Magazine

Hoe eng zijn de Kaaimaneilanden

Belastingparadijzen zijn omgeven met een waas van geheimzinnigheid. Terecht? Wat doen accountantskantoren eigenlijk op de Virgin Islands, Kaaimaneilanden en andere offshore-locaties? Past dat wel bij maatschappelijk verantwoord ondernemen? Feiten en fictie ontrafeld.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2007

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

“C. was voor zichzelf begonnen met een accountants- en financieel dienstverleningskantoor in Panama. Op het internet en via mailings adverteert hij zijn diensten: het opzetten van off shore juridische entiteiten zoals trusts, stichtingen, vennootschappen, het transfereren van cash naar en van offshore-centra, het aanvragen van dubbele nationaliteiten, het uitgeven van debit cards enz. Maar C. wordt door de Amerikaanse Internal Revenue Service (belastingdienst) geïdentificeerd als iemand die in werkelijkheid zijn klanten helpt het eigenaarschap van activa te verbergen, schijnverliezen op beleggingen en valse facturen te genereren, en winsten via gecompliceerde routes weg te sluizen. Het kantoor bleek voor driehonderd á vierhonderd cliënten naar schatting vijf- tot tienduizend juridische entiteiten te hebben opgezet. In 2003 werd C. veroordeeld tot zeventien jaar gevangenisstraf en een boete van twintig miljoen dollar.”

Bovenstaande casus is er één uit 35 situaties beschreven in een in oktober 2006 gepubliceerd rapport van FATF-GAFI, de Financial Action Task Force van de OECD in Parijs, getiteld: The misuse of corporate vehicles, including trust and company service providers. Doel van de inventarisatie was om bankiers en andere financieel of juridisch adviseurs bewust te maken van de manieren waarop sommige relaties proberen gebruik te maken van de diensten die ze aanbieden op offshore-locaties die bekend staan als belastingen/of toezichtparadijzen. Dat kunnen witwassers, fraudeurs, steekpenningbetalers en ‘onschuldige’ belastingontwijkers zijn, maar net zo goed financiers van terrorisme.

Vraagtekens

Het is een beetje toevallig dat in dit geval een accountant de sleutelrol speelt, want de nadruk in het rapport ligt zeker niet op deze beroepsgroep. Fiscaal adviseurs en partijen die trustdiensten aanbieden liggen zwaarder onder vuur. Mark Hammond, een van de mensen van de OECD Task Force die aan het rapport werkten, zegt dat de focus vooral lag op de typologieën van het misbruik. Maar zijn indruk is dat accountants vooral faciliteren.  “Zij zijn niet de bedenkers van de constructies. Van accountants verwacht je primair dat ze hun customers due diligence grondig doen.”

Toch zijn er vraagtekens te zetten bij de aanwezigheid van accountantskantoren in belangrijke belasting- of toezichtparadijzen. En niet alleen van die lokale ‘u-vraagt-wij-draaien’ eenpittertjes zoals in het voorbeeld, maar ook van de zware vertegenwoordigingen van de big four, en van de middelgrote accountantskantoren, die soms ook zelf met vestigingen in die ‘paradijzen’ zitten of er zijn vertegenwoordigd via de internationale netwerken waarbij ze zijn aangesloten. En die offshore-locaties kunnen de spreekwoordelijke Kaaimaneilanden of Britse Maagdeneilanden zijn, maar ook Jersey of voor buitenlandse klanten Nederland zelf.

Trukendoos

Natuurlijk moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen ‘gewone’ internationale tax planning enerzijds, en anderzijds het gebruik van jurisdicties waar het makkelijk is om een vennootschap of trust op te zetten die het eigenaarschap (beneficiary ownership) van activa verbergt, zoals Panama er kennelijk een is. Dat laatste immers maakt fraude en witwassen mogelijk.

Maar het valt niet te ontkennen dat ook grote vennootschappen die graag te boek staan als ‘netjes’, gebruikmaken van die offshore-locaties. Enron en Parmalat brachten hun aandeelhouders op een dwaalspoor met special purpose vehicles gevestigd op een Caribisch eiland. En dichter bij huis: het onlangs failliet gegane Air Holland greep in dezelfde trukendoos.

