'Compliance-denken is serieuze bedreiging'
Henny Kapteijn is sinds twee jaar voorzitter van FINAD, de NIVRA-vakgroep voor accountants in business. Deze kreeg de afgelopen jaren nieuw elan en wordt voor de leden steeds zichtbaarder. Maar Kapteijn is nog niet zonder zorgen: "Het compliance-denken bedreigt de flexibiliteit van de finance manager."
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 2, 2008
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Hoe meer projecten, hoe meer energie. Dat is Henny Kapteijn ten voeten uit: ze is voortdurend actief met tal van verschillende opdrachten, commissariaten en andere bezigheden. Over belangstelling voor haar expertise heeft ze geen klagen: ze is gepokt en gemazeld in de financiële sector - met ervaring bij onder meer De Nederlandsche Bank, de oprichting van de Europese Centrale Bank, de inrichting van de financiële functie bij ABP Investments - en dat zorgt ervoor dat ze met regelmaat wordt gevraagd voor opdrachten en functies.
Momenteel is ze adviseur van een pensioenfonds, heeft ze een aantal commissariaten bij financiële instellingen, zit ze in een expertgroep die Europees Commissaris McCreevy adviseert over zaken als voorwetenschap en de transparantierichtlijn en doet ze een onderzoek bij een verzekeringsbedrijf.
Betrokkenheid
Oh ja, en ze is ook nog voorzitter van FINAD. Maar dat kost niet zoveel tijd: met een uurtje of vier in de week lukt het wel, zo beweert ze in eerste instantie. Om dat later bij te stellen naar boven als ze beseft wat er de afgelopen tijd allemaal is gebeurd binnen die vakgroep.
Waar is alle energie de afgelopen jaren zoal in gestopt?
Kapteijn: “Toen ik twee jaar geleden begon als voorzitter, leidde FINAD een wat slapend bestaan. Er waren wel degelijk goede producten voor accountants in business, maar FINAD had de taken voor een groot deel overgeheveld naar het Controllers Instituut. Voor veel leden was dus niet zichtbaar wat het NIVRA of FINAD hen opleverde. Een van de belangrijkste doelen die we ons toen hebben gesteld is om de betrokkenheid van de achterban te verhogen. Daar zijn we nu aardig in geslaagd.”
Het gebrek aan zichtbaarheid van FINAD-activiteiten heeft alles te maken met de structuur: De Vereniging van Registercontrollers (VRC) en FINAD vormen samen het Controllers Instituut. De veelheid aan producten die er zijn voor accountants in business - het eigen magazine Management Control & Accounting, cursussen, netwerkbijeenkomsten, het Finance Executive Programma met gerenommeerde hoogleraren, een drukbezocht jaarcongres en tal van andere zaken - worden door de leden dan ook vaak niet herkend als ‘FINAD-producten’, terwijl de vakgroep wel degelijk (mede)verantwoordelijk is.
Contributie
Zeker toen de NIVRA-contributie voor accountants in business vorig jaar een sprong maakte van 350 naar vijfhonderd euro per jaar was het essentieel om de leden het gevoel te geven dat ze waar voor hun geld krijgen. Overigens is er geen sprake van scheefgroei, want FINAD stelt dat de verhoging van de contributie voor tachtig procent ten goede komt van FINAD-producten. Kapteijn relativeert de discussie over de contributie: “Natuurlijk is er wel discussie geweest over die verhoging. Maar het beeld dat een grote groep accountants in business om die reden zou willen uittreden is niet terecht. De meesten vinden de contributie geen probleem, mits er maar goede producten tegenover staan. Het gaat om de zichtbaarheid daarvan.” Het verbeteren van die zichtbaarheid gaat uiteraard niet vanzelf. Kapteijn: “We zijn onder andere gestart met een tweemaandelijks bericht aan onze leden over recente ontwikkelingen en je merkt dat dat veel losmaakt. Ook een actief bestuur is belangrijk voor de herkenbaarheid.”
