Handel in lucht
Volgend jaar wordt een Europees systeem van handel in emissierechten van kracht. De daarmee gemoeide bedragen zullen van significante betekenis zijn voor de jaarrekeningen van bedrijven.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 5, 2004
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Peter Bommel en Lars de Jager
In juli 2003 keurde het Europese Parlement de nieuwe richtlijn voor een Europees systeem van handel in CO2-emissierechten goed. Deze moet bijdragen aan de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Volgens het door de EU-lidstaten geratificeerde Kyoto-protocol uit 1997 moet de Europese Unie de uitstoot van CO2 in 2012 met acht procent hebben verminderd ten opzichte van 1990.
Het systeem van emissiehandel wordt vanaf 2005 verplicht en zal ook gelden voor de nieuwe EU-toetreders uit Centraal en Oost-Europa. In eerste instantie wordt het systeem alleen verplicht voor belangrijke CO2-uitstoters - zoals elektriciteitscentrales, olieraffinaderijen, staalbedrijven en glas-, cement- en papierproducenten. Deze sectoren zijn verantwoordelijk voor de helft van de Europese uitstoot in 2010. Binnen Europa vallen circa zesduizend bedrijven onder de richtlijn, waarvan ongeveer honderd in Nederland. Lidstaten mogen het systeem ook toepassen op andere sectoren en installaties, en op alle andere in het Kyoto-protocol genoemde broeikasgassen, mits de beschikbare informatie van voldoende kwaliteit is.
Veertig miljard
Alle bedrijven die vallen onder de nieuwe richtlijn krijgen per 1 januari 2005 een hoeveelheid vrij verhandelbare CO2-emissierechten toegekend. Aan het eind van de eerste periode (31 december 2007) wordt de werkelijke uitstoot vergeleken met de emissierechten die het bedrijf op dat moment bezit. Voor een tekort wordt per ton CO2 veertig euro boete in rekening gebracht. Vanaf 2008 wordt de boete meer dan verdubbeld tot honderd euro. Overschotten van emissierechten kunnen worden gebruikt voor volgende jaren of worden verkocht in de markt.
Volgens de Europese Commissie zullen de bedrijven die onder de richtlijn vallen tussen 2008 en 2012 jaarlijks ongeveer 1,3 miljard ton CO2 uitstoten. Bij een verwachte marktprijs van tussen de vijftien en dertig euro per ton bedraagt de potentiële Europese markt dus tussen de twintig en veertig miljard euro per jaar. De kans is groot dat het Europese emissierechtensysteem de basis zal vormen voor een wereldwijd systeem, zoals voorzien in het Kyoto-protocol.
Groencertificaten
De nieuwe richtlijn draagt ook bij aan het Europese beleid om door financiële prikkels het gebruik van duurzame energie te bevorderen. Volgens een Europese richtlijn van oktober 2001 moet de opgewekte duurzame energie in Europa in 2010 zijn verdubbeld tot 22 procent. Per lidstaat zijn daarbij verschillende doelen afgesproken, maar ze zijn vrij om daarvoor hun eigen strategie te kiezen.
Het Verenigd Koninkrijk, Italië en Nederland hebben gekozen voor een systeem van verhandelbare groencertificaten. België en Zweden overwegen dat op korte termijn in te voeren. De groencertificaatsystemen zijn per land verschillend van opzet en structuur waardoor slechts op beperkte schaal Europees kan worden gehandeld. In 2005 zal de Europese Unie een onderzoek instellen naar de verschillende stimuleringsmaatregelen en voorstellen doen tot harmonisatie. De elektriciteitssector heeft de voordelen van internationale handel in groencertificaten al onderkend en het renewable energy certification system opgezet om de introductie van een Europees handelssysteem te bespoedigen. Volgens Reuters Business Intelligence kan de omzet van groencertificaten in Europa op termijn meer dan twintig miljard euro per jaar bedragen.
IFRS
De bedragen die zijn gemoeid met de verhandelbare emissierechten en groencertificaten zullen naar verwachting van significante betekenis zijn voor de jaarrekeningen van bedrijven. In mei 2003 publiceerde de International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) een ‘draft interpretation D1 Emission Rights’, met voorstellen voor de verwerking van emissierechten in de jaarrekening. Daarbij wordt primair uitgegaan van het zogenaamde ‘cap and trade’-systeem, dat naar verwachting in vrijwel alle EU-landen zal worden ingevoerd. Deelnemers aan het systeem krijgen emissierechten (certificaten) toegekend voor de toegestane CO2-uitstoot voor een specifieke periode. Aan het eind daarvan moeten ze emissiecertificaten leveren, ter waarde van de werkelijke uitstoot. Als een bedrijf daarvoor onvoldoende certificaten bezit, volgt een boete. Deelnemers zijn vrij om te handelen in emissierechten. Ze kunnen hun tekort dus ook dekken door deze te kopen.