Het verminderen van belastingdruk via een entiteit op een eiland met een mild fiscaal klimaat mag legaal zijn, maar in de ogen van diegenen die vinden dat loyaal belasting betalen een vorm van sociale solidariteit is, zit ook belastingontwijking op de rand van het immorele. Dus blijft de vraag: hoe verhoudt zich dat met de toon die met name de grote kantoren aanslaan als het gaat om integriteit, bedrijfsethiek en maatschappelijk verantwoord ondernemen?

Imago

Deloitte in Amsterdam maakt graag gebruik van de gelegenheid toelichting te geven bij de diensten verleend door zustervestigingen op de British Virgin Islands en de Kaaimaneilanden, maar ook de door de Amsterdamse vestiging aan de vele hier gevestigde trustkantoren verleende diensten, toe te lichten.

Om de diverse kanten van het toch gevoelige thema te belichten zitten er behalve een accountant ook een corporate governance-specialist en een fiscalist aan tafel.

Die fiscalist is Rutger Hafkenscheid, gespecialiseerd in de advisering rond tax risk en tax strategy-kwesties aan multinationale ondernemingen. Hij begint met te benadrukken dat de klanten waar hij voor werkt een soort fiscale risico-versus-rendement afweging maken: “Ze weten dat ze minimale belastingdruk kunnen bereiken door uitgekiend gebruik te maken van belastingsregimes in de verschillend jurisdicties overal in de wereld. Maar ze beseffen ook dat de kans op problemen discussies over interpretatie toeneemt naarmate constructies gecompliceerder worden.”

Bewezen structuren geven de minste kans op onaangename verassingen, weet Hafkenscheid. Hij helpt zoeken naar een solide sustainable optimum. Hij heeft echter gemerkt dat in die afweging de mening van de buitenwereld meer is gaan tellen:  “Het risico van imagoschade weegt ook mee. Ik hoor steeds vaker dat een cfo of tax director zegt: die paar procent belastingdrukverlaging die we met deze ondoorzichtige route misschien bereiken, zijn me het gedoe niet waard.”

‘Substance’

Hafkenscheid wordt in deze observatie gesteund door zijn Deloitte-collega Erik Mouthaan, die directies en raden van commissarisen adviseert over corporate governance:  “Het belastingbeleid van een onderneming valt onder het toezicht van het audit committee, en wordt daar ook uitgebreid besproken. Daarbij merk je dat er steeds meer huiver bestaat om complexe, ontransparante constructies toe te staan. Ook hier dus een duidelijk streven naar zo'n solide, sustainable, optimum.”

De sterk groeiende adviespraktijken van de big four op de Kaaimaneilanden en de British Virgin Islands heeft volgens fiscalist Hafkenscheid niets geheimszinnigs. “De Kaaimaneilanden hebben een fiscaal regime dat erg gunstig is voor onder meer private equity en hedge-fondsen. Toevallig zijn dat activiteiten die nu erg in de belangstelling staan.”

Overigens wordt, onder druk van onder meer de Verenigde Staten, ook op de Kaaimaneilanden en de British Virgin Islands het toezicht langzaamaan serieuzer. Vennootschappen kunnen er niet meer puur een ‘brievenbus’ zijn. Er moet een echte activiteit plaatsvinden, met een zeker risico en winstverantwoordelijkheid. Substance heet dat in het jargon.  Die entiteiten hebben bovendien een plicht om het jaarverslag van die activiteiten door een lokale accountant te laten controleren. Dat is onder meer wat Deloitte daar doet.

Weigeren

Deloitte-accountant Bert Kernkamp voegt daar aan toe: “Hedge-fondsen en de andere genoemde vennootschappen mogen in de ogen van het publiek ondoorzichtig zijn, maar die van onze klanten zijn dat voor ons niet. Vrijwel alles wat ze doen is voor ons traceerbaar.”

Dat is volgens hem dan ook een van de belangrijke criteria om een nieuwe klant al dan niet te accepteren: “We willen het hele proces kunnen zien. Het moet duidelijk zijn welke diensten of goederen bij welke geldstromen horen, en wie de eigenaren zijn van de onderneming.”

Het is bekend dat bedrijven die iets te verbergen hebben vaak een deel van hun boekhouding in Nederland laten doen, en een ander deel op bijvoorbeeld de Antillen, door een ander, vaak klein lokaal accountantskantoor. Kernkamp: “Klanten die die duidelijkheid niet kunnen geven weigeren we. Bovendien worden die genoemde fondsen bediend door een kleine groep specialisten die specifieke kennis en ervaring met deze groep hebben.”

