Stakeholders over accountants
Zevenhonderd mensen bezochten op 25 november in MECC Maastricht de Accountantsdag 2003. Met prominente sprekers, zes scherpe ‘dilemmadebatten’ en een afsluitende forumdiscussie. Een impressie.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 5, 2004
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Niet navelstaren, maar meer van buiten naar binnen (laten) kijken, dat moeten accountants volgens velen doen. Vandaar het thema van de Accountantsdag 2003, ‘Stakeholders over accountants’. Na het openingswoord van voorzitter Piet Hoogendoorn beklom dan ook al snel de eerste buitenstaander het podium: Morris Tabaksblat. “Ik had niet verwacht ooit te worden teruggevraagd”, opende hij, refererend aan een eerder optreden midden jaren negentig, toen hij tot veler verbazing de one stop shopping-aanpak van de grote kantoren stevig had bekritiseerd.
Het huidig onderwerp van de ex-Unilever-topman en voorzitter van de Commissie Corporate Governance lag voor de hand: corporate governance en accountants. Tabaksblat begon met het beschrijven van een cartoon uit The New Yorker. “Een man voert in een café het hoogste woord, omringd door een grote groep dames, die zo te zien buitengewoon in hem zijn geïnteresseerd. Op de achtergrond fluistert een jongedame tegen haar vriendin: ‘He seems to be a certified accountant’. Ik kan me voorstellen dat u dit soort grappen over uw beroepsgroep met gemengde gevoelens heeft aangehoord of bekeken. Toch is de rol van de accountant in deze cartoon niet helemaal ontdaan van realiteitszin. En dan duid ik niet op de verwijzing naar de schandaalsfeer en de ongetwijfeld spannende verhalen die de hoofdpersoon opdist aan zijn publiek, maar op het feit dat de accountant een centrale rol vervult in de publieke arena.”
Limperg
Tabaksblat citeerde de woorden van Limperg, die in 1932 schreef dat de accountant de “groote betekenis van zijn ambt ontleent aan zijn functie van vertrouwensman van de onpersoonlijke maatschappij, van de spaarders en van de andere belanghebbenden, die niet zijn opdrachtgevers zijn”.
“Laten we wel wezen”, vervolgde Tabaksblat. “Om het vertrouwen in de financiële markten te herstellen moeten we er allereerst voor zorgen dat er zich binnen de ondernemingen geen vervelende verrassingen meer voordoen. Dat is een verantwoordelijkheid van de onderneming, maar de externe accountant speelt hierin een prominente rol. In de aanbevelingen van de commissie Peters werd de accountantscontrole omschreven als één van de hoekstenen van een goed systeem van corporate governance. De rol van de accountant werd echter summier uitgewerkt en met de aanbevelingen is in de praktijk weinig gedaan. Wij hebben in onze code een apart hoofdstuk voor de audit en de accountant ingeruimd. Wij zien een ontwikkeling naar een externe accountant die actiever betrokken is bij alle financiële berichtgeving, meer is georiënteerd op commissarissen en dus onafhankelijker is van het management van de onderneming. U zorgt er mede voor dat de commissarissen hun werk goed kunnen vervullen. Ook de noodzaak hiervan werd in 1932 al door Limperg geconstateerd.”
Rolopvatting
Ook over de ‘de rolopvatting’ van de accountant wilde Tabaksblat nog iets kwijt. “De aandeelhoudersvergadering benoemt de externe accountant en deze rapporteert aan het bestuur en de raad van commissarissen. De accountant staat uiteindelijk dus ten dienste van de aandeelhouder, en voert zijn werkzaamheden uit in overleg met bestuur en commissarissen. Die verantwoordelijkheid reikt verder dan het verrichten van degelijke controles en het afleveren van technisch doorwrochte rapportages. Het impliceert ook, zeker ten opzichte van de afgelopen jaren, een grotere distantie tot het management van de onderneming. In de perceptie van het publiek heeft de accountant simpelweg te veel aan de leiband van het management gelopen. En het oordeel van het publiek is niet altijd onterecht.”
Hij eindigde met een optimistische noot: “U als accountant speelt een cruciale rol in het inzichtelijk maken van de risico’s en het communiceren ervan aan de omgeving. Als u die rol op integere, deskundige en onafhankelijke wijze vervult, ben ik ervan overtuigd dat u het vertrouwen van de gemeenschap weer terugwint.”
