'Jaarrekening houdt centrale plaats'
Moet het accountantsberoep zich vooral gaan richten op nieuwe, realtime informatie- en assurance-vormen? AFM-directeur en hoogleraar Steven Maijoor gaat dat te snel. "De roep om een betrouwbare jaarrekening is alleen maar luider geworden."
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 1, 2008
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Willem Verhoog
Accountancy in de 21ste eeuw vraagt om een herijking van het beroep. Met nieuwe assurance-vormen en nieuwe producten, die beter en sneller inspelen op de huidige informatie- en verantwoor-dingsbehoeften dan de aloude jaarrekening. Dat geluid klinkt regelmatig, zowel binnen als buiten het beroep (zie ‘de Accountant’ van april en juni 2007). Zo stelde hoogleraar Hans Strikwerda in een voor het VERA-congres ‘Assurance voor de 21ste eeuw’ geschreven position paper dat de jaarrekening eigenlijk iets is van de verleden tijd. Een soort ‘hygiënefactor’: het moet er wel zijn, maar als het accountantsberoep zich daarop blijft concentreren, zal het marginaliseren en een weinig succesvolle toekomst hebben.
Japanse kwestie
Steven Maijoor, een van de vier directeuren van de Auroriteit Financiële Markten en deeltijdhoogleraar Control & Auditing aan de Universiteit Maastricht, gaat dat veel te hard. “Als er nu juist iets is gebleken in de eerste zeven jaren van deze eeuw, dan is het wel dat de jaarrekening meer is dan een hygiënefactor. Het is een krachttoer voor accountants om te zorgen voor betrouwbare financiële verslaggeving.” In dat verband is er voor accountants nog wel wat werk aan de winkel, stelt Maijoor.
“Enerzijds speelt nog altijd de problematiek inzake onafhankelijkheid. Onlangs was Japan in de ban van een omvangrijke kwestie die helaas niet die aandacht van de westerse journalistiek heeft gekregen die zij verdiende. Het betrof KANEBO, een cosmeticafirma die door PricewaterhouseCoopers werd gecontroleerd. Ook daar ging het om de vraag hoe onafhankelijk de accountant was geweest. Die problematiek is nog altijd springlevend en universeel. Ik vrees dat hij niet opgelost zal worden. Het zal blijvend aandacht vragen van accountants om recht in de leer te zijn, doordat ze zo dicht op een cliënt zitten. Zo zijn ook fraudes van alle tijden. We moeten er alleen voor zorgen dat ze zo min mogelijk, en het liefst nooit, voorkomen.”
Fair value
“Anderzijds - en dat ligt meer bij de technische kant van het accountantsberoep - is het een uitdaging de economische realiteit van een onderneming goed weer te geven in een financieel verslag. Ook dat is een permanent en universeel probleem dat zich nooit zal laten oplossen. Neem de discussie over IFRS.
De tijd zal leren of het verstandig is om zwaar op fair values te leunen. Wellicht dat men op een aantal punten toch weer zal terugkeren naar betrouwbaarheid en accountability.
De gedachte dat we het nu wel hebben gehad met de jaarrekening en ons helemaal moeten gaan richten op nieuwe ontwikkelingen in het beroep, ondersteun ik dus niet. Er ligt nog veel werk op het gebied van de jaarrekening dat om aandacht vraagt.”
Niets is uitgesloten
Over de beweging naar nieuwe ontwikkelingen, nieuwe verantwoordelijkheden en nieuwe typen organisaties heeft Bob Elliott van KPMG in de Verenigde Staten in de jaren negentig van de vorige eeuw hetzelfde betoogd, memoreert Maijoor. “Toen was er ook al een stroming die de jaarrekening had afgeschreven. Ik vind dat we juist met het toezicht er voor moeten zorgen dat de controle van de jaarrekening, een centrale plaats heeft in de accountantsorganisatie.”
Hebben accountants zichzelf door de boekhoudschandalen buitenspel gezet?
“Paradoxaal genoeg is hun belang alleen maar toegenomen. De Amerikaanse minister van Financiën liet in mei 2007 via een ingezonden brief in de Financial Times weten hoe belangrijk hij betrouwbare financiële verslaggeving vond. Zoiets zou tien jaar geleden ondenkbaar zijn geweest. De schandalen hebben juist het maatschappelijk belang van het beroep aangetoond.
