Magazine

De accountant, morgen?

Extern toezicht zal nooit meer verdwijnen en is cruciaal. Verder moeten accountants ‘duidelijk spreken’ en moet de beroepsethiek zichtbaar in de etalage liggen. Na Kor Mollema, Jules Muis en Roger Dassen nu de toekomst van het accountantsberoep volgens Arnold Schilder.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 10, 2005

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Arnold Schilder

De Stichting Maatschappij en Onderneming (SMO) publiceerde enkele maanden geleden een interessante toekomstverkenning. ‘Zekerheden in de toekomst - metamorfose van de accountant’, is de verrassende titel. Zou men niet onzekerheden verwachten? En komt er werkelijk een metamorfose van de accountant? Terecht besteedde ‘de Accountant’ daar aandacht aan in het februarinummer van dit jaar.

De SMO-studie is niet de eerste die vooruitblikt op de toekomst van het beroep. ‘De accountant, morgen?’ was de fascinerende studie van de NIVRA-Commissie Toekomst Verkenning in 1971. Jules Muis was er lid van! Terecht refereerde Roger Dassen daaraan in zijn essay in het meinummer van dit blad. ‘De accountant, morgen?’ trok mij eigenlijk het accountantsberoep in. Want het perspectief was geweldig: een veelzijdige informatiedeskundige, die op een breed terrein bijdroeg aan maatschappelijk vertrouwen.

Accountant al gemetamorfoseerd

Hoe? Door controlemededelingen af te geven bij velerlei informatie van organisaties aan hun stakeholders (zeggen we nu). Bepaald breder dus dan alleen verklaringen bij jaarrekeningen: Ook bij toekomstgerichte informatie, of bij wat bijvoorbeeld ING noemt zijn ‘maatschappelijk verslag’. ‘Management-audit’ hoorde daar in 1971 ook al bij. Dat is deels verwant met wat nu heet ‘een Sarbanes-Oxley in control statement’ of, in de bijdrage van Kor Mollema, ‘management control reporting’, bij Roger Dassen ‘business reporting controls’.

De accountant hééft dus een metamorfose ondergaan, het vak ìs heel breed geworden. Het professionele ei van 1971 is behoorlijk uitgebroed. Waarom zou de toekomst dan nog onzeker zijn?

Toch zijn de verschillen rond het accountantsberoep anno 1970 en nu te groot om zo snel te kunnen concluderen. Laat ik wat markante punten opsommen:

2005

  • Big Four-kantoren, geïntegreerd en wereldwijd aangestuurd
  • Nummer vijf, Arthur Andersen, op dramatische wijze ingestort
  • Wereldwijde International Financial Reporting Standards van de IASB; toenemende convergentie met US GAAP
  • Europese Unie van 25 landen; euro als gerespecteerde valuta; China/India in snelle opkomst
  • Internet, e-mail, 24-uurseconomie
  • Dreiging van terreur, witwassen; politieke moorden ook in Nederland
  • Internationaal extern toezicht op accountants

1970

  • Veel kleine of middelgrote nationale maatschappen, met ontluikende internationale netwerken
  • Enige beginnende zorgen over aansprakelijkstellingen
  • Raad voor de Jaarverslaggeving en International Accounting Standards Committee moeten nog opgericht worden.
  • Europese landen werken beperkt samen (EGKS; kleine EEG)
  • Doorschrijfboekhouding en bescheiden automatisering
  • Oostblok als grote dreiging; stabiel verzuild Nederland
  • Nationale zelfregulering; gilde-ethiek

In 1970 had het nationale accountantsberoep een goed perspectief op een brede maatschappelijke functie. Dat perspectief is behoorlijk uitgekomen, wellicht zelfs te veel. Gelijk vrouwtje Piggelmees wensen moest het steeds groter, mooier en meer. En zo geschiedde. Totdat bleek dat de onafhankelijke, integere oordeelsvorming ernstig was gecorrumpeerd.

Sinds Andersens val moet het beroep alle zeilen bijzetten. Ik hoor regelmatig nog veel scepsis over de waarde van accountants. Vertrouwen komt te voet, maar gaat per airbus. ’t Zal wel weer over gaan …?

