'Een stelling uit de bedrijfskantine'
Als Nederlandse bedrijfsbestuurders een ‘internationale’ beloning willen, dan moeten ook straffen en boetes van internationaal kaliber zijn, luidde samengevat de massaal gesteunde vorige webstelling (zie Opinie, maart 2005). Arnout van Kempen vindt de stelling om diverse redenen ‘absurd’.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2005
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Arnout van Kempen
De suggestie die in de stelling is geslopen, en die blijkens de toelichting niet van het OM afkomstig is, is dat de hoogte van de beloning van een bestuurder een relatie zou vertonen met diens risico gestraft te worden. Dit lijkt me flauwekul.
Een bestuurder dient de belangen van de aandeelhouder, als je Angelsaksisch denkt, of van de vennootschap als je Rijnlands denkt. Het belonen van de bestuurder heeft als doel diens persoonlijke belangen in lijn te brengen met de belangen die hij zou moeten dienen. Zoals Adam Smith al leerde is er anders geen reden aan te nemen dat een bestuurder uit een soort altruïsme de belangen dient waarvoor hij is ingehuurd. Geredeneerd vanuit de functie van bestuurdersbeloning is het dan ook minstens vreemd om eventuele strafrechterlijke risico’s mee te wegen. De suggestie die hier minimaal van uit gaat is: we hebben graag dat u fraudeert, we belonen u immers om de daarmee gepaard gaande risico’s te lopen.
Vanuit het recht geredeneerd is de stelling eveneens absurd. Zoals de officier terecht stelt, dient sanctionering een voldoende grote pakkans te kennen, en voldoende hard aan te komen, wil een preventieve of corrigerende werking worden bereikt. Als de maatschappij vindt dat vanwege één probleem bij een AEX-fonds, de pakkans of strafmaat dient te worden vergroot, dan moet dat natuurlijk gebeuren. Het zou mijns inziens een overtrokken maatregel zijn, die past in het overtrokken klimaat dat ook de accountantsbranche nu al tijden domineert, en dat ons pareltjes als toezicht op toezicht, toezichthouders met een overdaad aan proefballonnetjes en voortgaande juridisering van een ooit bedrijfseconomisch beroep heeft opgeleverd. Maar als dat is wat de maatschappij wil, dan moet het maar. Echter, de stelling heeft als consequentie de redenering: als de pakkans en de straffen omhoog gaan dan mag of moet ook de beloning omhoog. Hiermee doe je dan precies het gewenste effect weer teniet. De relatieve pijn die een straf doet neemt immers af naarmate men meer inkomen heeft.
Dat de stelling desalniettemin een hoog percentage ‘eens’ scoort (ruim negentig procent) verrast niet. Ze had zo uit de eerste de beste bedrijfskantine, biljart-café of LPF-verkiezingsfolder geplukt kunnen zijn. Er klinkt een sterk ‘laat die hoge heren dan ook maar bloeden’-gevoel in door, gecombineerd met een hang naar de groteskheid van de Amerikaanse situatie. Wat er zo aantrekkelijk is aan het idee dat alles altijd maar meer, groter en heftiger moet weet ik niet. Ik heb niet erg sterk de indruk dat de moraliteit in de Amerikaanse boardroom, waar veel wordt verdiend, en hard kan worden gestraft, heel veel beter is dan, pak hem beet, in de Nederlandse directiekamers van de jaren vijftig, waarin de beloningen bescheiden waren, de pakkans minimaal en de straffen ook. Maar waarin ook de civil society nog functioneerde en waarin ‘dat doen we hier niet’ nog iets te betekenen had.
Noot
Arnout van Kempen is werkzaam bij BDO CampsObers Accountants & Adviseurs. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.