De wereldvreemde accountant
De moderne accountant functioneert als een in hiërarchie ingebedde technicus. Volgens Jan van Dijk is de noodzakelijke menselijke, subjectieve beoordeling daardoor onmogelijk geworden. “Accountancy moet weer een beroep zijn.”
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7, 2004
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Jan van Dijk
Ik heb al jaren de indruk dat de accountant zich op een tamelijk destructieve wijze steeds meer van de werkelijkheid vervreemdt. Zo’n indruk ontstaat pas als je afstand van het beroep hebt genomen. Ik weet niet of het fair is, mijn voormalige beroepsgenoten nu met mijn indrukken te confronteren. Uiteindelijk is het al zestien jaar sinds ik van het ‘openbare’ beroep afscheid nam en ik verdien alweer bijna tien jaar mijn brood als beeldend kunstenaar. Maar het is mijn overtuiging dat ons beroep zich suïcidaal, zichzelf vernietigend, ontwikkelt.
We spreken altijd over het ‘accountantsberoep’. De weinige accountants die het uitoefenen, zijn echter de bevestiging dat ‘het beroep’ niet meer bestaat! De accountant van heden is een uitvoerend functionaris, in dienst van een corporation, die een andere corporation controleert. Hij (zij) functioneert als een in de hiërarchie ingebedde technicus en voegt zich naar de vele regels, bijna als een robot. Hij mag niet zelf interpreteren, er zijn bureau-interpretaties. Hierbij is het bijna om het even, of hij partner, manager of assistent is.
Maar de accountant is mens. Een denkende, voelende mens. De rubriek ‘Werk en privé’ in ‘de Accountant’ toont de accountant als mens naast zijn werk, maar dat schiet aan de kern voorbij. De accountant is in zijn werk mens. Dat werk betreft niet alleen cijfers, maar ook handelingen en oordelen van mensen, die subjectief moeten worden beoordeeld. En al zijn cijfers vaak schijnbaar kwantitatief, zij zijn vaak in wezen kwalitatief en subjectief te benaderen. Daar heeft de ‘voelende’, mens een belangrijke rol naast de rationele mens. Die combinatie is belangrijk maar wordt door het streven om alles in regels te vangen, door organisatiestructuren en hiërarchiën onmogelijk gemaakt.
Zoals het beroep zich nu ontwikkelt, kunnen ook anderen certificeren. Waarom niet. Het ene bedrijf controleert het andere. De eigendom van accountancy-corporaties ligt al lang niet meer uitsluitend in accountantshanden. Dan wordt het een kwestie van naamgeving, vermelding van de gehanteerde conventies en regels en een kwaliteitsstempel (ISO xyz).
Accountants-expertise is betrekkelijk. Welke accountant kan zeggen dat hij de verslaggeving van een telefoonmaatschappij of een energieleverancier overziet? Dan kom je met controleleer niet ver. Een in automatisering gekwalificeerde controller of ingenieur kan dat beter!
Ook het thema ‘materialiteit’ heeft met de beroepsbeleving te maken. Ik was in mijn vroege jaren als accountant een first-generation EDP-auditor en heb veel over deze beroepsrichting geschreven. Toen was materialiteit al een hot topic. Niet dat het maatschappelijk zo veel als nu werd besproken, maar wij hadden het als accountants nodig voor onze statistische technieken en - met alle respect voor de meningen over materialiteit in het decembernummer - het kostenaspect speelde daarbij een belangrijke rol. Maar materialiteit is geen accountantsthema of instrument. Het is een gebruikersconcept: welke invloed heeft een aspect, fout of verkeerde presentatie op mijn oordeel? Dat kan ik als lezer beoordelen, de accountant kan dat niet.
Materialiteit is vergelijkbaar met pijn. Het komt in vele vormen voor, heeft objectieve aspecten, maar blijft in wezen subjectief en hangt ook af van de omstandigheden. Net als pijn is ook materialiteit alleen door de betroffene te beoordelen. Als de accountant daarover wil meespreken, moet hij zich in de plaats van de lezer denken en zich inleven in diens reacties. Daarvoor moet hij niet alleen regels toepassen, maar een ‘meevoelend’, denkend mens zijn.
Door internationale druk en het gemak van regelgeving is de accountantsfunctie geërodeerd tot een ‘technische’ functie. Geen wonder, dat er een crisis is in de geloofwaardigheid, dat er een verwachtingskloof bestaat en dat overheden ingrijpen. Ik kan als accountant alle regels ter wereld hanteren en toch tot foute conclusies komen. De praktijk bewijst dat steeds opnieuw. Mijn boekje over expertsystemen zou ik nu niet meer zo schrijven, ik zou nu meer relativeren! Net zoals artsen zijn ook accountants bij uitstek individuele beroepsbeoefenaren. Dat merk je bij accountantsbenoemingen: dan spelen personen een doorslaggevende rol.
Dat financiële aspecten, marketing, kwaliteitscontrole, opleiding, netwerk bij de organisatie van accountants belangrijk zijn, is begrijpelijk. De accountant moet niet terug naar de accountancy-middeleeuwen. Maar aan de verregaande regelgeving moeten grenzen worden gesteld en deels worden teruggedraaid. Het individuele accountantsoordeel moet weer bepalend worden en de persoon weer belangrijk. Dit alles natuurlijk binnen een raamwerk van ‘grensbepalende’ regels en de kwaliteitsgarantie van grotere structuren.
Maar accountancy mag geen door de hiërarchie ingeperkte, verstikte functie zijn. Het moet een beroep zijn. De accountant moet in de werkelijkheid terugkomen.
Noot
Jan van Dijk is bedrijfseconoom en registeraccountant en werkte dertig jaar in het accountantsberoep waarvan 25 jaar bij Coopers & Lybrand (twaalf jaar als partner). Sinds tien jaar werkt hij in Berlijn als beeldend kunstenaar.