begrijp ik echter wel. Want Hibbitt heeft wel erg weinig waardering voor wat zij bereikt hebben. En ikzelf vind, dat er wel degelijk vooruitgang wordt geboekt. Je moet niet vergeten dat deze dingen stapje voor stapje gaan en dat het aankomt op duizenden keuzes die duizenden mensen elke dag maken.”

Valse pretentie

Hibbitt: “Ik héb natuurlijk ook ernstige kritiek op degenen die meewerken aan het maken van duurzaamheidsverslagen. Want door zulke rapporten te schrijven en daarin op te sommen welke vooruitgang er geboekt wordt, geef je het publiek de indruk dat bedrijven die werken volgens de principes van de markteconomie in staat zijn duurzaamheid voor de
planeet te bieden en sociale zekerheid voor werknemers. Ik zeg: dat kunnen ze niet, en zullen het ook nooit kunnen. Daarom zouden ze om te beginnen die valse pretentie moeten loslaten. Een grote oliemaatschappij zou gewoon moeten zeggen: ‘Kijk, ons doel is winst maken. Als we werkelijk, volgens een serieuze full cost accounting-methode, alle menselijke, maatschappelijke en milieuschade in geld zouden uitdrukken en ten laste zouden brengen van onze brutowinst, dan zouden we altijd verlies maken.’

Zo’n duurzaamheidsverslag publiceren zegt impliciet dat de belangen van ‘people, planet en profit’ uiteindelijk verzoenbaar zijn. Ik zie dat als een ‘social construction’ die de mensen sust door ze het zicht op de werkelijkheid te onthouden. Ik zou liever zien dat bedrijven helemaal geen CSR’s opstellen. Dan zijn ze ten minste eerlijk.”

Geen pr-folder

Er bestaan op dit gebied nog altijd geen alom erkende kwaliteitsnormen. Is de vrijblijvendheid van de verslagen daardoor niet een probleem?

Wempe: “Zo vrijblijvend is het niet meer sinds men met het Global Reporting Initiative (GRI) is begonnen. En van controlerend accountants mag je verwachten dat ze het verslag minimaal toetsen aan de doelstellingen die de onderneming zelf heeft gedefinieerd. Maar je moet er ook rekening mee houden dat overheden zich ook op dit gebied, hebben teruggetrokken. Tot in de jaren negentig probeerde de Nederlandse overheid met de Nationale Milieubeleidsplannen 1, 2, 3 en 4 een marsroute uit te stippelen. Nu zijn bedrijven helemaal aan zichzelf overgeleverd.

De fundamentele reden waarom ondernemingen desondanks een goed CSR proberen te maken is niet, zoals Hibbitt suggereert, dat ze een gelikte pr-folder willen. Bedrijven staan voor keuzes die in ethische zin soms heel moeilijk zijn. Ze hebben de behoefte om die keuzes legitimiteit te geven door de maatschappij daarin te betrekken. Ze willen uitleggen welke dilemma’s ze tegenkomen, wat ze gedaan hebben, en nodigen uit tot een debat over hun manier van handelen. Zo hoopt men de goedkeurig van de belanghebbenden als het ware te verdienen. Als dat goed en integer gebeurt vind ik zo’n verslag waardevol, ook als het niet aan een reeks standaardeisen voldoet.”

Medeplichtig

Hibbitt: “Ik ben helemaal niet blij met die praktijk, want daarmee wordt het publiek eigenlijk medeplichtig gemaakt. De cruciale stap in die richting werd gezet in 1992 tijdens de top in Rio de Janeiro. Daar werd het begrip ‘development’ gegijzeld door de politiek. Men zei vanaf dat moment dat de economische ontwikkeling door kon gaan, als er tegelijkertijd ook maar iets aan rechtvaardigheid en milieu werd gedaan. Later schreef Elkington in het boek ‘Cannibals with forks’ dat de belangen van people, planet en profit samen konden gaan. Een geruststellende gedachte voor bedrijven en politici. Maar de echte ecologen waren vanaf dat moment definitief buiten spel gezet.”

Hibbit voegt er aan toe dat er sinds 1995, waar zijn eigen onderzoek eindigt, in essentie helemaal niets is verbeterd. Ook in het laatste SCR van Shell wordt de gebruiker volgens hem ‘meegezogen’ in de ‘social construction’ die bedrijven bouwen om ons een rad voor ogen te draaien. Volgens Hibbitt heeft de verbreding met sociale componenten de duurzaamheidsverslaggeving in zekere zin zelfs gecompromitteerd.

