'Beroepsgroep moet zich vaker laten horen'
Jan Helderman is de nieuwe voorzitter van het NIVRA. Wat mogen de leden van hem verwachten? In gesprek met een ervaren bestuurder die vindt dat de beroepsgroep wel wat vaker stelling mag nemen.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 1, 2008
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Het scheelde maar een jaar of Helderman had in 2007 een feestje kunnen geven ter ere van zijn veertigjarig jubileum bij Ernst & Young. Zover kwam het echter niet, want Helderman besloot in 2006 op bijna 57-jarige leeftijd uit te treden: “Een paar jaar eerder dan normaal voor een partner bij Ernst & Young. Het kwam nu eenmaal zo uit: door de roulatieverplichting zwaaide ik af bij een paar grote klanten en ik vind het niet zinnig om dan nog voor twee jaar partner te worden op nieuwe klanten.”
Helderman peinst er niet over om achter de welbekende geraniums plaats te nemen, want naast het voorzitterschap van het NIVRA kosten diverse andere bestuursfuncties hem nog veel tijd en energie. Deze bestuursfuncties liggen veelal in de culturele wereld, onder meer bij Theater Diligentia in den Haag. Helderman heeft de afgelopen tien jaar de nodige bestuurlijke ervaring opgedaan, zowel binnen als buiten Ernst & Young.
Waarom wilde u voorzitter van het NIVRA worden?
“In algemene zin spreekt het mij erg aan om bestuurlijk actief te zijn. En toen ik werd benaderd voor het NIVRA-bestuur, waarin ik nu bijna een jaar heb meegedraaid, was het een voor de hand liggende stap.”
Discussie
Helderman kon toen niet bevroeden dat zijn voorzitterschap zou aanvangen in zo'n turbulente periode, waarin een groep leden, verenigd in de Stichting De Wakkere Accountant, onvermoeibaar een scherpe discussie voert over onder meer de governance van het NIVRA. Ledenvergaderingen zijn tegenwoordig bepaald geen routineklussen meer (voor een impressie van de jongste Ledenvergadering zie pagina 20).
Helderman kan die ontwikkelingen echter ook van de positieve kant bekijken: “De jaarvergaderingen werden vroeger magertjes bezocht en kenden weinig discussie. Dat is nu wel anders, en dat kun je ook als winst zien. Al kun je natuurlijk van mening verschillen of het wel altijd de juiste discussies zijn die worden gevoerd. Zolang de discussie op inhoud wordt gevoerd, ben ik er blij mee.”
De hamvraag: Wat kunnen we de komende twee jaar van u verwachten?
Helderman somt een drieluik van prioriteiten op: “Het NIVRA moet zich actiever laten zien in het maatschappelijk debat, we willen kwaliteit met hoofdletters blijven schrijven, en we kijken kritisch naar de inrichting van onze eigen organisatie.”
Governance
Om met dat laatste punt te beginnen: de nieuw gevormde commissie Governance wordt stevig neergezet, met een zwaargewicht als Arnold Schilder als voorzitter.
Was het zo beroerd gesteld met de governance van het NIVRA?
Helderman: “Integendeel. Maar als de omstandigheden veranderen moet je als organisatie mee veranderen. Neem de Wet op de registeraccountants: die werd in de jaren zestig ontworpen, toen er nog geen tweeduizend accountants waren. Inmiddels zit de wereld heel anders in elkaar en heeft het NIVRA 14.000 leden. Dan moet je je bijvoorbeeld wel afvragen of het nog steeds wel zinnig is dat volgens deze wet veertig leden een Ledenvergadering bijeen kunnen roepen. Overigens zullen we ons ook bezig moeten gaan houden met de wijze waarop ons beroep wettelijk is geregeld. Over enkele jaren wordt de bestaande wetgeving geëvalueerd. Daar moeten we niet op wachten, maar ons goed voorbereiden en initiatief tonen.”
Helderman wijst er op dat het NIVRA niet heeft stilgezeten op het punt van de governance: “We hebben de afgelopen twee jaar duidelijke strategische besluiten genomen over de toekomst van het NIVRA en het pluriforme karakter. Nu is het zaak om die keuzes te vertalen naar de governance. Mensen - zowel van binnen als buiten het vak - weten niet altijd hoe zaken bij ons zijn georganiseerd. De Ledenvergadering, het bestuur, de directie en het bureau, de vakgroepen en de vele commissies spelen ieder hun eigen rol.”
