'Wie dit vak beoefent als kunstje, is binnen zes jaar afgeschreven'
Dé Nederlandse autoriteit op het gebied van overheidsaccountancy neemt afscheid. Hoogleraar Aad Bac wordt 65 jaar en laat de universiteit achter zich. Inclusief de studenten, die "zo moeilijk ervan te overtuigen zijn dat je er niet komt met alleen compliance".
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 6, 2008
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Hoogleraar overheidsaccountancy Aad Bac neemt afscheid
Aad Bac is een man van het ‘waarom’. “Natuurlijk, het ‘wat en hoe’ is belangrijk en daarvoor moeten we voldoende aandacht hebben. Maar vraagstukken worden pas echt interessant als het ‘waarom’ ter sprake komt.”
Zoals het vraagstuk van de verschillen tussen overheden en bedrijven als het gaat om verslaglegging en accountancy in brede zin, een vraagstuk waar Bac zijn gehele werkzame leven mee bezig is geweest. “De regels zijn anders en dat is volkomen terecht. De economische drijfveren zijn anders, het draait niet om een zo groot mogelijk bedrag onder de streep. Hogere belangen spelen een rol, denk bijvoorbeeld aan de rechtvaardigheid over generaties heen: we hoeven niet te leven op de zak van onze kinderen, maar anderszins hoeven wij hen ook niet met een klomp goud de toekomst in te sturen.” Dergelijke vragen, en de antwoorden erop, verschaffen overheidsaccountancy zijn afzonderlijke plaats, stelt Bac. “Bovendien is het aan de orde stellen van die vragen de enige methode om een en ander aan studenten over te brengen. Als je allemaal moet onthouden wat er anders is, dan loopt het niet goed af. Maar als je weet waaróm het anders is, dan geef je de toekomstige professional een redeneervermogen mee dat hem helpt bij het onthouden van de verschillen.”
Zoektocht
Bacs eigen kennismaking met het vak stamt uit begin jaren zestig, toen hij in de avonduren in Rotterdam bedrijfseconomie studeerde terwijl hij als assistent (bij VB Accountants) in de publieke sector werkte. “Vanaf het begin was ik geweldig nieuwsgierig naar de relevantie van bedrijfseconomische kennis voor het werk dat ik deed. Het leken tegengestelde werelden, zeker in die tijd. Maar ik zocht naar de analogieën - mijn doctoraalscriptie ging daar over - en dat ben ik blijven doen. Die zoektocht heeft mijn verdere leven in het wetenschappelijke bedrijf bepaald.”
In de loop der jaren hebben dan weer de verschillen, dan weer de overeenkomsten de overhand gehad. “Het wordt natuurlijk onzin als je ondoordacht gaat toepassen wat in de private sector als verworven wijsheid wordt beschouwd.”
Denkfout
In de jaren tachtig - toen door de economische omstandigheden bij de overheid de hand op de knip moest - werden daar aanzetten toe gegeven.
“Men zei: laten we nu maar handelen zoals in het bedrijfsleven, dan komt het wel goed. Maar dat is natuurlijk niet waar: in het bedrijfsleven wordt net zo goed geld verspild, maar daar kraait geen haan naar, zolang de winstwaarschuwingen maar uitblijven.”
De denkfout vindt zijn oorzaak in het negeren van het ‘waarom’.
Bac: “Uiteindelijk heeft men zich weer gerealiseerd dat het hier om de publieke sector gaat. Dan kun je niet handelen als een bedrijf, dan kun je hooguit handelen naar analogie van wat ergens anders bedrijfsmatig wordt genoemd.”
De discussie is in 2008 vrijwel gesloten, ook al ziet Bac hier een daar een oprisping. “En dan wordt momenteel eerder de eigenheid van de overheid benadrukt. Bijvoorbeeld in het Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies (BBV), dat op bepaalde punten niet is geharmoniseerd met internationale ontwikkelingen.”
Spagaat
In die internationale ontwikkelingen is Bac bij uitstek thuis. Als enige hoogleraar overheidsaccountancy in Nederland is hij min of meer gedwongen zijn collega's over de grenzen te zoeken. Dat begon al nog voordat hij in 1988 in Tilburg werd benoemd. “Ik had behoefte aan referentie en die was er binnen Nederland eigenlijk niet op dat moment. In het denken over doelmatig handelen door de overheid speelde toen de Canadian Comprehensive Auditing Foundation een belangrijke rol, en via dat netwerk kwam ik in contact met Amerikaanse en Duitse wetenschappers die zich ook voor overheidsverslaggeving interesseerden.” Dat werd later het netwerk met een opvallende naam: CIGAR.