Veel van wat ik zojuist noemde gaat niet over. De 24-uurs virtuele economie is een feit. De vluchtigheid van e-mails en sms-jes ook – al kunnen slordige e-mails je bij later onderzoek aardig opbreken! En evenzeer is het externe toezicht op accountants onomkeerbaar.

Ik schrijf deze regels in het vliegtuig terug uit New York op 29 april 2005, na een bijeenkomst van de in 2005 opgerichte Public Interest Oversight Board (PIOB). Deze bestaat uit acht internationale leden, en gaat toezien op de kwaliteit van ethiek-, controle- en opleidingsstandaards van het internationale accountantsberoep, ten dienste van het maatschappelijk belang. Inclusief de naleving daarvan door de nationale accountantsorganisaties, zoals het NIVRA.

Strakker

Wij hebben veel gesproken met vertegenwoordigers van de International Federation of Accountants (IFAC). En ik zag twee dingen gebeuren. Ten eerste dat de wat gemoedelijke zelfregulering van accountants, doordat het door dergelijk extern toezicht wordt bevraagd, strakkere procedures en externe verantwoording krijgt. Ten tweede, een groeiend respect voor het vele goede werk van de IFAC, juist ook bij die collega-PIOB-leden die er op afstand van stonden.

Toen ondenkbaar

Hier liggen raakvlakken met Jules Muis en Roger Dassen. De PIOB is in feite een resultaat van een actie die Muis in 1999 in gang zette met het International Forum on Accountancy Developments. Ik was daarbij en hoorde Muis’ terechte zorg over lokaal ondeugdelijke verslaggevingsstandaarden, toegepast in vrolijk door accountants gecertificeerde jaarrekeningen. Daar zullen we ons in de PIOB vast ook mee gaan bezighouden.

Gelukkig deelden de grote kantoren die zorgen. Er is de laatste jaren veel veranderd, onder auspiciën van de IFAC. En Roger Dassen voert nu het Transnational Auditors Committee van het Forum of Firms aan. Daarin kijken de internationale accountantskantoren naar elkaars beroepskwaliteit. Tien jaar geleden nog ondenkbaar op die schaal!

Voeg daar aan toe het snel opkomende nationale externe toezicht op controlerende accountants(kantoren) - zoals door de AFM in
Nederland of de PCAOB in de Verenigde Staten - om te beseffen dat dit zowel onomkeerbaar als onontkoombaar is. Waarom eigenlijk?

Bankwezen als metafoor

Paragraaf 6.3 van de SMO-publikatie heeft als kop ‘Het bankwezen als metafoor’. Een citaat (pagina 86/87): ‘Het is onvermijdelijk dat de maatschappelijke posities van bankwezen en accountancy overeenkomsten vertonen. Daarvoor zijn verschillende redenen. In de eerste plaats zijn zowel banken als accountantsorganisaties geworteld in het begrip vertrouwen. Het zijn de spaarders en beleggers die aan banken gelden toevertrouwen in de veronderstelling dat deze de bedragen te zijner tijd met rente of anderszins terugbetalen. Een bank die in opspraak komt, wordt geconfronteerd met het massaal opvragen van tegoeden, een verplichting waaraan een bank doorgaans niet kan voldoen omdat deze middelen elders zijn vastgelegd. Het toezicht van de autoriteiten op het bankwezen heeft betrekking op het handhaven van vertrouwen in de bank, waardoor de bank zijn functie kan uitoefenen. (…) In de accountancy is het niet anders (…) Zegt de maatschappij haar vertrouwen in een accountantsorganisatie op, dan is de rol van die accountant uitgespeeld. De neergang van Arthur Andersen werd versneld doordat in alle landen waar Andersen actief was, bedrijven in korte tijd massaal hun relatie opzegden. Het is recentelijk de rol van de toezichthouders geworden om te voorkomen dat een incident tot een nieuwe vertrouwenscrisis leidt en nieuwe deconfitures in de accountantswereld veroorzaakt.’