Geen ‘ons kent ons’
Kapteijn realiseert zich als geen ander dat het bestuur goede contacten met het NIVRA-bestuur moet onderhouden, en ook dat het bestuur een goede mix moet zijn van mensen die ook daadwerkelijk tijd en energie kunnen vrijmaken. Daarom heeft ze zich er ook sterk voor gemaakt om de selectie van nieuwe bestuursleden zeer zorgvuldig aan te pakken: geen ‘ons kent ons’-aanpak maar een selectiecommissie die interviews doet met kandidaten en volledig transparant is over de selectieprocedure. Van de 25 kandidaten bleven toen een handvol geschikte mensen over. Kapteijn is blij dat het FINAD-bestuur nu goed op peil is en dat de representatie in het NIVRA-bestuur groter wordt. “De continuïteit van het bestuur is ook beter verzekerd: de selectiegesprekken hebben ervoor gezorgd dat er meer geschikte mensen zijn voor de toekomst. Dat is mooi want ik ben zelf van plan om er dit jaar mee te stoppen. Ik heb altijd gezegd dat het voorzitterschap een klus is die ik maar een paar jaar wil doen.”
Armslag
Ze weet ook dat ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving steeds meer op internationaal terrein plaatsvinden en dat FINAD zich dus ook nadrukkelijk bezig moet houden met het reageren op voorstellen van IFAC. “Dat hebben we het afgelopen jaar ook nadrukkelijk gedaan en we reageren er dan op als we dat nodig vinden. De zelfwerkzaamheid van het bestuur is daarbij groot, omdat het NIVRA nog niet gewend is om door de bril van de accountants in business naar dergelijke voorstellen te kijken. Dat is best lastig, want we moeten niet alleen standaarden in de gaten houden specifiek voor accountants in business. Ook nieuwe standaarden voor openbaar accountants kunnen invloed hebben op het werkveld van accountants in business. Een van onze wensen voor de toekomst is dan ook dat we meer armslag krijgen vanuit het NIVRA om dit meer gestructureerd te doen.”
Compliance denken
Zorgen heeft Kapteijn vooral over de oprukkende wet- en regelgeving. Het daarmee samenhangende compliance-denken in het bedrijfsleven wordt dominanter en is een serieuze bedreiging voor het vak van controllers en accountants. Want volgens Kapteijn is het onmogelijk een succesvolle finance manager te zijn als flexibiliteit ontbreekt. En die flexibiliteit staat op gespannen voet met de oprukkende regelgeving. In een column uitte ze om die reden harde kritiek op de guidance for developing a corporate code of conduct door het IFAC: “De controller komt eruit naar voren als een taakgerichte robot, die systematisch zijn werk doet.”
Een ander voorbeeld van de oprukkende regelgeving is de exposure draft van IFAC voor management accounting standards. Kapteijn meent dat er op dit gebied geen nadere standaarden nodig zijn: “Bedrijven moeten zelf de vrijheid hebben om hun managementinformatie naar eigen inzichten in te richten, daar zijn geen externe richtlijnen voor nodig. Het bedrijfsleven toont al jaren aan dat het samen met de academische wereld innovatieve oplossingen vindt voor de interne informatievoorziening. Die flexibiliteit moet blijven.”
Technisch kunstje
Kapteijn hoort echter nu al signalen uit de praktijk dat accountants steeds meer ‘buiten de business’ komen te staan als gevolg van de toegenomen compliance- eisen: de perceptie dat controllers en accountants vooral een technisch kunstje uitvoeren, een framework kunnen toepassen of als klokkenluider kunnen optreden wordt sterker.
Het gevaar daarvan, volgens Kapteijn: “Ten eerste: dezelfde financiële functies worden ingevuld door mensen met verschillende achtergrond. Het zou onredelijk zijn als een van deze groepen - die met RA achter de naam - met strengere criteria te maken krijgt. Ten tweede: de kans om door te dringen tot financiële topfuncties vermindert hierdoor. De accountant wordt dan te veel gezien als een technische expert, en daarmee komt zijn strategische waarde niet tot zijn recht.”