Niet salderen
Een emissierecht kan worden gezien als een actief: het recht om een ton CO2 uit te stoten. De IFRIC stelt zich op het standpunt dat de emissierechten in de jaarrekening niet mogen worden gesaldeerd met de verplichte mindering van CO2-uitstoot. Deze bestaan volgens de IFRIC onafhankelijk van elkaar. De deelnemer kan de rechten gebruiken om de CO2-verplichting te dekken, maar kan ze ook verkopen en kiezen voor vermindering van uitstoot, een boete of het later kopen van rechten op de markt. Er is dus geen contractuele link tussen de actief- en passiefpost en ook geen recht op verrekening. Een nettopresentatie is daarom volgens de IFRIC niet toegestaan.
Immaterieel
De IFRIC stelt voor om een uitgegeven emissiecertificaat te classificeren als een immaterieel actief zodat het valt onder IAS 38 Intangible Assets en niet onder IAS 39 Financial Instruments: Disclosure and Presentation. De definitie van IAS 38 - ‘Een identificeerbaar niet monetair, niet materieel activum gehouden voor gebruik in de productie of levering van goederen of diensten, voor huur aan derden of voor administratieve doeleinden’ - sluit volgens de IFRIC beter aan.
De IFRIC onderkent wel dat bepaalde aspecten van een emissierecht meer het karakter hebben van een financieel dan een immaterieel actief, met name omdat ze verhandelbaar zijn en instrumenteel zijn bij de prijsvorming van een specifiek product (CO2). Een belangrijk punt is verder dat contracten die ten behoeve van de handel worden afgesloten op emissiecertificaten, in principe wel kwalificeren als derivaten en dus moeten worden verwerkt conform IAS 39.
Schatting
Volgens de IFRIC ontstaat een passiefpost pas op het moment dat CO2 werkelijk wordt uitgestoten. Dit is de gebeurtenis die de verplichting creëert, zoals vastgelegd in IAS 37 Provisions, contingent liabilities and contingent assets. Conform die richtlijn is de passiefpost gelijk aan de beste schatting van de uitgaven die nodig zijn om aan de huidige verplichting te voldoen - in beginsel de geldende marktprijs van het aantal emissiecertificaten dat is vereist om de uitgestoten tonnen per balansdatum te dekken of de boete die naar verwachting moet worden betaald.
Overheidsschenking
Omdat er volgens de IFRIC bij de allocatie van emissierechten geen verplichting ontstaat, is er sprake van een schenking door de overheid, conform IAS 20. Deze moet volgens IAS 20 Accounting for government grants and disclosure of government assistance bij voorkeur tegen marktwaarde worden verantwoord, al is nominale waarde wel toegestaan. De IFRIC laat die keuze niet vrij en schrijft opname tegen marktwaarde expliciet voor. De overheidsschenking moet als uitgestelde winst op de balans worden gecrediteerd, waarna systematische vrijval ten gunste van het resultaat moet plaatsvinden over de periode waarover de emissierechten zijn toegekend.
De IFRIC acht de draft Interpretation Emission Rights in principe van gelijke toepassing op groencertificaten (Renewable Energy Certificates).
Nederlandse verslaggevingsregels
De Nederlandse Richtlijnen voor de jaarverslaggeving maken in RJ 210.213 melding van immateriële vaste activa die gratis of tegen een zeer lage prijs worden toegekend door de overheid. Als voorbeelden worden diverse vormen van licenties en quota genoemd. Hoewel niet specifiek vermeld, is het aannemelijk dat emissierechten onder deze richtlijn vallen.
Volgens RJ 274.107 gelden voor deze immateriële vaste activa de criteria voor opname en vermelding van gegevens zoals opgenomen in RJ 130. Volgens deze richtlijn moet een actief in de balans worden verwerkt als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen aan de rechtspersoon zullen toevloeien en de kostprijs of waarde van het actief op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld.
Als een onderneming de toegekende emissierechten denkt nodig te hebben ter dekking van de verwachte CO2-emissie, zal geen sprake zijn van een toekomstig economisch voordeel en dus geen actief worden opgenomen. Zodra het waarschijnlijk is dat de werkelijke CO2-emissie de toegekende emissierechten overschrijdt en de kosten daarvan betrouwbaar zijn te schatten, moet echter een voorziening worden getroffen.
Noot
Peter Bommel is audit partner bij Deloitte leider van de industry group Energy & Utilities. Lars de Jager is audit manager bij Deloitte.
Interpretatie roept vragen op
De draft IFRIC interpretation D1 ‘Emission rights’ roept diverse vragen op. De separate verantwoording van emissierechten en CO2-verplichting leidt tot complicaties. Er is weliswaar geen wettelijk recht tot verrekening, maar er bestaat wel een directe economische samenhang tussen beide posten. Als meer CO2 wordt uitgestoten dan de onderneming aan rechten bezit, leidt dit immers tot additionele kosten. Voorts krijgt de toepassing van IAS 20 Accounting for government grants and disclosure of government assistance een prominente plaats, terwijl de International Accounting Standards Board juist bezig is IAS 20 te herzien.
Ook is de verplichte waardering van emissierechten tegen marktwaarde niet in lijn met Vierde EEG-richtlijn en de Nederlandse jaarverslaggevingsregels, die waardering van immateriële vaste activa tegen kostprijs voorschrijven.
De IFRIC heeft het nodige commentaar op deze draft interpretation ontvangen. Een definitieve versie wordt dit jaar verwacht.