Gordijn in bad
“We moeten zoveel en we kunnen zo weinig”, zo stelde NRC-columnist Johan Schaberg onlangs. Waar in vroeger tijden God als hoogste gebieder fungeerde, stelt de moderne mens de eisen vooral aan zichzelf.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 6, 2009
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
En die zijn hoog. “We moeten CO2-neutraal leven”, “we moeten de planeet en het leven op aarde redden”, “we moeten carrière maken en voortreffelijke ouders zijn” enzovoorts.
Onmogelijke opdrachten die dan ook leiden tot een permanent gevoel van te kort schieten. Ook accountants leiden aan dit euvel. In de ogen van de samenleving mag de bijdrage van accountants wel een onsje meer zijn en inmiddels vinden we dat zelf ook. Jan Hommen riep het drie jaar geleden - “accountants, kom uit uw schulp” - en in de bankencrisis wordt er opnieuw vragend naar de accountant gekeken. In haar rapport over de toekomst van de banken vindt de commissie Maas dat “de externe accountant zich een grondig oordeel moet vormen van het feitelijk functioneren van de governance binnen een bank”.
Dat klinkt mooi, en het lijkt ook logisch dit van de accountant te verwachten. Want die beweegt zich in het hart van de onderneming, ziet veel en is ook nog eens deskundig en degelijk. Maar de vraag is of de accountant wel voldoende is geëquipeerd om een grondig oordeel over het feitelijk functioneren van de governance te vellen. En mocht de accountant toch voldoende deskundig zijn, waarop baseert hij vervolgens zijn oordeel? Op zijn buikgevoel? Op de normen van bestuur en commissarissen? In De Prooi hebben we kunnen lezen hoe het daarmee gesteld kan zijn.
De afgelopen jaren is het beroep veel bekritiseerd, en dat heeft ook bij ons het gevoel doen postvatten dat we soms te kort zijn geschoten. Een dergelijke state of mind is riskant, want je hebt dan de neiging om te snel toe te geven.
Gelukkig biedt Schaberg uitkomst. Hij haalt de filosoof Epictetus aan, die twintig eeuwen geleden ook in een onzekere wereld vertoefde. Het is belangrijk om twee soorten dingen te onderscheiden, zei hij, de dingen waar we over gaan en de dingen waar we niet over gaan. Het slechtste wat je kunt doen is die twee dingen door elkaar halen. Dan “zult ge veel hinder ondervinden, ge zult klagen, in verwarring worden gebracht en goden en mensen verwijten maken”.
Conrad Hilton, oprichter en eigenaar van de gelijknamige hotels, had daar geen last van. Hij hield zich bij zijn leest. In de jaren vijftig werd hij in een televisieshow geïnterviewd door de CBS. Aan het eind van het interview legde de presentator Hilton de vraag voor of hij nog een boodschap voor het Amerikaanse volk had. Hilton, zich realiserend dat hij tot een miljoenenpubliek sprak, wendde zich tot de camera en zei: “Mocht u nog eens één van onze hotels bezoeken en u wilt een douche nemen, let er dan op dat het douchegordijn in het bad hangt en niet daarbuiten.”
Het is goed dat het accountantsberoep zich manifesteert in de wereld, maar laten we onze hand niet overspelen. Laten we ons concentreren op wat we kunnen en wat we weten en vooral, waar we over gaan. En laten we aan onze omgeving vooral dàt duidelijk maken.
Gert Smit
algemeen directeur