Kwaliteit van de controle
Het in december 2004 gepubliceerde boekje ‘Trends in Accountancy - brancheverkenning 2004-2005’, bevat de resultaten van een enquête over de ‘Kwaliteit van de controle’. In de analyse van de resultaten ontbreken volgens Maarten den Ouden echter twee belangrijke aspecten.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2005
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Maarten den Ouden
Het eerste aspect is dat de enquêtevragen beantwoord zijn door twee groepen accountants, namelijk door openbaar accountants enerzijds en andere accountants anderzijds. De openbaar accountants zijn feitelijk het onderwerp van de enquête. De andere accountants zijn onder meer werkzaam als financieel manager, overheidsaccountant of intern accountant.
Van de financieel managers is zonder meer duidelijk dat ze door het beantwoorden van de vragen een oordeel geven over de kwaliteit van de werkzaamheden van de collega-accountants die controleren. Dit zullen bijna altijd openbaar accountants zijn. Voor wat betreft de interne en overheidsaccountants ligt het wat gecompliceerder, doordat de vraagstelling gelegenheid gaf voor interpretatieverschillen: moet een intern accountant een oordeel geven over het werk van andere intern accountants en/of over het werk van openbaar accountants?
Ikzelf ben in de overheidssector werkzaam en zie uit hoofde van mijn functie veel dossiers van openbaar accountants. Ik heb bij de beantwoording van de vragen daarom steeds die openbaar accountants in gedachten gehad; enkele collega’s hebben op dezelfde wijze gehandeld. Als alle accountants werkzaam bij de overheid en alle intern accountants de vraagstelling zo hebben geïnterpreteerd, en dat is niet onwaarschijnlijk, dan zijn de uitkomsten van de enquête op een aantal punten wel zeer opmerkelijk.
In de tabel is voor vier vragen/stellingen aangegeven welk percentage van de respondenten het oneens was met de stelling. Uit tabel 1 blijken de openbaar accountants aanmerkelijk positiever over de kwaliteit van hun eigen werkzaamheden dan hun collega-accountants. Wat kan de oorzaak zijn van deze grote verschillen in perceptie? De ‘verwachtingskloof’ zal hier geen grote rol spelen: alle accountants hebben dezelfde basisopleiding en weten wat al dan niet van een openbaar accountant mag worden verwacht.
Een mogelijke oorzaak is het verschil in kennis van de te controleren opdrachtgever: een intern accountant of financieel manager weet natuurlijk veel meer van de organisatie waar hij werkzaam is dan de openbaar accountant, die slechts enkele weken per jaar aanwezig is. Door hun betrokkenheid bij de controle, hebben zij ook een redelijk beeld van de werkzaamheden van de openbaar accountant. Het is daarom zeer zorgelijk dat bijvoorbeeld 23,8 procent van de financiële collega’s vinden dat accountants onvoldoende kennis van de opdrachtgever en diens omgeving hebben om een controleopdracht uit te voeren!
Het zou kunnen dat een belangrijke reden voor het verschil in perceptie is dat de openbaar accountant een oordeel geeft over zijn eigen werkzaamheden, terwijl de collega-accountants oordelen over de werkzaamheden van de openbaar accountants. Als veel mensen bereid en in staat zouden zijn om de kwaliteit van hun eigen werk objectief te beoordelen, dan zou de werkgelegenheid van accountants een stuk kleiner zijn. Ook voor openbaar accountants zal het moeilijk zijn om de kwaliteit van hun eigen werk objectief te beoordelen. Maar dat collega-accountants zo negatief oordelen over de kwaliteit van de werkzaamheden van de openbaar accountants, zou toch reden moeten zijn voor grote ongerustheid.
Het tweede aspect dat ik wil noemen, betreft de grote eensgezindheid onder openbaar én andere accountants over het controlebudget (tabel 2). De eerste conclusie uit de antwoorden op deze stelling is dat het controlebudget in zo’n tweederde van de gevallen te laag is. Een tweede conclusie zou kunnen zijn dat openbaar accountants filantropen zijn, die stelselmatig méér werk verrichten dan waarvoor ze betaald worden. De opdrachtgever betaalt weliswaar te weinig, maar krijgt toch een kwalitatief goed product. Wie deze conclusie onwaarschijnlijk in de oren klinkt, rest maar één andere tweede conclusie.
Noot
Maarten den Ouden is werkzaam bij het College Toezicht Zorgverzekeringen. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.