De Deloitte-adviseurs hebben de indruk dat de typische ‘risicogroepen’, individuen en bedrijven dus die er echt op uit zijn om via jurisdicties met minder stringente toezichtregimes de belastingdienst op een dwaalspoor te brengen of om zwart geld te witten, minder snel bij de big four-kantoren zullen aankloppen.

‘Gedoe’

Maar als klopt wat adviseurs bij middelgrote accountants- en belastingadvieskantoren vertellen over wat zij of collega's van kantoren waarmee zij via hun netwerk verbonden zijn in de offshore-centra doen, zijn ook die er alert op niet in schimmige zaken verwikkeld te raken.

Ronald ten Brink is hoofd van de internationale belastingpraktijk van Meeuwsen ten Hoopen, een middelgroot kantoor in midden-Nederland dat aangesloten is bij het internationale accountantsnetwerk Moore Stephens. “Sommige fiscaal adviseurs suggereren wel dat ze voor weinig geld een trust of vennootschap in een van die paradijzen kunnen opzetten en beheren”, weet hij.

Maar zijn kantoor probeert klanten daar juist van af te houden. “Behalve wanneer het om een zeer aanzienlijk vermogen gaat is het erg lastig om voor voldoende substance te zorgen. Wil de fiscus het opzetje niet meteen doorprikken, dan zal de offshore-entiteit immers ook echt iets moeten dóen. Per saldo geeft het meestal vooral gedoe.”

Een interessant voorbeeld van ‘sommige fiscaal adviseurs’ is het Haags Juristen College, onderdeel van de Freemont Group, dat eveneens zonder een zweem van geheimzinnigheid op zijn website een prijslijst plaatst van de kosten verbonden aan een offshore-entiteit.  Daar blijkt dat je voor het oprichten van een corporation in Panama 1.550 euro kwijt bent en daarna elk jaar 995 euro. En om verder een indruk te geven: een trust op Cyprus kost in het eerste jaar tweeduizend euro en daarna 1.850 euro per jaar.

Sporadisch

Voor menigeen moet zo'n bedrag als investering om belasting te besparen overzienbaar en aantrekkelijk lijken. Maar Wilfred Castricum, verantwoordelijk accountant bij de Amsterdamse vestiging van RSM Niehe Lancee en vertrouwd met de advisering van directeurengrootaandeelhouders, moet iemand toch al gauw een vrij belegbaar vermogen van tien miljoen euro hebben om de kosten van een internationale structuur te rechtvaardigen.

Castricum: “Het RSM-netwerk heeft, net als alle andere kantoren, een vestiging op Cyprus, de British Virgin Islands en de Kaaimaneilanden, maar het komt maar sporadisch voor dat wij relaties daarnaar doorverwijzen. Ten eerste omdat je gewoon niet zoveel klanten hebt met een zo groot vermogen. Ten tweede omdat er voor de klant toch fiscale risico's aan zitten. En ten derde omdat wij als kantoor geen risico wil lopen van imagoschade, als er iets niet goed gaat met zo'n structuur waarin alles op scherp staat.”

Dienstverleners

Natuurlijk is het inderdaad in het belang van accountants- en belastingkantoren zelf om ver weg te blijven van zaken die hun eigen firma imagoschade kunnen bezorgen of minstens zo erg financiële claims wegens (mede)aansprakelijkheid voor belastingontduiking, fraude of corruptie. Als intermediairs, zoals accountants, niet uit zichzelf scherp gaan opletten, dan zal wetgeving zoals MOT en WID hen wel dwingen of het besef wat de gevolgen kunnen zijn als ze niet aan die wetten voldoen.