Een ander effect is dat er meer aandacht is gekomen voor beheersing en verslaggeving. Er wordt nu, meer dan tien jaar geleden, extra geïnvesteerd in interne en externe controle, omdat bestuursleden, commissarissen en accountants er zeker van willen zijn dat de financiële verslaggeving op orde is.
Er zit natuurlijk ook een risico in. Stel dat zich in de toekomst weer een reeks van ernstige incidenten voordoet, wat wil het publiek dan? Kennelijk hebben al die maatregelen en investeringen - de Sarbanes-Oxley Act, de Wta en de Europese Achtste Richtlijn - die nu gedaan zijn, dan niet gewerkt, zo zou men dan kunnen denken. Dat schaadt het vertrouwen in de beroepsgroep, het stelsel van regels en de toezichthouders. Omvangrijke financiële schandalen hebben in het verleden steevast geleid tot meer wet- en regelgeving. Hoe ver zal het dan gaan? Misschien wordt het ooit verplicht advies en controle streng te scheiden en zelfs niet meer door één kantoor samen te laten aanbieden.
Misschien komt er een instantie die cliënten toewijst aan accountants. Misschien moet de accountant wel een overheidsdienaar worden. Het lijken nu allemaal wilde speculaties maar wie had in de negentiger jaren verwacht dat we nu onafhankelijk extern toezicht zouden krijgen?”
Behoefte ontbreekt
Moeten we naar continuous reporting of is één keer per jaar een gecontroleerd jaarverslag genoeg?
“We hebben de techniek al lang in huis om veel vaker te rapporteren. Zelfs met papier en potlood zou je elke maand een rapport kunnen opleveren. Grotere ondernemingen laten tegenwoordig al snel intern op maandbasis rapporteren. Toch is continuous reporting nog altijd geen gemeengoed. Dat komt volgens mij doordat continuous reporting niet zozeer financiële verslaggeving betreft, als wel rapportage over economisch relevante gebeurtenissen die bepalend zijn voor de waardering van de onderneming. Daar komt geen accountant aan te pas. Een beursgenoteerde onderneming die beschikt over koersgevoelige informatie, heeft de plicht daarmee naar buiten te komen.
Ik denk dat de behoefte aan continuous reporting nauwelijks aanwezig is. Een keer per kwartaal of halfjaar volstaat, vindt men, inclusief de koersgevoelige informatie die tussendoor wordt gerapporteerd. Sommigen menen dat we op den duur een systeem zullen krijgen met op maat gesneden verslaggeving. Wie dan iets wil weten over beursgenoteerde ondernemingen, gaat naar de desbetreffende website en geeft daarop aan wat hij weten wil. Via het zoekprogramma krijg je dan te zien wat je zoekt. Ik moet het allemaal nog zien gebeuren. Ik denk eerder dat er juist een grote maatschappelijke behoefte is aan eenduidigheid waar het gaat om prestaties en resultaten.”
Voetbalwedstrijd
“Ik vergelijk het wel eens met een verslag van een voetbalwedstrijd: je kunt meten hoe vaak iemand aan de bal is geweest, hoe vaak er voor buitenspel is gefloten, hoeveel schoten er op doel zijn geweest, noem maar op. Je zou een verslag zelfs zo kunnen inrichten dat iemand zelf kan opvragen wat hij weten wil. Maar uiteindelijk wil iedereen gewoon weten wie er gewonnen heeft. De belangrijkste prestatiemaatstaf van een voetbalwedstrijd is het doelpuntensaldo. En hetzelfde geldt tot op zekere hoogte - ik chargeer met opzet - ook voor ondernemingen: helderheid over de prestaties van het management. Die prestaties zijn bijvoorbeeld bepalend voor de beloningen van het management. Daar passen geen diffuse, fragmentarische prestatiemaatstaven bij.”
Bent u wel voorstander van narrative reporting, een langer accountantsverslag?
“Ja, dat zou heel goed zijn. Het is interessant om te zien hoe de accountant tot zijn verklaring is gekomen. Welke afwegingen een rol hebben gespeeld, welk deel van de verklaring hoofdbrekens heeft gekost en welk deel eenvoudig was op te stellen. Welke materialiteitsgrootheden er zijn gebruikt. Het eindoordeel blijft hetzelfde, maar het is meer gefundeerd.”
