Verzegelde lippen
Moet een accountantskantoor zich mengen in het vakinhoudelijk debat als het publicitair onder vuur ligt? Of mag dat niet? Zit de geheimhoudingsplicht accountants in de weg, of zit de geheimhoudingsplicht het publieke belang in de weg? Roger Dassen, Marcel Pheijffer, Harold Hassink, Ruud Pruijm en Jaap ten Wolde discussiëren over de al dan niet gewenste uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht en de rol van ‘de beroepsgroep’.
Dit artikel is verschenen in de Accountant nr. 6, 2007
Bekijk alle artikelen uit dit nummer
Moet de geheimhoudingsplicht veranderen?
In de strafzaak tegen de top van Ahold kreeg de controlerend accountant veel kritiek over zich heen. Als bestuursvoorzitter van Deloitte kon Roger Dassen deze kritiek niet adequaat pareren, omdat de geheimhoudingsplicht hem zou verbieden feiten uit het dossier van zijn cliënten naar buiten te brengen. Dassen volstond daarom met de conclusie dat de accountants geen blaam trof.
In eerdere kwesties, de onderzoeken naar de bouwfraude en hbo-fraude, weigerden accountants met een beroep op de geheimhoudingsplicht hun controledossiers ter hand te stellen aan de onderzoekers. Uiteindelijk zwichtten zij. In het MAB schreef Roger Dassen dat de geheimhoudingsplicht aan een evaluatie toe is.
Drie aspecten
Dassen: “Ik heb gepleit voor een evaluatie, omdat ik mij afvraag hoe de geheimhoudingsplicht zich verhoudt tot de maatschappelijke behoefte aan transparantie. De geheimhoudingsplicht heeft zin, zij staat niet voor niets in de gedragsen beroepsregels. Maar ik denk dat wij op een drietal punten goed moeten nadenken over geheimhouding.”
Zo is daar de rol van de accountant op de aandeelhoudersvergadering. “Het NIVRA heeft dat destijds met veel tamtam aangekondigd als een stap naar grotere transparantie. Maar in de praktijk blijkt de accountant bijna niets te mogen zeggen.” Dassen ziet als enige oplossing dat de verwachtingen op dit punt ‘beter worden gemanaged’, maar dit thema zal tijdens het gesprek niet verder worden uitgediept. De discussie concentreert zich op de twee andere punten: het meewerken aan fraudeonderzoeken en de deelname van accountants aan het publieke debat naar aanleiding van boekhoudaffaires.
Nieuwe gedragscode
Dassen: “Het onderzoek naar de hbo-fraude heeft duidelijk gemaakt welk belang het maatschappelijk verkeer hecht aan openheid van de accountant als het om de besteding van publieke middelen gaat. Maar hoe verhoudt de geheimhoudingsplicht zich tegenover de legitieme vraag van de onderzoekers om toegang te hebben tot het dossier? Dat heeft toen een hele discussie opgeleverd en ik vind dat dit punt goed is geadresseerd in de nieuwe gedragscode, die we sinds een paar dagen hebben.”
Wat staat daar precies in?
Dassen: “In artikel 140.7 en 140.8 wordt onderkend dat je de informatie mag of zelfs moet delen als het ‘maatschappelijk juist’ is. ‘Bekendmaking aan in het openbaar bestuur functionerende onderzoekscommissies’ wordt daarin met zo veel woorden genoemd. Ik vind deze onderkenning van groot belang en heb daar nadrukkelijk voor gepleit in mijn MABartikel.”
Moest dat niet al?
Dassen: “Nee, dit was onvoldoende helder geregeld en ik denk dat het goed is dat wij op dit punt zijn opgeschoven.”
Jaap ten Wolde vindt de nieuwe bepalingen echter overbodig. “Wanneer je goede beroepsregels hebt, hoef je geen uitzondering te maken voor de besteding van publieke middelen. Voor mij moet het afhangen van de status van het onderzoek. In het enquêterecht is de meewerkverplichting wettelijk geregeld. Verder hebben wij de fraudemeldingsplicht. Als er iets aan de hand is, fraude, oneigenlijk gebruik etc, ga dan naar de directie en zonodig naar de toezichthouders. Daarmee is de kwestie opgelost.”
Ruud Pruijm: “Wanneer is geheimhouding nu eigenlijk een probleem?”
Hbo-fraude
Marcel Pheijffer gaat wat dieper in op de houding van de big four bij het onderzoek van de Commissie Schutte naar de hbo-fraude. Twee van de vier kantoren gaven de gevraagde controledossiers wel ter inzage, de andere twee niet. De tegenstribbelende kantoren beriepen zich op de geheimhoudingsplicht, ook al had de gecontroleerde instelling toestemming gegeven om het dossier te verstrekken. “Het maatschappelijk verkeer begrijpt dit verschil in opstelling niet.”
