Hebben aandeelhouders te veel macht?
De affaires rond VNU, Stork en ABN AMRO hebben bij velen de gedachte doen ontstaan dat we met de macht van aandeelhouders in Nederland veel te ver zijn doorgeschoten. Deze gedachte is onjuist.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 10, 2007
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Laten we allereerst niet vergeten dat aandeelhouders tot en met 2004 in Nederland bijna niets te vertellen hadden en er, met name door de boekhoudschandalen, de gedachte is ontstaan dat het machtsevenwicht meer naar aandeelhouders moet worden verschoven. Tot 2004 was er zelfs sprake van een zogeheten dutch discount vanwege het feit dat aandeelhouders hier zo weinig invloed hadden.
In nieuwe wetgeving in 2004 hebben aandeelhouders er twee nieuwe rechten bij gekregen:
- Het recht van agendering
Aandeelhouders die alleen of samen ten minste één procent van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, krijgen het recht om het bestuur te verzoeken onderwerpen op de agenda van de aandeelhoudersvergadering te plaatsen. Bedoeling van de wetgever was dat aandeelhouders hierdoor konden bereiken dat er discussie plaatsvindt over voor hen belangrijke onderwerpen en dat niet alleen het bestuur de agenda bepaalt.
Overigens is dit nieuwe artikel ingevoerd op advies van SER en bedoeld om de relatie tussen bestuur en kapitaalverschaffers te verbeteren. Internationaal lopen we op dit punt in de pas, omdat veel landen een dergelijk agenderingsrecht kennen. - Goedkeuring belangrijke bestuursbesluiten
Om de aandeelhouder meer bij de vennootschap te betrekken en meer zeggenschap te geven is geregeld dat besluiten die een ‘belangrijke wijziging van de identiteit of het karakter van de vennootschap of de onderneming tot gevolg hebben zijn onderworpen aan de goedkeuring van de algemene vergadering van aandeelhouders’. Deze open norm zal in de jurisprudentie verder tot ontwikkeling moeten komen. In andere landen als Engeland en Duitsland gold overigens al een dergelijke regeling.
Volgens de Memorie van Toelichting volgt het kabinet ook hiermee het SER-advies en is deze regel vooral bedoeld om de kapitaalverschaffers zeggenschap te geven in die besluiten waarmee de aard van het aandeelhouderschap wijzigt: hij gaat als het ware kapitaal verschaffen aan een wezenlijk andere vennootschap.
Men kan moeilijk volhouden dat op basis van deze twee nieuwe regelingen de aandeelhouders te veel macht gekregen hebben. Evenmin kan men stellen dat Nederland met de nieuwe regels uit de pas loopt met het buitenland. De werkelijke situatie is dat na rijp beraad en op advies van een belangrijk adviesorgaan als de SER, de wetgever besloten heeft de positie van de aandeelhouders op deze twee punten te versterken.
Wat het Britse hedge-fonds TCI bij ABN AMRO heeft gedaan is dan ook heel normaal. Sinds 2004 is elke aandeelhouder volgens het burgerlijk wetboek gerechtigd om te vragen onderwerpen op de agenda van de aandeelhoudersvergadering te plaatsen. Alleen als een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich hiertegen verzet, hoeft dit agenderingsrecht niet te worden gehonoreerd.
Deze regel heeft overigens niets te maken met de gedragscode Tabaksblat, zoals velen onterecht denken.
Ook de Vereniging van Effectenbezitters is z’n boekje beslist niet te buiten gegaan. De vereniging vond de verkoop van LaSalle een belangrijke beslissing, die ter goedkeuring aan de aandeelhouders had moeten worden voorgelegd. De rechter geeft de vereniging daarin helemaal gelijk.
Samenvattend: De aandeelhouders maken gewoon gebruik van de wettelijke regels. Regels die uitermate billijk zijn, niet onlogisch of onredelijk, en die met het buitenland in de pas lopen.
Ik heb al vaker betoogd dat er veel meer bedrijven failliet gaan door mismanagement dan door activistische aandeelhouders. ABN AMRO is een voorbeeld van een onderneming die, onder leiding van Rijkman Groenink, niet goed heeft gepresteerd en steeds achter bleef bij andere banken. Daar komt nog bij dat de strategie veel te ambitieus was en een aantal malen volledig is veranderd. Dat alles roept bij aandeelhouders niet bepaald het beeld op dat de onderneming bij het huidige bestuur in goede handen is.
De discussie hoort naar mijn mening dan ook niet te gaan over activistische aandeelhouders maar over het slechte presteren van het management en de raad van commissarissen in de afgelopen zeven jaar.
Daarnaast ben ik van mening dat het bestuur en de commissarissen in het fusie- en overnameproces niet goed handelen, door een afwijzende houding ten opzichte van andere biedingen. Zij hebben de bank in de etalage gezet, en dat feit op zich is al voldoende om elk bod serieus te bezien en aan aandeelhouders voor te leggen.
We moeten de discussie in ons land dan ook voeren over datgene waar het hier werkelijk om gaat: slecht management van een onderneming, waardoor deze kwetsbaar wordt en een prooi voor mogelijke overnames. Daar helpen geen nieuwe regels of wetgeving tegen, alleen het verantwoordelijk stellen van betrokkenen.
Noot
Ruud Pruijm is emeritus hoogleraar informatiemanagement Erasmus Universiteit Rotterdam.