Magazine

Materialiteit

De stelling van Marcel Pheijffer over materialiteit is een goed begin. Maar behalve met precisie heeft getrouwheid ook te maken met intenties.

Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 11, 2004

Bekijk alle artikelen uit dit nummer

» Download dit artikel in pdf

Kornelis Mollema

In de accountant van juni 2004 schrijft Marcel Pheijffer een prikkelende bijdrage over het materialiteitsbeginsel in de jaarrekeningcontrole. Enkele van zijn uitspraken:

‘Misstatements van honderd miljoen zijn maatschappelijk gezien altijd materieel.’
‘Positieve en negatieve effecten moet je totaliseren, niet compenseren.’
‘Toepassing van het materialiteitsbeginsel moet voor wat betreft de opzet van de controle worden gehandhaafd.’
‘Ik pleit ervoor alle effecten van fraude en onjuistheden te corrigeren.’

In een directe reactie lezen we bijdragen van vier accountants (al dan niet hoogleraar) en drie klanten (aangeduid met ‘gecontroleerden’, foei toch). De laatste drie hebben in hun reacties mijn sympathie. Ze wijzen materialiteit als jargon af, willen onderscheid maken tussen fouten en misstatements, dan wel willen ze dat de accountant streng en rechtvaardig is.

Drie beroepsgenoten reageren meer aan de voorzichtige kant. Philip Wallage acht saldering van negatieve en positieve afwijkingen aanvaardbaar, mits … Hans Verkruijsse wil het professional judgment per post laten prevaleren. Roger Dassen is wel streng maar is bereid ten behoeve van de tijdigheid van informatieverstrekking een heel klein beetje precisie in te leveren. Nummer vier, Harold Hassink, kiest de zijde van Pheijffer en pleit voor een zero-tolerance beleid.

In de reacties valt met name op dat het begrip materialiteit te diffuus blijft, waardoor de discussie onvoldoende helder wordt. De accountant tekent voor een ‘getrouw beeld’ van de jaarrekening. Limperg gaf ons de theorie van het ‘gewekte vertrouwen’. Die twee hebben alles met elkaar te maken. Voor degenen die uit het bedrijfsleven de verantwoordelijkheid kennen van het opstellen van de kwartaalanalyses is ogenblikkelijk helder dat ‘getrouwheid’ of ‘vertrouwen’ maar beperkt slaat op materialiteit in de zin van precisie. De beursgenoteerde onderneming moet het vertrouwen winnen respectievelijk houden van de financiële gemeenschap.

Dat vertrouwen kan door een klein, ogenschijnlijk immaterieel leugentje flink worden geschonden. Daarbij hoeft niet per se van fraude sprake te zijn. Bijvoorbeeld: een op dubieuze gronden uitgekeerde bonus aan de top hoeft bepaald niet ‘materieel’ te zijn om maatschappelijke verontwaardiging uit te lokken.

Onvoldoende onderscheid wordt gemaakt tussen precisie en materialiteit. Het begrip materialiteit kan probleemloos betrekking hebben op precisie. De voorzieningen van een onderneming of het onderhanden werk kunnen niet altijd met grote precisie worden gewaardeerd. Als de precisie daarvan bijvoorbeeld een miljoen is, dan dient de balans geen grotere exactheid dan miljoenen aan te geven. De omvang van omzet, winst, vermogen en balanstotaal geven aan of zo’n precisie aanvaardbaar is.

Materialiteit mag ook geen gesaldeerd begrip zijn. Pheijffer heeft gelijk als hij zegt dat positieve en negatieve effecten in absolute zin moeten worden opgeteld in plaats van gesaldeerd. Zoals men in de statistiek bij de variantie en standaarddeviatie ook doet. Het gaat immers om afwijkingen van de trendlijn, ongeacht of deze positief dan negatief zijn.

Een voorbeeld: Het niet wegconsolideren van een stukje interne omzet heeft per saldo een nuleffect op de nettowinst. Absolute optelling van de interne omzet en de interne inkoop laat echter de werkelijke omvang van de afwijking zien. Het getrouwe beeld kan ook worden geschonden door een fout die op zichzelf niet materieel lijkt. Een relatief slechtlopende productielijn, bijvoorbeeld, kan men optisch opkalefateren door een beetje te morrelen aan de verdeling van de indirecte kosten.