Het kan dus veel simpeler?
“Het kan in elk geval transparanter, en wellicht ook simpeler.”
25 organisaties
Ook de kwaliteit van de beroepsuitoefening blijft de komende jaren een belangrijk issue. Helderman: “De discussies rond de VGC en de kwaliteitstoetsing tonen aan dat kwaliteit geen vanzelfsprekendheid is. Van belang is dat we dat niet alleen onderling bespreken, maar ook naar buiten toe uitdragen dat we hier zeer intensief mee bezig zijn. We zullen dus ook over de instrumenten moeten blijven beschikken om die kwaliteit te kunnen waarborgen.”
Helderman maakte de afgelopen maanden een tour langs maar liefst 25 organisaties om hun visie en verwachtingen te horen.
Dat doet een beetje denken aan de tour van honderd dagen die het huidige kabinet uitvoerde voordat men tot maatregelen kwam. Hij sprak onder meer met vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties, de politiek, toezichthouders, en vertegenwoordigers van institutionele beleggers. “We kregen waardevolle input voor onze prioriteiten. Een van de veelgenoemde zaken is de complexiteit van de moderne financiële wereld en daarmee de moeilijkheidsgraad van een goede risicoanalyse. Dat vraagt van accountants in allerlei rollen - als auditor, maar ook als financieel directeur of controller - veel aandacht. De kredietcrisis heeft duidelijk gemaakt dat die materie erg lastig is te doorgronden. Ik vind dat we als beroepsgroep voor dergelijke onderwerpen een impuls moeten geven aan het maatschappelijk debat, en dat zullen we de komende tijd dan ook gaan doen.”
Zou de beroepsgroep in dergelijke gevallen eerder moeten signaleren dat er een crisis sluimert, zoals oud-NIVRA-voorzitter Jules Muis (zie ook zijn weblog op Accountant.nl) de afgelopen maanden met enige regelmaat heeft bepleit?
“Accountants zien veel bij hun klanten. Een individuele accountant kan daar niet veel mee, omdat hij door de geheimhouding niet naar buiten kan. Maar via de beroepsgroep zouden de gezamenlijke inzichten beter naar buiten kunnen komen. Dat moeten we beter vormgeven: de beroepsgroep mag wel wat vaker van zich laten horen.”
Pro-actief
Welke thema's heeft u daarbij nog meer in gedachten?
“Heel breed. Neem bijvoorbeeld de grote behoefte aan advies bij de gecompliceerde opvolgingsproblematiek in de mkb-sector, waar de accountant een belangrijk adviseur van de ondernemer is. Of de kritiek rond de aanbestedingsprocedures en andere vraagstukken in de publieke sector. Als accountants zich goed organiseren, kunnen we als beroepsgroep ook een verstandige bijdrage leveren aan discussies hierover.”
Proactief handelen is bij dat alles essentieel benadrukt Helderman. “Neem de discussie over de Letter of Representation, die is gestart door het Nederlands Centrum voor Directeuren. Hun kritiek blijft hangen bij mensen, zo merk ik. Kamerleden stellen ons er bijvoorbeeld vragen over. We moeten dus goed uitleggen wat de functie van de LOR is en waarom deze in het huidige stelsel van wet- en regelgeving nodig is. Maar we lopen in dat geval wel achter de feiten aan. Het is communicatief natuurlijk veel sterker om zelf richting te geven aan de discussie, en dat doen we dus ook. Een voorbeeld daarvan is dat we vooruitlopend op de evaluatie van de accountantswetgeving over een paar jaar, daar nu al mee bezig zijn in het bestuur.”
Midden- en kleinbedrijf
Ten slotte wil Helderman nog benadrukken dat het mkb-segment de volle aandacht verdient van het NIVRA: “De aandacht gaat vaak voor een groot deel uit naar de wettelijke controles van grote organisaties. Maar zelfs bij de grote kantoren is dat minder dan de helft van de omzet, zo blijkt ook uit de transparantieverslagen die ze nu publiceren. Het NIVRA zet dus ook hoog in op belangenbehartiging van accountants die het mkb bedienen. We doen dat natuurlijk al - zie bijvoorbeeld de groei in het aanbod van cursussen door VERA - maar de service aan de leden kan nog beter.
Ook de kleine kantoren die het mkb bedienen dragen bij in de lasten van het NIVRA en mogen dan ook rekenen op voldoende lusten vanuit het NIVRA. Daar mogen ze me over een paar jaar best op afrekenen.”