Volgens Pheijffer geven de nieuwe geheimhoudingsbepalingen weliswaar meer guidance, maar zijn ze ‘totaal overbodig’.
Dassen: “Naar mijn mening sluiten de nieuwe bepalingen meer aan bij de vraag van het maatschappelijk verkeer. Volgens de oude code moest je als accountant nog altijd een afweging maken als de cliënt toestemming gaf. Nu is die afweging niet meer verplicht als het gaat om bekendmaking aan in het openbaar bestuur functionerende onderzoekscommissies.”
Onder de oude regeling konden accountants de dossiers toch ook al verstrekken met toestemming van hun cliënten?
Deze vraag blijkt diverse associaties op te roepen, maar geen concreet antwoord. Op een bepaald moment zegt Jaap ten Wolde dat hij het ‘een beschamende vertoning’ vond dat de vier kantoren en het NIVRA in het hbo-dossier niet samen één lijn hebben getrokken.
Dassen: “Daarom ben ik blij dat het nu toegespitst is …”
‘Markttechnische redenen’
Zou de tweespalt onder de big four met de nieuwe gedragsregels zijn uitgebleven?
Pheijffer: “Vermoedelijk niet. Mijn indruk was dat het hier niet alleen om regels ging. Opvallend is dat de kantoren die aan het onderzoek mee mochten doen, toevallig de minste problemen maakten en kennelijk geen moeite hadden met de geheimhoudingsplicht. Maar om dat keihard te krijgen …”
Pruijm: “De nieuwe gedragsregels zouden de tweespalt in ieder geval niet hebben voorkomen. De opstelling van de kantoren kwam vermoedelijk voort uit markttechnische redenen.”
Dassen: “Ik weet het niet zeker, dat kunnen alleen die andere kantoren vertellen. Markttechnische redenen kan ik overigens niet verzinnen. Deloitte heeft na enige discussie besloten om de dossiers open te stellen. Wel na enige discussie, aangezien dit nu niet een recht-toe-recht-aan kwestie was, en de commissie ook een beroep heeft gedaan op het overwegende maatschappelijke belang. Dat beroep hebben wij uiteindelijk gehonoreerd. Ik vermoed zelf dat de aanscherping van de regels op dit punt zeker zou hebben geholpen, omdat ze de regels in een dergelijke situatie meer expliciet interpreteren dan in het verleden. De kans op interpretatieverschillen wordt daardoor kleiner.”
Ten Wolde: “Ik denk dat de nieuwe gedragscode geen invloed zou hebben gehad. Ik geloof ook niet in ‘markttechnische redenen’, zo werkt dat niet, in dit geval althans. Volgens mij is een en ander veroorzaakt door het ontbreken van goed overleg, het niet goed luisteren naar elkaars argumenten, te weinig coördinatie door het NIVRA en wellicht ook de vrees van bestuurders van accountantskantoren om tegen het advies van een externe adviseur in te gaan.”
Publieke schijnwerpers
Roger Dassen brengt het tweede geheimhoudingsissue ter sprake: “Wanneer je als accountant in de publieke schijnwerpers staat naar aanleiding van een bepaald dossier, terwijl jij zelf geen partij bent bij de rechtszaak over dat dossier, mag je niets zeggen. Je kunt dat op twee manieren oplossen. De ene is dat je zegt dat de accountant ook de mogelijkheid moet hebben om zichzelf te verdedigen en publiek verantwoording af te leggen, voordat er een tuchtzaak komt waarin hij partij is. Aan deze mogelijkheid kleven aanzienlijke nadelen, omdat die kan leiden tot lichtzinnige oprekking van de geheimhoudingsplicht. De andere oplossing is wellicht dat er iets meer waarborgen komen voor de accountant die bij een rechtszaak of tuchtzaak is betrokken. Bijvoorbeeld doordat de betrokken partijen enige terughoudendheid moeten betrachten in het publieke debat tot dat de tuchtzaak daadwerkelijk aan de orde is.”
Harold Hassink: “Het maatschappelijk verkeer verwacht soms een meer pro-actieve houding van de accountant. Is geheimhouding wel zo belangrijk dat die in de gedragscode en zelfs in de wet moet worden opgenomen? Geen enkele verstandige zakelijke dienstverlener loopt immers te koop met informatie over zijn klanten. Ik begrijp wel dat je wilt regelen dat alle informatie die relevant is voor de controle op tafel komt. Maar dat kan ook op andere manieren worden afgedwongen, bijvoorbeeld door de bevestiging bij de jaarrekening en door de geheimhoudingsplicht meer geconditioneerd in de algemene voorwaarden op te nemen. Door geheimhouding op te nemen in de gedragscode krijgt het een bepaalde status, die maakt dat de accountant er lastiger onderuit kan als er goede redenen zijn voor openheid.”