Maatschappelijke onmisbaarheid

Het was precies deze analyse die mij in 1999 deed concluderen tot de noodzaak van extern toezicht op accountants. Dat was in de Limperg-lezing van dat jaar en nog vóór crises als Enron en Ahold. Titel: ‘Trust & Assurance - het belang van toezicht voor het vertrouwen van het maatschappelijk verkeer’.

Hoewel het me forse kritiek van opponent Philip Wallage opleverde, was en is de boodschap positief. Accountantscontrole is een zodanig belangrijk maatschappelijk goed, dat het via extern toezicht bewaakt moet worden. Evenals de activiteiten van financiële instellingen, of de kwaliteit van ons voedsel en de gezondheidszorg. ‘Maatschappelijke onmisbaarheid’, noemt SMO dit terecht.

‘License to operate’

Dus moeten de leveranciers van dergelijke vitale diensten een license to operate hebben. Dit begrip kreeg bij Shell indringende betekenis toen de samenleving Shell’s license boycotte vanwege de voorgenomen afzinking van het Brent Spar olieplatform in 1995.

De samenleving is op zulke momenten de ‘verstandige leek’ van wijlen Th. Limperg. We hebben aan die leek veel discussie besteed, of hij/zij bestond of niet. Waar het Limperg om ging was: de norm voor het vertrouwen in je werk ligt buiten jezelf. De ‘verstandige leek’ is geen slaapmiddel, maar een peppil - van buiten toegediend!

Twee opdrachten

Hoe meer ik de SMO-publikatie doorploeg, hoe meer wezenlijke opmerkingen ik aantref. Het boekje verdient een verplichte plek op literatuurlijsten van accountantsopleidingen en permanente educatie. In het zicht van een noodzakelijke afronding haal ik twee thema’s naar voren.

De accountants van morgen hebben twee belangrijke opdrachten. Ten eerste: duidelijk spreken in het openbaar. Ten tweede: de beroepsethiek moet zichtbaar in de etalage liggen. Ik licht het toe.

Het spreken van de accountant Jules Muis riep op om vaker te zeggen: ‘ik weet het niet’. Ik maak daarvan: ‘ik weet het niet zeker, maar …’. Het publiek - die verstandige leek - kan bij een financieel schandaal niet geloven dat de accountant niets wist. Hoe duidelijk heeft hij twijfels, aarzelingen, kritiek op tafel gelegd? Nu de accountant ook in de aandeelhoudersvergadering komt, moet hij/zij er stáán. En als zijn of haar partner ’s avonds vraagt: ‘hoe ging het?’, moet het antwoord niet zijn: ‘ze hadden gelukkig geen lastige vragen’, maar: ‘ik heb duidelijk mijn mening kunnen geven!’

Voorbeelden van hoe het niet moet zijn de immer uitdijende letters of representation die de accountant zijn cliënten laat tekenen. Uiterst irritant. Of de driedubbel negatieve verklaringen: ‘ons is niets gebleken op basis waarvan wij niet kunnen concluderen dat … de kwantitatieve gegevens in het ‘Maatschappelijk Verslag 2004’ van ING geen onjuistheden van materieel belang bevatten’ (cursief AS). Dat kan zelfs mijn kleindochter van twee verklaren, al formuleert ze het iets anders.

Onzekerheden

Onzekerheden zijn een permanent onderdeel van onze maatschappij. Dit is inderdaad een zekerheid voor de toekomst. Ik noem alleen maar de vernieuwde IFRS en de onvermijdelijk grotere subjectiviteit bij de hantering van fair values. Of de mededelingen over het in control zijn. Of de consequenties van veel nieuwe weten regelgeving bij financiële instellingen, zoals Basel II, Solvency II, het Financieel ToetsingsKader. De accountant kan daar heel nuttig werk doen. Enerzijds door antwoorden te vinden op de vele vragen. Anderzijds door ook aan te geven waar hij/zij meer vragen dan antwoorden heeft.