Paul Verloop is universitair docent strafrecht aan de Erasmus Universiteit en secretaris van de Nederlandse afdeling van de non-profitorganisatie Transparency International (samensteller van de jaarlijkse Corruption Perception Index). In een artikel dat hij samen met Bert Fibbe, advocaat bij NautaDutilh schreef, zegt hij: “De risico's waaraan een accountant blootstaat wanneer hij een corrupt contract ontdekt, zijn groot omdat een accountant die tot het doen van een MOT-melding verplicht is, een strafbaar feit pleegt wanneer hij niet aan die verplichting voldoet. Daarnaast moet de vraag worden gesteld of een accountant die nalaat frauduleus gedrag voor te leggen aan het bestuur van de vennootschap (…) gelegenheid biedt om het misdrijf witwassen te plegen. (…)

Indien een accountant die een corrupt contract ontdekt wel conform de Verordening op de Fraudemelding zou hebben gehandeld, zou de gelegenheid tot witwassen zich naar alle waarschijnlijkheid dus niet veel langer hebben voorgedaan. Het Openbaar Ministerie zou daarom de positie kunnen innemen dat die gelegenheid (…) in ieder geval mede het gevolg was van de opstelling van de accountant.”

In een toelichting zegt Verloop: “De rol van deze dienstverleners is niet eenvoudig. Kosten die verband houden met corruptie zullen in de boeken vaak terug zijn te vinden als betalingen aan ‘consultants’ of ‘adviseurs’.” Niettemin acht hij die dienstverleners bij uitstek in de positie om malafide betalingen of inkomsten te signaleren.

Commercieel

Uit de opmerkingen van jurist Jan van Koningsveld, werkzaam bij de FIOD-ECD, valt op te maken dat hij dat ook gelooft. Maar gebrek aan kennis zorgt dat accountants toch nogal eens wat over het hoofd zien. Door zijn werk weet Van Koningsveld maar al te goed dát en hoe er kan worden gefraudeerd door misbruik van offshore-locaties en van de dienstverleners die daar actief zijn. Hij doet nu een promotieonderzoek aan de Universiteit van Tilburg waarin hij die ervaring verwerkt.

Op persoonlijke titel sprekend zegt hij: “Bij het bestuderen van fraudezaken vielen mij twee dingen steeds op: de betrokkenheid van offshore-entiteiten zoals vennootschappen, trusts en accounts, en het feit dat de accountants die fraude niet of niet willen zien. Waarom niet? Vermoedelijk gebrek aan kennis, en commerciële belangen.”

Van Koningsveld vreest dat veel accountants nog altijd onvoldoende in staat zijn om de diverse misbruikconstructies te herkennen. “Het lerend vermogen lijkt niet erg groot. Veel accountants weten niet écht waar de begrippen nominee, shell corporation, exempt company, tax shelter, trust, company service provider of subscriber voor staan.”

‘Accountantsspagaat’

Maar accountants horen dat inzicht in de meest voorkomende vormen van zowel legaal gebruik in de vorm van tax planning als illegaal gebruik van buitenlandse offshore-rechtspersonen wel te hebben. “Belangrijk is bijvoorbeeld in welke fase van het witwasproces zich bepaalde handelingen afspelen. Als je dat weet, kun je beter beoordelen of administratieve vastleggingen al dan niet valselijk zijn opgemaakt. De accountant moet leren om verder te kijken dan de papieren werkelijkheid. Pas dan is hij in staat om de juiste vragen te stellen en acties te ondernemen.”

Voor sommigen, zoals Henk Langendijk, hoogleraar externe verslaggeving aan de NIVRA-Nyenrode School of Accountancy en de Universiteit van Amsterdam, die onderzoek deed naar malversaties in de boeken van beursgenoteerde bedrijven, waaronder Enron en Parmalat, is de oplossing nog eenvoudiger. Zijn ervaring deed hem concluderen dat audit only het enige recept is om van de typische accountantsspagaat af te komen. “Want vergeet maar dat een accountant echt kritisch zal zijn op het werk van zijn collega die fiscalist is.”

Eigen belang

Langendijk heeft er begrip voor dat er symbiose bestaat tussen de twee werkterreinen. Voor het midden-en kleinbedrijf wil hij daarom wel een uitzondering maken. Maar beursgenoteerde ondernemingen zouden niet van hetzelfde kantoor fiscaal advies én controle van de jaarstukken moeten kunnen afnemen. “Ik geloof best dat accountants hun klanten nu kritischer screenen dan voorheen. Maar als ze uitsluitend zouden controleren, zouden ze ook in die belastingen toezichtparadijzen effectiever kunnen zijn; gewoon omdat de verleiding om minder scherp te zijn op fiscale constructies geadviseerd door het eigen kantoor er dan niet meer is.” De kans op die door Langendijk bepleitte strikte scheiding van functies lijkt voorlopig overigens klein. Zelfs bij de over alerte Amerikanen staat het niet op de agenda.