‘Verschuilen’
Maar volgens Dassen mist de geheimhouding dan effect. Als een werknemer bijvoorbeeld fraude heeft gepleegd, wordt deze niet beschermd, omdat hij geen partij is bij de opdrachtvoorwaarden.
Volgens Pheijffer geven accountants in de praktijk een nauwe uitleg aan de geheimhoudingsplicht wanneer ze zelf ter discussie staan. Pruijm valt hem bij: “Ik heb een beetje de indruk dat accountants zich verschuilen achter de geheimhoudingsplicht. Zij gebruiken dat argument meestal als ze worden aangevallen.Gedurende lopende rechtszaken kan een accountant moeilijk zijn visie geven, maar normaalgesproken levert de geheimhouding geen probleem op. Maar als accountants in de fout gaan, wordt het een soort verdedigingsmechanisme.”
Ten Wolde: “Ik vind het een beetje een nondiscussie, omdat we niet moeten denken dat wij het hier in Nederland helemaal alleen kunnen bepalen. Naar mijn idee geven de internationale regels helemaal geen ruimte om hier iets anders te willen.”
Pheijffer: “Op algemeen niveau kun je het niet met Jaap oneens zijn. Maar zodra je naar een specifieke zaak kijkt dat hoeft niet per se Ahold te zijn dan gaat het niet meer om de algemene geheimhoudingsplicht. Als de accountant ter discussie staat en het feitencomplex openbaar is, krijg je een ander type discussie.”
Opportunisme
In de Ahold-zaak is Dassen volgens Pheijffer ‘opportunistisch’ omgesprongen met de geheimhoudingsplicht. Er waren al zoveel feiten bekend dat hij zich best in het publieke debat had kunnen mengen. “Als de geheimhouding wordt ingehaald door de openbaarheid, moet je de geheimhoudingsplicht een andere uitleg geven. Bovendien ging het hier niet om vertrouwelijke aspecten ten aanzien van de klant maar om de accountant die al dan niet terecht ter discussie staat. Als je dan toch vindt dat de geheimhoudingsplicht deelname aan het debat verhindert, dan moet je dát zeggen en niet: ons valt niets te verwijten. Dan geef je namelijk ondanks die geheimhoudingsplicht wel degelijk een reactie en dat vind ik dubbel.”
Dassen: “Ik mag toch wel het recht hebben om een eigen conclusie te geven?”
Pheijffer: “Natuurlijk, als die maar deugdelijk is onderbouwd.”
Pruijm: “We praten op verschillende niveaus: dat van de beroepsgroep, van het accountantskantoor en van de individuele accountant. Op individueel niveau gelden de gedragsregels en daar zie ik geen probleem. Maar ten aanzien van kantoren had de beroepsgroep op het hoogste niveau moeten zeggen: dit is de beste manier om op dit soort situaties te reageren. Ik zie een bepaald opportunisme. Dat begrijp ik heel goed, maar koppel dat niet aan de geheimhoudingsplicht.”
Fileermesje
Dassen: “Ik herhaal dat het ongepast en ongeoorloofd zou zijn wanneer wij als accountant onze kant van de zaak zouden gaan vertellen terwijl een rechtszaak als die tegen de voormalige bestuurders van Ahold nog loopt. Niet alleen de geheimhoudingsplicht staat ons daarbij in de weg. Ik denk ook dat noch de advocaten van de verdachten, noch de officier van justitie een dergelijk commentaar vanaf de zijlijn zouden waarderen. Dat wij op onze rol zouden kunnen ingaan zonder iets over de betrokkenheid van de verdachten te zeggen, snijdt geen hout. Je kunt die rollen niet met een fileermesje scheiden. Maar als een kantoor wordt aangevallen op de kwaliteit van zijn werk, heeft het toch wel degelijk het recht om, zonder op details in te gaan, publiekelijk de stelling in te nemen dat hem niets valt te verwijten! Ik zou die conclusie dolgraag met feiten willen onderbouwen maar dat mag ik niet en kan ik niet. Ik heb dan ook moeite met het woord opportunisme.”