Dit artikel is een bewerking van het interview met Steven Maijoor zoals gepubliceerd in de bundel ‘Assurance voor de 21ste eeuw’, NIVRA VERA.
Fraudemelding en -bestrijding
“Nog niet zo lang geleden waren over een lange reeks van jaren slechts twee fraudegevallen gemeld bij het Korps Landelijke Politiediensten. Dat zal nu niet veel hoger zijn. Er zijn in die jaren meer dan honderdduizend wettelijke controles uitgevoerd en ik kan niet geloven dat eventueel door accountants ontdekte fraudes allemaal goed zijn geredresseerd. Voor wat niet of zeer marginaal de jaarrekening raakt, behoeft de accountant niet verantwoordelijk te zijn om het op te sporen. Maar bij fraudes die betrekking hebben op de jaarrekening heeft de accountant toch echt een taak om actief op te treden. Natuurlijk, als de leiding van de onderneming samenspant, houdt het op. Een accountant heeft geen opsporingsbevoegdheid. Maar dat neemt niet weg dat de accountant zijn ogen en oren open moet hebben. Hij kan en mag zich niet verschuilen achter het argument dat hij er niet is om opportunistisch management te corrigeren. Ik vind namelijk dat hij daar juist wel voor is. Zo is het beroep toch ook bedoeld? Als alle ondernemingsbestuurders uit zichzelf objectief inzicht zouden willen geven in hun financiële prestaties, kan de accountant wel thuis blijven. Wat dat betreft is het goed dat een en ander in de wet verankerd is. Er is ook een vrijwaring voor aansprakelijkheid: mocht de accountant ten onrechte iets hebben gemeld, dan wordt hem dat niet nagedragen, mits hij in redelijkheid tot die melding kon komen.”
Toezicht AFM-NIVRA
“Het NIVRA heeft ervan afgezien een rol te spelen in het toezicht op de kwaliteit van wettelijke controles. De AFM heeft daar in de afgelopen jaren steeds op ingezet. Wij wilden graag een systematiek waarbij het NIVRA een substantiële en herkenbare bijdrage zou leveren aan het toezicht. Dat wilden we om twee redenen: 1. het is doelmatiger om te profiteren van de voordelen van een bestaand systeem en 2. het zou niet goed zijn als de kwaliteit van de accountantscontrole wordt gezien als een probleem van de toezichthouder. Het is het probleem van het beroep en de toezichthouder. Daarom wilden we ook graag dat het beroep daar zelf zijn verantwoordelijkheid in zou nemen. Het NIVRA is niet voor niets een publiekrechtelijke organisatie met een publieke taak. Maar goed, we respecteren de keuze, al houd ik vol dat het beter was geweest voor de sector als het College Toetsing Kwaliteit een eigen rol had gehad in die werkzaamheden.”
Kwaliteit kantoren
Hebben de kantoren sinds de boekhoudschandalen genoeg maatregelen genomen met betrekking tot hun kwaliteit?
Steven Maijoor: “Dat men geschrokken is, lijkt me duidelijk. De grote kantoren hebben gereageerd door scherper te gaan letten op kwaliteit. Dat hebben we ook gezien bij de dertien kantoren die recent hun OOB-vergunning hebben gekregen. Ook de Wta heeft geleid tot een versterking van de interne beheersing van kwaliteit van wettelijke controles. We zijn wel bezorgd over de kwaliteit van een deel van de kleine kantoren, al is dat een andere groep dan die waar de boekhoudschandalen hebben gespeeld. In onze eerste rapportage in april 2007 hebben we dat al gesignaleerd. Nu was dat ook al wel bekend bij het beroep. Ik noem de rapportages van het CTK van het NIVRA en de Raad van Toezicht van de NOvAA. Daar zagen we al percentages van twintig á dertig procent ‘niet voldoende’. Maar we hadden wel verwacht dat er wat aan gedaan zou zijn. Me dunkt, de regelgeving van het beroep heeft wettelijke status gekregen en er zijn sancties gekomen: wie niet beantwoordt aan de maatstaven, verliest zijn vergunning. Maar opmerkelijk genoeg blijkt die slag in te veel gevallen niet gemaakt te zijn.”