In de internationale context is de positie van Nederland een bijzondere. “Enerzijds zijn we continentaal: publiekrechtelijk hebben we een Romaans-Napoleontische geschiedenis. Maar anderzijds handelen we al heel lang alsof we tot het Angelsaksische deel van de wereld behoren. In ons denken over met name economische vraagstukken richten we ons ook meer Atlantisch dan continentaal. Die spagaat is wonderlijk, heel apart.”
Gezonde scepsis
In de accountancyopleiding van de Universiteit van Tilburg, die Bac jarenlang heeft geleid, zijn dit soort thema's geen dagelijkse kost. Maar van een kloof tussen wetenschap en accountancy - het zou accountancystudenten alleen maar gaan om het zo snel mogelijk aanleren van een truc, om vervolgens gauw veel geld te gaan verdienen - wil Bac niet horen. “Een dergelijke schets is een karikatuur. Wie dit vak beoefent als ware het een kunstje, is binnen zes jaar afgeschreven. Registeraccountants moeten in staat zijn op een creatieve manier met problemen om te gaan. Het schrijven van een controleprogramma is als het schrijven van een onderzoeksplan en dat vereist een levenshouding van gezonde scepsis: vertrouwen, maar binnen bepaalde grenzen. En twijfel is noodzakelijk, ook en vooral aan de juistheid van je eigen mening. Je moet voortdurend kritisch staan tegenover wat je aan het doen bent - en dat is de grondhouding van een wetenschapper. Een wetenschapper gelooft zichzelf nooit.”
Bac zegt te streven naar het opleiden van “onafhankelijk denkende personen”. “En daarvoor heb ik wetenschappelijke vorming nodig. En daarom mag de universiteit zich de accountantsopleiding niet laten afpakken.”
Meer kruisbestuiving
Een en ander betekent niet dat het altijd lukt, dat de aandacht er bij studenten altijd is voor het ‘waarom’, voor de diepte van vraagstukken. Wat dat betreft ziet Bac zelfs achteruitgang. “We hebben erg veel moeite studenten ervan te overtuigen dat ze er niet komen door alleen maar te voldoen aan de voorschriften, maar dat van hen wordt verwacht dat ze nadenken over de kwaliteit. Maar dat lukt niet echt goed, steeds minder goed, zo heb ik het gevoel. Natuurlijk is het voor het afgeven van een accountantsverklaring belangrijk dat een jaarrekening voldoet aan verslaggevingsvoorschriften, maar dat is niet het doel. Het doel is het verschaffen van inzicht: de wetgever en het maatschappelijk verkeer vragen ook dat wij ons daarop richten. Maar de vraag naar de mate waarin een jaarrekening inzicht biedt, kun je niet beantwoorden als je alleen in termen van compliance denkt.”
De mismatch tussen het curriculum en de praktijkervaring die studenten tegelijkertijd opdoen is daar mede debet aan, aldus Bac. “Er moet meer kruisbestuiving zijn tussen wat de assistent in de praktijk te doen krijgt en datgene waarover wij op de universiteit op die vrijdag met hem over willen spreken.”
‘Ik kan slecht tegen weinig doen’
Aad Bac werkte altijd zeventig tot tachtig uur per week. Daarnaast vervulde hij talloze nevenfuncties, professioneel en maatschappelijk, onder meer als bestuurder binnen het kerkverband Gereformeerde Gemeenten. “Het was de afwisseling die dat mogelijk maakte. Laat een salarisadministrateur elke avond tot half tien overwerken en na een halfjaar heeft hij een burnout. Maar als je op veel verschillende borden speelt, kun je dat best hebben. Dan kun je tot middernacht en daarna doorgaan.”
Moét hij zo hard werken? “Ik kan slecht tegen weinig doen. En ik heb altijd de behoefte gevoeld de maatschappij terug te betalen voor wat ik geschonken krijg. Zoiets verplicht. Het is een uiting van dankbaarheid. Je krijgt je talenten niet alleen om ze te eigen behoeve toe te passen.”
Aad Bac
Aad Bac werd 2 november 1943 geboren in Utrecht. Hij ging naar het Christelijk Lyceum in Zeist. Na zijn diensttijd had hij diverse banen. In de avonduren studeerde hij bedrijfseconomie in Rotterdam. In 1966 trad hij in dienst bij VB Accountants (vanaf 1998 Deloitte), het kantoor met een traditie in overheidsaccountancy. Toen hij eind 1973 zijn accountantsexamen had afgelegd werd hij drie weken later benoemd tot partner. In 1974 werd hij aan de Erasmus Universiteit in deeltijd eerst docent en later hoofddocent administratieve organisatie. In 1988 volgde de aanstelling tot deeltijdhoogleraar in Tilburg. In 1997 werd dat een fulltime functie.