Getrouwheid heeft ook te maken met intenties. Bij fraude is dat evident. Zo sloeg de opmerking van een voor de televisie geïnterviewde collega dat de prijsafspraken in de bouw niet van materiële betekenis waren voor de jaarrekening van de bouwondernemingen de plank totaal mis. Het vertrouwen van de maatschappij was hier in brede zin geschonden. Bovendien bleken de euveldaden later toch materiëler te zijn dan oorspronkelijk gedacht …

Hetzelfde geldt voor het afzwakken van volatiliteit in de perioderesultaten met behulp van voorzieningenpolitiek. Ook zonder dat er sprake is van fraude kunnen verkeerde intenties toch een rol spelen. De angst voor volatiliteit in de resultaten kan leiden tot ‘herinterpretatie’ van bepaalde voorzieningen. Geen fraude, maar vanwege de intentie van winststuring toch niet gewenst.

‘Dubbel’ boekhouden wordt nog wel eens schertsend afgedaan als: één voor de zaak en één voor de fiscus. Maar de echte boekhouding is geen van die twee. De werkelijke ‘boekhouding’ is het managementremuneratiesysteem, vooral de prestatiegebonden incentives daarin. ‘Getrouw beeld’ en ‘gewekt vertrouwen’ verdragen zich dan ook niet met ‘stelselwijzigingen’ die wel al te zeer ingegeven lijken door het veilig stellen van het toucheren van een bonus door het topmanagement, al vergt het moed voor de accountant om die discussie aan te gaan.

En dan het vermeende spanningsveld tussen altijd corrigeren en tijdig rapporteren: De enorme tijdsdruk waaronder de kwartaalcijfers moeten worden opgeleverd bestaat! Iedere controller ligt er bij tijd en wijle wakker van. Om tijdig te kunnen rapporteren neemt bij het voortschrijden van de dagen de materialiteitsgrens van correcties die nog kunnen worden meegenomen exponentieel toe. Maar dan hebben we het alleen over correcties die nog in het lopende kwartaal worden meegenomen. Er is weinig bezwaar om een veelheid van kleinere correcties die samen het beeld niet verstoren in de volgende periode mee te nemen, mits ze niet als achtergrond hebben moedwillige bijstelling van de cijfers. Dus doende heeft de audit committee er in elk geval kennis van kunnen nemen. Dit systeem, rigide toegepast, zal het management bovendien voorzichtig maken in het aanbrengen van managementcorrecties. Terugboeking daarvan is namelijk altijd moeilijk uit te leggen.

Limpergs ‘vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer’ moet die rol weer serieus gaan nemen. Door soepel te zijn waar dat binnen de context van eerlijke intenties kan, maar ook door streng te zijn waar dat nodig is. Accountants praten al decennia over de verwachtingskloof. Een prachtig eufemisme voor below-standard performance. Het wordt tijd dat we ophouden over die verwachtingskloof te spreken. Het wordt tijd dat we hem dichten. Helderheid naar de samenleving over de betekenis van ‘getrouw beeld’ kan daarbij van dienst zijn.

Pheijffers aanvankelijk ferme opstelling, gesteund door Hassink, is een goed vertrekpunt, maar moet worden aangevuld met een gedifferentieerdere benadering van de invulling van ‘getrouw beeld’. Materialiteit alleen is een te beperkt en te diffuus begrip. Over het water dat collega Pheijffer in zijn naschrift bij de wijn lijkt te doen luidt mijn advies: destilleer dat er maar weer uit. Het zal de kwaliteit van de wijn goed doen.

Noot
Kornelis Mollema heeft gewerkt als controller en general auditor in het internationale financiële bedrijfsleven. Thans doceert hij in het postdoctoraal onderwijs aan de Erasmus Universiteit.

Gerelateerd

Aanmelden nieuwsbrief

Ontvang elke werkdag (maandag t/m vrijdag) de laatste nieuwsberichten, opinies en artikelen in uw mailbox.

Bent u NBA-lid? Dan kunt u zich ook aanmelden via uw ledenprofiel op MijnNBA.nl.