Houding
NIVRA-voorzitter Piet Hoogendoorn resumeerde daarop de acties die het NIVRA inmiddels heeft ondernomen om aan dat vertrouwensherstel bij te dragen: nieuwe regels op het gebied van onafhankelijkheid, fraudeonderzoek, kwaliteitstoetsing, permanente educatie en beroepsaansprakelijkheid. “We hebben ons actief gemengd in het debat over ondernemingsbestuur en extern toezicht, intensief gesproken met overheden en toezichthouders over onze rol bij controle en verslaggeving, ons internationaal netwerk nieuwe impulsen gegeven en onze bureauorganisatie versterkt. Als het goed is zal de kwaliteit van ons beroep er verder mee toenemen. Maar waar het vooral om gaat is onze houding. Er is ons regelmatig verweten dat we veel te gesloten opereren, defensief reageren en ons verschuilen achter regels en jargon. Of wij het met die kritiek eens zijn is niet van belang. Het gaat er om dat we er wat aan doen.”
Stakeholders-onderzoek
In dat verband refereerde hij aan een serie interviews die het NIVRA heeft laten uitvoeren met 25 CFO’s, politici, toezichthouders, vertegenwoordigers van belangenorganisaties en andere stakeholders (zie kader Stakeholdersonderzoek).
De respondenten vinden unaniem dat het Nederlands accountantsberoep kwalitatief op een hoog niveau staat, maar de meeste vinden tegelijkertijd de maatschappelijke kritiek op accountants zeer terecht. “Men doelt dan met name op de ‘ongebreidelde groei’ die de accountantskantoren hebben doorgemaakt en het verlies aan focus op de kerntaak: de controle”, aldus Hoogendoorn. “Een tweede kritiekpunt is dat de accountant te dicht op het management is gaan zitten. Samenvattend vindt men dat de accountant zijn core business, de controle, weer centraal moet stellen.”
Hoogendoorn zei die uitgangspunten te delen, maar vindt dat het beroep inmiddels adequaat heeft gereageerd. “De onafhankelijkheidsregels bieden voldoende harde garanties om een verwatering van de controletaak te voorkomen. Ook constateer ik dat de markt zijn reinigende werk al doet, opdrachtgevers zijn zeer alert op de onafhankelijkheid van de accountant. Bovendien biedt de code corporate governance extra waarborgen door de rol van het toezicht binnen de ondernemingen scherper te definiëren. De rapportageplicht aan raad van commissarissen en audit commissie geeft de accountant een heldere en sterkere positie.”
Drie pijlers
Na een inleidend filmpje waarin hij in de Efteling werd ondervraagd door de EO-televisievogel Sir Geoffrey - het pretpark symboliseerde de turbulente omgeving van het accountantsberoep - meldde Frans van der Wel als opvolgend voorzitter de ingeslagen weg ook het komend jaar te zullen voortzetten. “Een koers van open dialoog, gericht op de
drie pijlers die nodig zijn om onze professionele en maatschappelijke verantwoordelijkheid volledig waar te maken: herstel van vertrouwen en respect, werken aan de verwachtingskloof en uitbouw van de kwaliteit en status van ons vak” (zie interview met Van der Wel op pagina 14).
Paneldiscussie
Na het bezoeken van een van de zes dilemmadebatten, verzamelden de zevenhonderd bezoekers zich weer voor een paneldiscussie onder leiding van dagvoorzitter Peter van Ingen. Harold Hassink, Henk Langendijk, Hans Beckman, Kees Storm en Paul Koster (zie kader ‘Dilemmadebatten’) kruisten soms fel de degens over uiteenlopende onderwerpen als opleiding, kritische zin en commercialisering, de criteria voor het zoeken van een accountant, extern toezicht, fraude en - opvallend uitgebreid - de vraag of de keuze uit vier grote accountantskantoren voor grote beursgenoteerde ondernemingen te beperkt is of niet.
Volgens AFM-bestuurder Paul Koster maakt de toezichthouder AFM zich daarover “ernstige zorgen”. Bij dit onderwerp mengden ook vertegenwoordigers van middelgrote kantoren zich vanuit de zaal in de discussie. BDO-voorzitter Wim Laman benadrukte dat zijn kantoor zich concentreert op het middenbedrijf. “Geen enkele beursgenoteerde onderneming denkt er trouwens over om eens met ons te komen praten. De 25 grootste kunnen we niet. Maar die honderd daaronder, daarvan zou ik het best leuk vinden als ze eens langskwamen.”