Is er een andere, drastischer maar toch realistische oplossing mogelijk?

Hibbitt: “Ik denk dat we voor een écht duurzame economie naar een totaal ander economisch model en andere levensstijl zouden moeten overstappen. We moeten niet streven naar materiële maar spirituele doelen. Dan zou de behoefte om meer te nemen dan je strikt nodig hebt vanzelf vervallen. Ook zullen we eens onder ogen moeten zien dat de planeet geen zes miljard mensen aan kan. Op den duur zal dat aantal drastisch terug moeten.”

‘Politiestaat’

Wempe: “Ik geloof niet dat de problemen alleen zijn op te lossen via een allesoverkoepelende aanpak. Ik moet dan meteen denken aan Marx, die de mensen ook voorhield dat er maar twee scenario’s denkbaar waren: ofwel totale Verelendung voor iedereen, of totale revolutie. We weten nu dat het anders is gelopen. Ook het idee van een wereld waarin het aantal
mensen snel teruggebracht moet worden trekt me niet. Die zal onvermijdelijk trekken van een politiestaat hebben, met weinig ruimte voor individuele vrijheden. Ik zie geen reden waarom ons huidige model niet stap voor stap zou kunnen groeien naar een vorm die wel echt ‘sustainable’ is. Alleen als die veranderingen niet op gang komen, vrees ik dat Hibbitt met zijn waarschuwingen wel gelijk kan krijgen.”

External environmental disclosure and reporting by large European companies, An economic, social and political analysis of managerial behaviour, Chris Hibbitt, Limperg Instituut, ISBN 90 5170 775 4, 618 pagina’s

Chris Hibbitt

Na te zijn opgeleid tot chartered accountant werkte Chris Hibbitt van 1982 tot 1991 voor KPMG in Engeland. In 1994 ging hij in op een uitnodiging van het Limperg Instituut om onderzoek te komen doen naar duurzaamheidverslaggeving. In die tijd werkte hij tevens bij de afdeling Vaktechniek van het NIVRA. Hibbitt start in 1994 met zijn promotieonderzoek naar de kwaliteit van duurzaamheidsverslagen van bedrijven in Nederland, België en Duitsland. De belangrijkste bevindingen:

  • Er is een relatie tussen de kwaliteit van verslagen en het land waar wordt gerapporteerd, bedrijfsomvang, winstgevendheid, bedrijfstak, milieuprestaties en het gepercipieerde stakeholders-belang.
  • Gebruik van theoretische ‘frameworks’ om die relaties te verklaren leidde niet tot objectieve conclusies.
  • Het onderzoeksresultaat suggereert dat de doelen van corporate environmental disclosure and reporting (CED) eerder politiek zijn dan dat ze dienen als basis voor beslissingen of om verantwoording af te leggen. Trends in Corporate Social & Environmental Reporting (CSR) kunnen dan ook het best worden begrepen door te kijken naar wiens belangen ermee worden gediend.

Hibbitt noemt zichzelf tevens politiek wetenschapper en spiritueel ecoloog. Hij onderbreekt momenteel zijn carrière
om huis en tuin van Le Moulin D’Haljoux, bij Brussel, te restaureren.

Johan Wempe

Johan Wempe (1952) studeerde filosofie en bedrijfskunde en is sinds 2002 hoogleraar bedrijfsethiek en duurzaamheid aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Tot voor kort was hij tevens partner bij KPMG Sustainability. Als consultant werkte hij onder meer voor de Nederlandse overheid (corruptiebestrijding) en Shell. In 2002 publiceerde hij samen met Muel Kaptein het boek ‘The Balanced Company, A Theory of Corporate Integrity’.

Per 1 april 2004 is Wempe benoemd tot eerste directeur van het, door de overheid opgerichte Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO). Doel van het tien man sterke Kenniscentrum (jaarbudget 1,2 miljoen euro) is om kennis te generen en te verspreiden rond duurzaam en ethisch ondernemen. Doelgroepen zijn bedrijven, universiteiten en NGO’s, maar ook het grote publiek. Wempe typeerde een ethisch jaarverslag eens als “een snapshot van het proces dat op verschillende niveaus gaande is tussen het bedrijf en de stakeholders”.

Bert Bakker (1956-2022) was financieel-economisch journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.