Voorkomen dat accountants bewust of onbewust meewerken aan immorele praktijken op subtropische eilanden is een kwestie van welbegrepen eigenbelang. Want al zou bij het publiek maar de indruk ontstaan dat accountants na de boekhoudfraudes hun lesje nog steeds niet hebben geleerd, dan komt het bestaansrecht van de beroepsgroep onvermijdelijk opnieuw ter discussie. Een calculeerbaar risico dat niemand zal willen lopen.

Pleidooi voor kenniscentrum

Jurist Jan van Koningsveld, werkzaam bij de FIOD-ECD en promoverend op fraudeonderzoek, geeft nu al incidenteel cursussen op NIVRA-Nyenrode, maar hij pleit voor iets structureels. “We hebben in Nederland behoefte aan een plek waar kennis wordt verzameld die relevant is voor forensische accountants, maar ook voor ‘gewone’ en in- en externe accountants.” Een centraal kenniscentrum dus.

Door slimmer met kennis en data om te gaan hoeft niet iedere accountant opnieuw het wiel uit te vinden. Dat zou mooi aansluiten bij de plicht die NIVRA-leden vanaf dit jaar hebben om een cursus te volgen op het gebied van fraude. Van Koningsveld: “Als ik met accountants over dit onderwerp praat denk ik vaak aan die prachtige uitdrukking van Cruijff: ‘Ze zien het pas als ze het doorhebben’.”

Rapportenjaar 2006

Het jaar 2006 gaf een rijke oogst aan rapporten over het witwassen van geld en ontwijken van belasting waarbij offshore-jurisdicties en company service providers (trustkantoren) een rol spelen. Je had het FATF-OECD-rapport, maar in februari 2006 liet het Nederlandse ministerie van Financiën ook een dik verslag verschijnen, getiteld: The amounts and the effects of money laundering. De door professor Brigitte Unger van de Utrecht School of Economics gecoördineerde studie stelt dat ook Nederlandse dienstverleners volop betrokken zijn bij het witwassen van crimineel geld: men schat dat het om jaarlijks zo'n achttien tot 25 miljard euro zou kunnen gaan.

En een in november 2006 gepubliceerd rapport van SOMO (een stichting die multinationale ondernemingen kritisch volgt), noemt Nederland zélf een belangrijk belastingparadijs voor multinationals van over de hele wereld. Dankzij het uitgebreide stelsel van verdragen dat Nederland met andere landen afsloot om dubbele belasting te voorkomen, de afwezigheid van bronbelasting (op rente, dividenden maar ook royalty-inkomsten) en de uitgebreide infrastructuur van aanbieders van trustmaatschappijen, fiscaal advies en accountantsdiensten. Men plaatst vraagtekens bij de hoeveelheid belastinggeld die landen die het nodig hebben daardoor mislopen, maar denkt ook dat Nederland indirect het witwassen van crimineel geld faciliteert en bedrijven met een dubieuze reputatie aantrekt. Er zouden hier bij elkaar zo'n twintig duizend ‘brievenbusmaatschappijen’ gevestigd zijn.

Marcel Pheijffer, directeur van NIVRA-Nyenrode School of Accountancy, is niet onder de indruk van die onderzoeken. “Er is zoveel gesuggereerd en zo weinig aantoonbaar gemaakt. Leuk voor de media. Maar die achttien miljard witwasgeld uit het rapport voor het ministerie van Financiën is puur een fantasiebedrag.”

Het ergert Pheijffer bovendien dat die rapporten hem niet vertellen met welke maatregelen eventueel misbruik te voorkomen is. Ik zeg niet dat er niet wordt gefraudeerd en witgewassen, of dat het niet erg is. Maar ik zou blij zijn met een relativerender toon; ook als het over de rol van trustmaatschappijen gaat.”

En wat accountants betreft zegt Pheijffer: “Ze zijn inderdaad niet altijd zo kritisch als je zou willen, maar ik heb de indruk dat er nu minder fout gaat dan voorheen.”

