Magazine

Uitkeringstest 'nieuwe' manier van dividendbepaling

Het wetsvoorstel flexibilisering en vereenvoudiging BV-recht is lang geplaagd door uitstel en amendementen, maar in december 2009 heeft de Tweede Kamer het voorstel aangenomen. Onder andere wordt de zogenoemde balanstest vervangen door een uitkeringstest.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 3, 2010

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Cardi van Capelle

Nieuwe BV-wetgeving

De uitkeringstest houdt in dat het bestuur beoordeelt of de vennootschap na het doen van de uitkering nog in staat is om haar opeisbare schulden te betalen. Bij de nu nog geldende balanstest wordt gekeken of de vrije reserves wel voldoende zijn om een uitkering te kunnen doen. Als ook de Eerste Kamer het wetsvoorstel aanneemt, lijkt dat aanzienlijke gevolgen te hebben voor de wijze waarop het maximaal uit te keren dividend wordt bepaald. Toch ligt de werkelijkheid genuanceerder.

Niets nieuws

In de statuten van een onderneming staat veelal dat de algemene vergadering van aandeelhouders (AvA) kan beslissen over de bestemming van de winst: reserveren of uitkeren. Als er onvoldoende vrije reserves zijn en men toch besluit dividend uit te keren, is dit besluit nietig en moeten de aandeelhouders het ontvangen dividend terug betalen. Uit de jurisprudentie blijkt dat de aandeelhouder bovendien rekening moet houden met een eventuele benadeling van crediteuren. Als een dividendbesluit het voortbestaan van de onderneming in gevaar brengt, zal de rechter dit besluit als onrechtmatig beoordelen, zelfs als de onderneming over voldoende vrije reserves beschikt. De uitkeringstest, waarbij de continuïteit van de onderneming een grote rol speelt, is dan ook slechts de codificatie van deze jurisprudentie en bevat niets nieuws op dit gebied.

Bevoegdheid bestuur

De AvA beslist over het uitkeren van dividend, maar het bestuur is betrokken bij de totstandkoming van deze beslissing en de uitbetaling van het dividend. In het wetsvoorstel is een bevoegdheid geïntroduceerd voor het bestuur om een dividenduitkering te kunnen goedkeuren. Zonder deze goedkeuring geen uitkering. Het bestuur mag uitsluitend de goedkeuring onthouden als het weet of kan weten dat de vennootschap na de uitkering niet zal kunnen voortbestaan. Indien een goedkeuring ten onrechte wordt verleend, en de bestuurders wisten of konden weten dat de vennootschap niet zou kunnen voortbestaan, zijn zij hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort dat door de uitkering is ontstaan. Bovendien kan ook het uitbetaalde dividend van de aandeelhouders worden teruggevorderd als zij wisten of konden weten dat door de uitkering de vennootschap niet zou kunnen voortbestaan.

Uitwerking uitkeringstest

In diverse kamerstukken bij het wetsvoorstel wordt verwezen naar een uitwerking van de uitkeringstest door de werkgroep Fiscaal Jaarrapport. De werkgroep Fiscaal Jaarrapport is onderdeel van het Nederlands Taxonomie Project, thans het Standard Business Reporting Programma genoemd. De uitkeringstoets bestaat volgens de werkgroep uit twee stappen (zie ook het stroomschema).

Stap 1: Continuïteitsveronderstelling

Als blijkt dat de continuïteit van de onderneming (mogelijk) wordt bedreigd, mag geen dividend worden uitgekeerd. Het bestuur beoordeelt of er feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven tot twijfel over die continuïteit. Dit betreft een kwalitatieve beoordeling waarbij alle relevante omstandigheden moeten meewegen, zoals verlies van een belangrijke afzetmarkt, aanzienlijke negatieve bedrijfsresultaten of aanwijzingen dat debiteuren niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen.

Als de afgelopen jaren winstgevend waren en er verder geen signalen zijn die wijzen op een mogelijk continuïteitsprobleem, dan hoeft het bestuur de continuïteitsveronderstelling niet gedetailleerd te analyseren en kan worden doorgegaan met stap 2, tenzij het bestuur voorziet dat er in de nabije toekomst bijzondere omstandigheden optreden die hierin verandering kunnen brengen.

Stap 2: Bepalen uitkeringsruimte

Ter bepaling van de uitkeringsruimte heeft de werkgroep aangesloten bij liquiditeit en niet bij solvabiliteit. De op basis van de quick ratio bepaalde liquiditeitsruimte (vlottende activa -/- voorraad -/- kortlopende schulden) vormt samen met de operationele kasstroom de basis voor de maximale hoogte van een dividenduitkering. Bestuur en aandeelhouders zijn verantwoordelijk voor het bepalen van de precieze hoogte van het dividend. Zij zullen daarbij ook rekening moeten houden met onzekere factoren en toekomstverwachtingen die niet uit de financiële administratie blijken, zoals toekomstige investeringsverplichtingen, claims en aflossingsverplichtingen. Bij een eventueel geschil toetst uiteindelijk de rechter of de bestuurder/aandeelhouder juist heeft gehandeld.

Solvabiliteit is ongeschikt

De solvabiliteit van een onderneming wordt bepaald door de hoogte van het eigen vermogen. Wat voor de ene bedrijfstak als voldoende eigen vermogen geldt, kan voor de andere bedrijfstak onvoldoende zijn. Van banken werd altijd gedacht dat vijf procent eigen vermogen ‘gezond’ genoeg was, voor veel andere bedrijfstakken geldt vijftig procent. Er is dus niet een objectieve minimumgrens te stellen voor alle ondernemingen. Bovendien is de hoogte van het eigen vermogen te beïnvloeden door de keuze uit verschillende waarderingsgrondslagen. Het waarderen van reeds lang in gebruik zijnd onroerend goed tegen actuele waarde of historische kostprijs is bijvoorbeeld nogal van invloed, evenals de verwerkingswijze van goodwill (in één keer ten laste van het eigen vermogen boeken of in twintig jaar afschrijven). Het is dus goed dat de nieuwe wet liquiditeit en niet solvabiliteit als uitgangspunt neemt.

Zie ook pagina 46 van dit nummer.

Noot
Cardi van Capelle, registeraccountant, is vaktechnisch projectleider Raad voor de Jaarverslaggeving. Hij schrijft op persoonlijke titel.

Negatieve bijwerking fiscale waarderingsgrondslag straks opgelost

Kleine rechtspersonen mogen vanaf 1 januari 2007 gebruikmaken van fiscale waarderingsgrondslagen in hun jaarrekening. Door hiervan gebruik te maken verdwijnen de meeste verschillen tussen de jaarrekening en aangifte, waardoor een aanzienlijke administratieve lastenverlichting zou moeten worden gerealiseerd.

Aangezien bij fiscale waardering wordt geprobeerd de winst zo laag mogelijk te houden, zal ook het vrij uitkeerbaar vermogen lager zijn dan bij de normale ‘commerciële’ waardering. Dit betekent dat bij de keuze voor fiscale waardering er plotsklaps minder dividend kan worden uitgekeerd.

Bij de in het wetsvoorstel opgenomen en door de werkgroep uitgewerkte uitkeringstest wordt de dividenduitkering afhankelijk van liquiditeit en kasstromen en niet van de hoogte van de vrije reserves. Als het wetsvoorstel eindelijk wet wordt, dan heeft de keuze voor fiscale waarderingsgrondslag dus niet langer invloed op de hoogte van de dividenduitkering.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.