Het NIVRA moet kiezen
Volgens Arie Molenkamp heeft Nederland recht op twee onafhankelijke beroepsverenigingen van externe en (pluriforme) interne auditors. Beide kunnen vervolgens samenwerken in een op te richten kennis- en opleidingenorganisatie, die de diverse registers beheert.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2005
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Arie Molenkamp
Het NIVRA heeft onlangs een commissie Pluriformiteit opgericht. Deze actie past in een door directeur Gert Smit ingezet offensief. In ‘de Accountant’ van november 2004 onder de kop ‘Actie en een goed gesprek’ lijkt hij namelijk de aanval te hebben ingezet op de reguliere organisaties van internal auditors. Hij gebruikt hierbij termen die, naar zijn zeggen, ontleend zijn aan Anton Philips. Met uitspraken als ‘eerst toeslaan en dan pas praten’ en ‘wie niet meewerkt vliegt er onmiddellijk uit’, doet hij een oproep tot samenwerken. Dit winteroffensief heeft niet alleen de wenkbrauwen doen fronsen van pluriforme internal auditorganisaties als de Vereniging van Register Operational Auditors (VRO) en het Instituut van Internal Auditors (IIA), maar ook in eigen kring van het NIVRA is er enige beroering ontstaan. In ‘de Accountant’ van januari 2005 stelt hoogleraar Hans Blokdijk dat het versterken van de pluriformiteit van het NIVRA een slecht idee is omdat accountants en auditors wezenlijk verschillende beroepen zijn.
Of het allemaal niet genoeg was heeft het NIVRA zich, in het kader van een position paper over internal auditing, gepresenteerd als ‘gezaghebbende organisatie’ op het gebied van internal auditing. Dit laatste is bij veel beoefenaren van deze professie in het verkeerde keelgat geschoten. Om het maar zachtjes uit te drukken: het NIVRA lijkt de realiteit en de verhoudingen uit het oog te hebben verloren.
Het wordt nu echt tijd dat “auditors zich ontworstelen aan de knellende omhelzing van de accountants”, schrijft Blokdijk. Deze opvatting vormde in 1994 de bestaansgrond van de VRO. Een vereniging die in 1997, tezamen met het overlegorgaan Interne Accountants (INTAC) en het Belgische Internal Auditors-chapter, de Nederlandse pendant van de internationale internal auditors-organisatie, het IIA, oprichtte.
Het NIVRA hoeft zich dus geen zorgen te maken: de onafhankelijke pluriforme organisatie van internal auditors bestaat al!
Wat is nu de maatschappelijke context van het krachtenveld binnen de accountants- en auditors-professies? In organisaties zijn internal auditors, met titels als RA, RE, RO, CIA en RC, werkzaam. In multidisciplinair samengestelde teams trachten zij het management te ondersteunen door het verstrekken van aanvullende zekerheid over de mate van control binnen de organisatie.
Een belangrijke counterpart van de internal auditor is de controller. De controller, waar we overigens dezelfde schakering aan disciplines tegenkomen, is immers in veel gevallen verantwoordelijk voor management control.
Checks en balances binnen de organisatie dus ...
De wetgeving vereist (in veel gevallen) bij de jaarrekening een verklaring van een extern accountant. De accountant is dus gehouden om aan dat maatschappelijk verkeer verantwoording af te leggen over de getrouwheid van de mededelingen die de organisatie afgeeft over de (financiële) beheersing. Impliciet wordt daarbij ook een uitspraak gedaan over de kwaliteit van de cfo of controllersorganisatie, en over de wijze waarop de internal audit-functie is ingericht en functioneert. Tegengestelde belangen dus tussen interne auditors en certificerende externe accountants ...
Het onafhankelijke karakter van de organisatie van internal auditors in Nederland dient versterkt te worden. Nederland heeft namelijk, zoals in zoveel landen, recht op twee onafhankelijke beroepsverenigingen. Één van externe accountants en één van (pluriforme) internal auditors.
