Mannen van de wereld
Sinds de acties van Jos 'pijp' van Kemenade en zijn opvolgende gelijkheidsapostelen is het met het Nederlandse onderwijs slecht gesteld. Sommige universiteiten en pedagogische academies zijn zelfs bijschoolcursussen rekenen en taal gestart voor hun studenten.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 7/8, 2008
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Een bijspijkercursus zou ook voor veel old boys in het bedrijfsleven een goede zaak zijn. Natuurlijk zijn er al allerlei trainingen op dat terrein, maar ik doel hier op algemene ontwikkeling en wereldoriëntatie.
Ik kwam daarop door de onlangs verschenen bundel Commissaris van nu.
Afgaande op onderwerpen en auteurs is dat een lezenswaardig boek, maar in een van de interviews met commissarissen ‘in het veld’ toont multicommissaris Eric van Amerongen (Corus, ASMI, Imtech) al in de openingsalinea zo'n spectaculair gebrek aan algemene kennis, dat ik even moest stoppen.
Mogelijk stapelt de goede man - hij oogt op de foto zonder meer sympathiek - daarna de ene briljante gedachte op de andere, maar helaas ben ik daar niet meer aan toe gekomen.
Van Amerongen voelt zich duidelijk een kosmopolitische wereldburger.
Hij beziet het benepen geneuzel in Nederland hoofdschuddend. Zijn openingsuitspraak: “Mijn gevaarlijke gedachte is dat wij in Nederland bezig zijn met een Alleingang in de discussie over honoreringsbeleid en corporate governance. Op dit moment zijn we nog geen eiland in de wereld, maar als dit alles doorschiet, isoleren we ons.” Even verder: “Beloningsstructuren zijn volstrekt geen issue in het Verenigd Koninkrijk. Hier wordt gewoon een volstrekt andere taal gesproken en zijn beloningen geen issue.”
Op de inhoudelijke kant van de beloningsdiscussie ga ik hier niet in. Daar is al genoeg over gezegd en bovendien helpt het toch niet. Nee, het is vooral het gebrek aan kennis dat hier treft, en het in feite ‘provinciaalse’ blikveld. Want wie wel eens een buitenlandse krant inkijkt, weet dat deze discussie in Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten, om maar iets te noemen, minstens even heftig speelt.
Nog niet zo lang geleden las ik bijvoorbeeld - heel kosmopolitisch, in een vliegtuig - in de Franse Le Figaro een meer dan paginagroot artikel over het onderwerp. President Nicolas Sarkozy heeft zich over de excessieve beloningen uitgesproken, evenals zijn minister van Financiën Christine Lagarde. De Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker, tevens voorzitter van de ‘Eurogroup’ van ministers van Financiën, typeerde die beloningen als ‘sociale plaag’. Peter Montagnon van de Association of British Insurers, blijkbaar ook aan Van Amerongens aandacht ontsnapt, noemt ze ‘slecht voor het imago van het kapitalisme’. De Duitse president Horst Köhler zei iets soortgelijks. En in de Verenigde Staten strijdt beurstoezichthouder SEC tegen de ondoorzichtigheid van het beloningencircus.
Veel verstandige mensen vinden dat het beloningsbeleid voor topbestuurders - u weet wel, die werknemers die zonder een ingewikkeld stelsel van bonussen en andere financiële prikkels niet schijnen te willen doen waarvoor ze zijn aangenomen - in handen moet liggen van de commissarissen. In theorie vind ik dat ook, al was het maar omdat ik geen andere oplossing zie. Maar op grond van dit soort interviews zou ik zeggen: misschien toch maar niet. Want natuurlijk, de old boys zijn mannen ‘van de wereld’. Maar dan wel van een geheel eigen en geblindeerde wereld, die met de maatschappelijke realiteit niets van doen heeft.