Enkele populaire belasting(soms tevens toezicht-)paradijzen

  • Bahama's
  • Bermuda
  • Bahrein
  • Britse Maagdeneilanden
  • Gibraltar
  • Guernsey
  • Hong Kong
  • Isle of Man
  • Jersey
  • Kaaimaneilanden
  • Liechtenstein
  • Luxemburg
  • Nederlandse Antillen
  • Macao
  • Marshall Eilanden
  • Mauritius
  • Panama
  • VS (Staat Delaware)
  • Zwitserland

Wat is en doet een trust?

In de Verenigde Staten en Engeland is een trust meestal iets anders dan in Nederland en de meeste fiscale offshore-centra. Voor een Amerikaan is een trust een soort fonds waarin een vermogende erflater zijn kapitaal onderbrengt en het beheer ervan aan derden de trustees toevertrouwt, meestal juristen en vermogensbeheerders.

In het licht van belastingdrukverlaging is een trust echter een juridische entiteit die als taak heeft te zorgen voor substance in een jurisdictie die om belastingtechnische redenen verkieslijker is dan de plaatsen van waar de fysieke activiteiten van een holding plaatsvinden. De meeste landen met een vriendelijk fiscaal regime eisen namelijk dat een trust meer is dan alleen een brievenbusfirma. Trustkantoren, ook wel management services companies geheten, zorgen voor een adres, het management en de administratie van de (meestal toch beperkte) activiteiten van de trust. Lokale accountants- en belastingadvieskantoren verzorgen de belastingaangifte en certificeren jaarrekeningen.

Volgens een publicatie van de VIMS, de koepel van de Nederlandse trustkantorenbranche (goed voor 'enkele duizenden banen), gaat het om ‘vermogens- en geldstromen die uitsluitend binnen een ondernemings- of vermogensbeheerkader plaatsvinden. Veelal gereguleerd, onder toezicht (Wet toezicht trustkantoren), en binnen een strak juridisch en administratief kader’.  Klanten zijn nationale en internationale ondernemingen, investeringsfondsen, financiële instellingen, overheden en vermogende particulieren.

Nederland kent vijf trustkantoren die meer dan duizend entiteiten beheren: Fortis Intertrust BV, TMF Management BV, Equity Trust Company NV, Citco Nederland BV en ATC Corporate Services BV.

Afstoten trustactiviteiten

De lucratieve trustkantorenbranche in Nederland groeit als kool. Toch hebben juist de laatste jaren enkele banken en grote advocatenkantoren hun trustactiviteiten afgestoten.

In de eerste week van januari 2007, meldde de ING Groep het voornemen om ING Trust over te doen aan het zittende management en de investeringsmaatschappij Foreman Capital. In oktober 2004 ging ABN AMRO ING al voor, met de verkoop van ABN AMRO Trust and Management Services Companies aan Equity Trust. Beide banken gaven ‘strategische heroriëntatie’ en verdere concentratie op kernactiviteiten als reden op. Ze meldden overigens ook dat zij na de afstoting wel van de diensten van hun voormalige dochters gebruik zouden blijven maken.

De trend om diensten van trustkantoren te outsourcen werd eigenlijk ingezet door advocaten- en notariskantoren. Baker McKenzie vervreemde zijn trustbedrijf in 2001 aan ING en Trénité van Doorne verkocht zijn trustbedrijf, Equity Trust, aan de bank Insinger de Beaufort. In mei 2005 zette Nauta Dutilh trustkantoor Forum Administrations op afstand, door het te verkopen aan het gespecialiseerde trustkantoor Amaco.

Die laatste verkoop volgde vrij kort nadat Nauta in een lastig parket was geraakt omdat Forum Administrations betrokken was bij het schandaal rond het Italiaanse zuivelbedrijf Parmalat in 2004. Nauta-bestuurder Joan van Marwijk Kooy ontkende indertijd dat die zaak de reden voor vervreemding was. Wel legde hij een verband met de (toen net van kracht geworden) voorschriften van de code Tabaksblat.

Er lijkt een patroon herkenbaar: eerst ontdekten advocatenkantoren dat het hebben van een trustbedrijf problemen kan opleveren, hetzij door strenger toezicht, hetzij door imagoschade. Ze verkochten hun trustactiviteit aan banken. Nu stuiten banken op vergelijkbare complicaties. Een ING-voorlichter erkent dat behalve strenge eisen van Sarbanes-Oxley ook het niet altijd positieve imago van het trustbedrijf meewogen in het besluit tot verkoop.

Bert Bakker (1956-2022) was financieel-economisch journalist.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.