Welk perspectief levert dat op? Het NIVRA moet kiezen welke rollen zij wil vervullen. Zij kan bijvoorbeeld een kennisorganisatie zijn voor alle RA’s en daarnaast een beroepsorganisatie voor die certificerende accountants die binnen de Wet toezicht accountantsorganisaties gaan fungeren. Het IIA ontfermt zich vervolgens, als beroepsorganisatie, over die RA’s die in internal auditing-functies werkzaam zijn.
Als kennisorganisatie zou het NIVRA, tezamen met NOREA en VRO, een Stichting Audit Registers (SAR) kunnen oprichten, waarbinnen de diverse registers (RA, RE, RO etc.) worden beheerd. Deze stichting ziet toe op desbetreffende opleidingsinstituten en op de programma’s voor permanente educatie die voor de leden zijn ontwikkeld.
Voor een individuele RA houdt dit in dat hij lid is van zowel de kennisorganisatie SAR als afhankelijk van zijn beroepsveld, een beroepsorganisatie als IIA, NIVRA of het Controllers Instituut (CI). De totale contributiedruk zal hierdoor zeker niet hoeven te stijgen.
Pas daarna kan er op voet van gelijkwaardigheid worden gesproken tussen de beroepsorganisatie van externe accountants (NIVRA) en van internal auditors (IIA), waarbij beide organisaties samenwerken met de kennis- en opleidingenorganisatie SAR.
In bovenstaand licht bezien zou Gert Smit er goed aan doen de strijdbijl te begraven.
Noot
Arie Molenkamp is verbonden aan de opleiding nExecutive Master of Internal Auditing (EMIA) van de Amsterdam graduate Business School aan de Universiteit van Amsterdam.
Reactie Gert Smit
Publiek of privaat belang, dat is de keuze
Uit recent NIPO-onderzoek is gebleken dat de markt de RA-titel nog steeds zeer hoog aanslaat. Let wel, het gaat in dit onderzoek niet om openbaar accountants, maar om RA’s in de functie van financieel manager of intern accountant. De waarde van de RA-titel strekt hiermee aanzienlijk verder dan louter de wettelijke controle. Deze zienswijze beperkt zich niet tot de markt, maar wordt gedeeld door het brede maatschappelijk verkeer. Tijdens de recente behandeling van de Wta in de Tweede Kamer onderstreepten alle grote fracties het belang van handhaving en waarborging van de RA-titel in brede zin, zoals omschreven in de Wet op de Registeraccountants.
Het NIVRA ontleent haar bestaansrecht als publiekrechtelijke beroepsorganisatie aan deze uitgesproken wens van het maatschappelijk verkeer. Uiteraard brengt dit ook de nodige verplichtingen met zich mee voor degenen die de RA-titel wensen te voeren. Verplichtingen die worden vastgelegd in de Code of Ethics en die gelden voor alle categorieën RA’s.
Mijn uitgangspunt is eenvoudig: De RA-titel is verbonden aan het publieke belang. De Algemene Ledenvergadering en het algemeen bestuur van het NIVRA bepalen de invulling hiervan. De ledengroeperingen daarentegen kunnen het beste invulling geven aan het bijzondere belang, voortvloeiend uit hun positie of functie.
Of de oplossing die Arie Molenkamp aandraagt adequaat is, is vooralsnog ter beoordeling van de commissie Pluriformiteit. In deze commissie zitten alle vertegenwoordigers van de overlegorganen en ik ga ervan uit dat de argumenten daar zorgvuldig worden gewogen.
Overigens wil ik benadrukken dat ik me niet in de krijgshaftige toonzetting van Arie Molenkamp herken. Woorden als ‘de aanval inzetten’ heb ik gebezigd noch bedoeld. De uitspraken van Anton Philips zijn uit zijn context gelicht. In de desbetreffende column onder de titel ‘Actie én een goed gesprek’ benadruk ik juist de combinatie van beiden en haal ik tegelijkertijd de Europese Unie aan als voorbeeld van een geslaagde samenwerking zonder al te veel grote conflicten. Ik zou de discussie dan ook graag op deze basis willen voortzetten.