Scherp op schadeclaims
Wanneer mag of moet je voor een claim een voorziening in de jaarrekening nemen? Volgens Jan Joling bieden literatuur, regelgeving en jurisprudentie vooralsnog weinig aanknopingspunten voor dit soms 'duivelse dilemma'. Daarom enige handvatten.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2007
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Klaas Deknatel
Wie de media een beetje volgt, kan het niet zijn ontgaan. De schadeclaim is wereldwijd aan een geweldige opmars bezig. Neem alleen al de claim van de Amerikaanse brancheorganisatie voor platenmaatschappijen RIAA tegen de Russische internetmuziekwinkel Allofmp3. De eerste eist een bedrag van maar liefst 1,65 biljoen dollar van de tweede. Maar ook in Nederland weten we inmiddels van wanten. Na affaires als Legiolease en Ahold staan de komende tijd bijvoorbeeld de aanbieders van beleggingsverzekeringen en -hypotheken claims te wachten. Naar verwachting zal er in totaal voor bijna een miljard euro aan claims worden ingediend.
Onomkeerbaar
“Dergelijke bedragen zijn ongekend in Nederland”, zegt Jan Joling, hoogleraar schadeonderzoek aan Nyenrode Business Universiteit en werkzaam voor Nauta Dutilh. Hij ziet in navolging van Amerika nu ook in Nederland op elk niveau het aantal claims maar ook de omvang van individuele claims sterk toenemen. “Of het nu tegen een grote multinational is of de overheid, overal worden wanprestaties of onrechtmatige daden met schadeclaims beantwoord, veelal doordat gedupeerden de handen ineenslaan. Dat proces lijkt onomkeerbaar. Er is sprake van een ‘echte’ claimcultuur.”
Dit betekent dat accountants er steeds meer mee te maken krijgen bij het opmaken en controleren van jaarrekeningen. Zij moeten in ieder geval weten hoe schadeclaims moeten worden verwerkt en zullen zich volgens Joling veel meer in het fenomeen moeten gaan verdiepen. “Veel accountants zullen er dit jaar iets mee moeten doen in de jaarrekening van 2006. Het is belangrijk dat dit juist gebeurt, zeker bij megaclaims. Bij kleinere ondernemingen kunnen die een geweldige invloed hebben op een jaarrekening en zelfs de continuïteit in de waagschaal stellen.”
Wetgeving 2005
De vraag spitst zich er vooral op toe hoe en wanneer er voor een schadeclaim een voorziening moet worden getroffen. Bij een toegewezen vordering of vastgestelde schuld ligt de zaak eenvoudig. “Voorheen werd de post voorziening ook gebruikt voor creatief boekhouden, voor het vormen van een potje waaruit kon worden geput als daar reden voor was”, schetst Joling. “Maar sinds in 2005 de wetgeving is veranderd, is de situatie min of meer omgedraaid. Een onderneming is nu verplicht om een voorziening te treffen als zij met een schadeclaim wordt geconfronteerd, ook als dat niet goed uitkomt.”
De accountant zal eerst moeten vaststellen of er sprake is van een juridische of feitelijke verplichting. Joling: “Heeft de claim wel kans van slagen? Zo ja dan zal hij een inschatting van de hoogte moeten maken. Dat kan allemaal heel lastig zijn, temeer omdat men nog weinig bekend is met de nieuwe soort schadeclaims en er nog weinig jurisprudentie over is. Als er echt geen betrouwbare schatting kan worden gedaan, bijvoorbeeld omdat een rechtsgang echt alle kanten op kan gaan, moet de voorziening achterwege blijven en een uiteenzetting in de toelichting worden gegeven.”
‘Duivels dilemma’
Joling erkent dat het treffen van een voorziening soms een duivels dilemma kan zijn. “De voorziening zou als een schuldbekentenis kunnen worden gezien en een aanknopingspunt kunnen bieden voor de schade-eisende partij. In uitzonderlijke gevallen hoeft bepaalde informatie dan ook niet te worden gegeven. Maar doorgaans is er al redelijk wat transparantie in de zaak en zal die voorziening gewoon moeten worden genomen.”
Dat zal dit jaar naar verwachting bijvoorbeeld moeten worden gedaan door de aanbieders van beleggingshypotheken en -polissen die een claim hebben ontvangen of dit jaar zullen ontvangen. “Op de balans van de jaarrekening zullen deze banken en verzekeraars een voorziening moeten treffen tegen claims, of ze nu al zijn ingediend of niet. Het is namelijk vrij zeker dat ze op korte termijn worden ingediend, en dat ze een kans van slagen hebben, gelet op de onderzoeken die hiernaar al zijn ingesteld. Omdat de problematiek bekend is en de polisbedragen bekend zijn, is de verwachte uitgaande geldstroom per verzekeraar of bank redelijk in te schatten.”
Tuchtzaken
Dat accountants het verwerken van claims nog niet helemaal in de vingers hebben, blijkt uit een aantal tuchtzaken. De Raad van Tucht liet in haar uitspraken tot nu toe duidelijk merken dat accountants meer aandacht aan claims moeten besteden. De lezer van de jaarrekening moet volgens de tuchtrechter goed worden geïnformeerd over een claimrisico en de accountant dient daarop toe te zien. Ook volgens Joling verdienen claims een nog kritischer benadering. “Accountants zullen erg kritisch moeten zijn ten opzichte van de verstrekte informatie en de hoogte van de getroffen voorzieningen. Hij zal allereerst op basis van eigen onderzoek en de verstrekte informatie moeten vaststellen of er verplichtingen en verliezen zijn waarvoor mogelijk een voorziening moeten worden getroffen. Is er inderdaad sprake van een legal of constructive obligation? Zo ja, dan zal hij de relevante gegevens moet verzamelen, zoals de processtukken en correspondentie, om vervolgens ook nog de aannames ten aanzien van de hoogte van de voorziening te toetsen. Hij zal mogelijk ook een berekening moeten maken om de juiste omvang van de voorziening te toetsen. Deze moet zowel de te verwachten nominale schadevergoeding als de bijkomende kosten omvatten zoals die van het proces en de advocaat.”
Claims en regelgeving
De huidige wettekst luidt: Op de balans worden voorzieningen opgenomen tegen naar hun aard duidelijk omschreven verplichtingen die op de balansdatum als waarschijnlijk of als vaststaand worden beschouwd, maar waarvan niet bekend is in welke omvang of wanneer zij zullen ontstaan …
Volgens RJ 252.201 dient men uitsluitend voorzieningen op te nemen indien op de balansdatum 1. de rechtspersoon een verplichting heeft, 2. het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom van middelen noodzakelijk is en 3. er een betrouwbare schatting kan worden gemaakt van de omvang van de verplichting. Als deze voorwaarden niet zijn vervuld, dient er geen voorziening te worden opgenomen.
De IFRS-bepalingen over voorzieningen in IAS 37 komen met een uitzondering ten aanzien van de verplichting om de contante waarde op te nemen overeen met de Nederlandse voorschriften.