Paradigmatische omslag

Een belangrijke gemeenschappelijke conclusie uit de discussie Bak-Muis in ‘de Accountant’ van mei 2005, lijkt mij dat de accountant zijn onzekerheden vanuit de controle breder moet communiceren. Of en hoe je dat moet persen in het huidige verklaringenstelsel, laat ik even voor wat het is. Want Muis merkt mijns inziens terecht op dat in de huidige complexe verslaggeving het onderscheid tussen onzekerheden in controle en in verslaggeving vervaagt.

Er lijkt aanleiding voor een ‘paradigmatische omslag’* in het denken over onzekerheden, en een meer fundamentele beschouwing over het ‘verklaren’ van de accountant. Zeker als we aannemen - met Dassen - dat de jaarrekening ‘beslissingrelevantie’ houdt.

Beroepsethiek

Dan de beroepsethiek. Ook hierover maakt SMO interessante observaties. Paragraaf 2.3 (Verdamping van verantwoordelijkheden), beschrijft hoe het ‘professionele ethos van accountants’ is veranderd door de overgang van de ‘professionele maatschap’ van weleer naar de ‘zakelijk geleide professionele organisatie’ van nu. Het accent verschuift van een beroep op individueel ethisch gedrag (zoals objectief en onpartijdig zijn) naar de kwaliteit van geleverde diensten van de organisatie. Tegelijk rijst de vraag of daardoor niet een inherent ‘moreel tekort’ ontstaat (pagina 30-35).

Hier liggen wezenlijke vragen. In de kern: accountants, waar staan jullie voor? En hoe stevig, en hoe verankerd in de organisatie?

Beloningsbeleid

De Amerikaanse accountantstoezichthouder PCAOB beschrijft in zijn eerste jaarverslag hoe men de focus bij de eerste onderzoeken juist op deze vragen heeft gericht. ‘The initial limited inspections focused on areas that have not been the traditional focus of the auditing profession’s own peer review process, including ‘tone at the top’ and partner evaluation, compensation and promotion.’ Vertel me uw beloningsbeleid en ik zeg u waar uw hart ligt …

Het is duidelijk: het maatschappelijk verkeer stelt indringende vragen, nu via de externe toezichthouders. En toezichthouders laten niet los voordat ze een adequaat antwoord hebben gekregen.

Maatschappelijke agenda

Zojuist kreeg ik een consultatiedocument van de vijf Amerikaanse bancaire toezichthouders, inclusief de Fed en de OCC. Zij willen de boards van financiële instellingen verbieden aansprakelijkheidsbeperkende afspraken met hun accountants te maken, omdat dit de onafhankelijkheid en objectiviteit zou aantasten. Zo zal er vanuit uiteenlopende toezichthouders wel meer beroepsethiek ter discussie worden gesteld.

Maar het beroep is zelf ook al druk bezig geweest met hervormingen de afgelopen jaren. De consensus over de Public Interest Oversight Board, het Forum of Firms en het Transnational Auditors Committee, is daar een voorbeeld van.

Meer dan ooit zal dus de vraag naar de echte beroepsethiek van het accountantskantoor, èn van de deelnemers daarin, op de maatschappelijke agenda staan. Die ‘zekerheid in de toekomst’ kan niet missen.

Noot
* De term ‘paradigmatische omslag’ ontleen ik aan een toekomstverkenning van P.J. Idenburg, ‘Oog voor de toekomst’, 2005,
gemaakt voor de Rabobank. De auteur concludeert dat ‘het denken in onzekerheden een integraal onderdeel van het strategische denken’ moet zijn, en dat vraagt die ‘paradigmatische omslag’.

Arnold Schilder

Arnold Schilder (1948) is directeur bankentoezicht bij De Nederlandsche Bank. Van 1972 tot 1998 was hij verbonden aan de controlepraktijk van PricewaterhouseCoopers.
In 1994 en 1995 was hij voorzitter van het Koninklijk NIVRA.
Hij is parttime hoogleraar Accountantscontrole aan de Universiteit van Amsterdam en lid van diverse internationale toezichts- en accountancyorganen, waaronder de Public Interest Oversight Board.

De essays van Mollema, Muis en Dassen verschenen in ‘De Accountant’ van februari, april en mei 2004.

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.