Dilemmadebatten
Na de lunch verspreidden de aanwezigen zich over zes drukbezochte dilemmadebatten. Hoogleraar Henk Langendijk verdedigde in een debat over de Transparantie door accountantskantoren onder meer de stelling dat ‘cowboy-controleklanten’ moeten kunnen worden ‘overgedaan’ aan het NIVRA. Advocaat en hoogleraar Hans Beckman leidde een debat over Verantwoordelijkheden voor fraude en onregelmatigheden. Een van zijn stellingen: “We moeten af van het idee dat fraude de verantwoordelijkheid is van het bestuur en niet van de accountant. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.” Hans de Boer, voormalig voorzitter van MKB-Nederland, stelde in het debat over Toezicht op accountants dat controle en advies niet zijn te scheiden en “de geëmancipeerde klant zelf wel kan bepalen wat hij wil”. In het debat over Benoeming en ontslag pleitte voormalig Aegon-topman Kees Storm er voor dat “als accountants worden vervangen er een goed en serieus collegiaal overleg wordt gevoerd”.
AFM-bestuurslid Paul Koster leidde het debat over Controle op de naleving van IFRS. Een van zijn stellingen: “Open normen in verslaggeving vereisen van accountants dat zij zich actief inzetten voor het meest getrouwe beeld in de jaarrekening.”
Hoogleraar Harold Hassink bepleitte in de bijeenkomst over Controle en advies het opnemen in de gedrags- en beroepsregels van ‘artikel 23’, waarin staat dat de controlerend accountant “uitsluitend de belangen dient van het maatschappelijk verkeer”. Plus een artikel 24: “Daarin staat: lees artikel 23 nog een keer”.
Stakeholders-onderzoek
In de zomer en het najaar van 2003 heeft het NIVRA gesprekken laten voeren met 25 externe stakeholders over hun oordeel over het professioneel functioneren van de accountant, onafhankelijkheid, de rol ten aanzien van fraude, de accountantsverklaring, de bepalingen over de accountant in de Code Tabaksblat, extern toezicht, en het functioneren van de beroepsorganisatie.
Samengevat komt daaruit onder meer het volgende naar voren:
- De Nederlandse accountant wordt gezien als een integere en deskundige professional.
- Desondanks vindt men de maatschappelijke kritiek op accountants volkomen terecht. Kantoren hebben dit over zichzelf afgeroepen door de ongebreidelde groei van de dienstverlening. Daardoor is minstens de schijn ontstaan dat de accountant te dicht op het management van gecontroleerde ondernemingen zit, maar men vindt dit ook in werkelijkheid nogal eens het geval.
- Vele signalen hierover hebben de kantoren in de wind geslagen.
- De accountant moet zich dan ook herbezinnen op zijn core business en de controle weer centraal stellen; die positie zou leidend moeten zijn voor het handelen van kantoren en beroepsorganisatie.
- Kantoren zouden zich moeten beperken tot controle en controlegerelateerde activiteiten.
- Ten aanzien van het opsporen van fraude zien sommigen een natuurlijke rol maar de meeste gesprekspartners vinden dat de accountant geen verlengstuk van justitie, overheid of politiek moet zijn.
- De houding ten aanzien van gesignaleerde fraudes moet veranderen. Accountants zouden steviger moeten omgaan met gesignaleerde fraude, zonder een en ander te relateren aan het materieel belang voor de jaarrekening.
- De accountantsverklaring heeft voor de meeste respondenten niet echt aan betekenis ingeboet, maar wordt als te weinig informatief beoordeeld; velen willen meer informatie, meer differentiatie in het oordeel en een persoonlijke handtekening.
- Men is in grote meerderheid positief over het verschoven opdrachtgeverschap naar de raad van commissarissen (audit committee). Ook het optreden van de accountant in de AvA wordt - met enige mitsen en maren - als positief beoordeeld.
- Extern toezicht is noodzakelijk, maar er is veel twijfel over de AFM als toezichthouder. Dit op grond van angst voor kosten, bureaucratie, inefficiency en belangenverstrengeling.
- Het NIVRA heeft een uiterst goede naam als het gaat om de PBO-taken, maar is in het contact met de maatschappij en de discussie over het beroep te defensief.