Snijden in eigen vlees
Een blok aan het been, zo ervaart Deloitte-voorzitter Roger Dassen de geheimhoudingsplicht. Op pagina 26 verdedigt hij zich tegen Marcel Pheijffer, die vindt dat Deloitte meer openheid inzake het Ahold-dossier moet geven.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 10, 2006
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
“Meer openheid, juist bij calamiteiten, moèt”, poneert Pheijffer. Met dat statement refereert hij nota bene aan Dassen zelf, die enige tijd terug in het tijdschrift MAB een transparante houding bij calamiteiten bepleitte.
Het zal u niet verrassen dat ik het van harte met de oproep van beide heren eens ben. De passieve en zwijgzame houding van accountants tijdens de vele affaires heeft ons beroep geen goed gedaan. Het leidde bij het publiek maar al te gemakkelijk tot de conclusie dat er iets te verbergen viel.
Maar streven naar meer transparantie blijkt gemakkelijker gezegd dan gedaan, zeker als het gaat om een calamiteit waarbij je zelf betrokken bent. Als accountant loop je onverbiddelijk tegen de geheimhoudingsplicht op. En heb je de schijn tegen. Dat is op zich wonderlijk, want in het dagelijkse maatschappelijk verkeer wordt discretie over het algemeen op prijs gesteld, tenminste zolang het gaat over zaken van anderen. En dat is hier natuurlijk het punt: het gaat over Deloitte zelf en Pheijffer vindt dat de aantijgingen van de officier van justitie aan het adres van Deloitte niet onweersproken mogen blijven. Dassen geeft echter aan dat hij een dergelijke discussie “met ten minste één hand op de rug” moet voeren, en voorziet in dat geval binnen de kortste keren een uitnodiging voor de Raad van Tucht. Hij ziet zich daarin gesteund door Hans Blokdijk.
De vraag is of we daar niet iets aan moeten doen. Moet de geheimhoudingsplicht onder alle omstandigheden van toepassing zijn? Zijn er geen uitzonderingen denkbaar? Het is immers in het publieke belang dat de accountant zich kan verdedigen.
Ik denk dat we voorzichtig moeten zijn met morrelen aan de geheimhouding. “De plicht tot geheimhouding is wezenlijk voor het goed functioneren van het accountantsberoep”, stellen Schilder c.s. in ‘De GBA verklaard’, waarbij ze direct opmerken dat het “in deze tijd van tegenstrijdige tendenties niet eenvoudig zal zijn het juiste midden te houden tussen openheid en geheimhouding”. Ook de betrokken auteurs zijn van mening dat openbaarmaking van vertrouwelijke gegevens alleen na zeer zorgvuldige overwegingen van belangen kan plaatsvinden. Zelfs een opdrachtgever is niet gemachtigd zijn accountant van geheimhouding te ontheffen. Geheimhouding zou zo maar al te gemakkelijk onderwerp van opportunistische afweging worden: alleen als het toevallig uitkomt nemen we vertrouwelijkheid in acht. En dat is nu juist wat we willen voorkomen!
In dit licht is het des te schrijnender dat een officier van justitie dit principe op het spel zet door publiekelijk beschuldigingen te uiten aan de Ahold-accountant, in de wetenschap dat deze zich nauwelijks kan verdedigen. Het bevestigt publieke vooroordelen die vervolgens ook nog eens onweersproken blijven. Een dilemma voor het accountantsberoep, dat in dit geval geholpen zou zijn met meer openheid van zaken. Ik vind echter dat het hogere belang van vertrouwelijkheid moet prevaleren boven algehele transparantie. Ook al snijden we hiermee in eigen vlees.
Ik ben het dus niet eens met het standpunt van Marcel Pheijffer, maar acht zijn kritiek wel van grote waarde. Juist door deze discussie te voeren, geven we blijk van onze intentie om op een kritische wijze naar ons zelf te blijven kijken, zonder te vervallen in opportunisme of propageren van eigen belang. Alleen zo verdienen we de positie die ons past: vertrouwenspersoon van het maatschappelijk verkeer.
Gert Smit
algemeen directeur