Pruijm: “Van concrete gevallen kun je leren wat de accountant goed en fout heeft gedaan en of hij de controlemiddelen goed heeft gebruikt. En die discussie kun je toch voeren op grond van informatie die ter beschikking is gesteld? Dat heeft toch niets met geheimhouding te maken? Deloitte kan zich dan na afloop van de zaak in de discussie mengen. Ik zie ook een taak voor het NIVRA om dit soort gevallen te analyseren en er publiekelijk lering uit te trekken.” Ten Wolde: “Voor mijn gevoel hebben wij het bij Ahold alleen over een verschil in timing. Tijdens de tuchtzaak wordt een en ander openbaar. Marcel en de krantenlezers moeten even geduld hebben.”
Pheijffer: “Nee. Ik stoor mij aan de opportunistische omgang met de geheimhoudingsplicht.”Ten Wolde: “Ik stoor mij net als Roger aan het woord opportunisme.”
Pheijffer: “Ik ben het ermee eens dat je terughoudend bent als er een rechtszaak loopt. Maar als er steeds meer feiten openbaar worden, komt er een moment dat je iets moet zeggen en …”Ten Wolde: “We beginnen standpunten te herhalen …”
Geheimhouding dient cliënt
Hassink: “De accountant heeft nooit een slappe rug tegenover zijn eigenlijke opdrachtgever: het maatschappelijk verkeer. Daarom hoef je de geheimhouding niet in regels vast te leggen. Je voorkomt daarmee dat de accountant op het punt van geheimhouding de belangen van het bredere publiek moet afwegen tegen zijn eigen belang, bijvoorbeeld om tuchtrechtelijk buiten schot te blijven.”
Dassen: “Wat gaat er in dit kader dan fout? Ik denk dat wat wij aan het maatschappelijk verkeer moeten rapporteren heel goed geregeld is. Dáár zijn geen aanpassingen voor nodig.”Hassink: “Wat zou er misgaan zonder geheimhoudingsplicht?”
Ten Wolde: “Ik denk dat de accountant in het mkb zijn adviesfunctie dan niet goed meer kan vervullen.”
U heeft in het verleden vaak in de publieke schijnwerpers gestaan, bijvoorbeeld in de zaak Peper. Voelde u zich toen niet gehinderd door de geheimhoudingsplicht?
Ten Wolde: “Nee, absoluut niet. De media rapporteren nu eenmaal vaak ongenuanceerd, en niet zelden onjuist. Zo werkt het nu eenmaal. Als je daar niet tegen kunt, moet je maar een ander beroep kiezen.”
Hassink: “Roger, zou jij zonder geheimhoudingsplicht een andere positie hebben gekozen in het debat over de zaak Ahold of zou je precies hetzelfde hebben gedaan?”
Dassen: “Harold, dat meen ik echt: ik snak ernaar om dingen uit te leggen.”
Hassink: “Dan heb je er toch eigenlijk alle belang bij dat de geheimhoudingsplicht wordt genuanceerd?”
Dassen: “Natuurlijk, daarom heb ik deze dimensie ook als probleempunt op tafel gelegd. Maar dat laat onverlet dat de geheimhoudingsplicht in zijn algemeenheid maatschappelijke waarde heeft. Overigens speelt de geheimhouding niet in een tuchtzaak.”
Pheijffer: “Komen in een tuchtzaak wel de relevante issues naar boven? Het tuchtrecht is vaak te individueel en te vaktechnisch gericht om er als maatschappij iets mee te kunnen.”
Dassen: “Ja, ja. Fair enough.”
Ten Wolde: “Tuchtzaken gaan meestal over een bijzonder onderzoek of het optreden van een accountant, zelden over jaarrekeningcontroles. De Ahold-case kan nog interessant worden uit een oogpunt van geheimhouding: laat de tuchtrechter toe dat alle informatie op straat komt? Zo ja, zal een tuchtprocedure dan niet oneigenlijk gebruikt gaan worden om informatie openbaar te krijgen?”
Windmolens
De conclusie van het gesprek moet zijn dat ‘de beroepsgroep’, het NIVRA, vaker stelling moet nemen in het publieke debat en kantoren meer guidance moet geven. Een oplossing voor de zwijgplicht van aangevallen kantoren en individuele accountants is echter nog niet voorhanden. Moet de geheimhoudingsplicht toch maar worden afgeschaft?
Hassink: “Voordat het beeld ontstaat van een hoogleraar die windmolens bestrijdt, wil ik toch nog even zeggen dat het niet realistisch is om te tornen aan de geheimhoudingsplicht. Maar de discussie over het nut en de noodzaak is wel nodig. Ook de nieuwe regels zijn vroeg of laat aan herziening toe.”
De Verordening gedragscode die op 14 december 2006 is aangenomen bevat twee nieuwe bepalingen over geheimhouding. Volgens artikel A-140.7 kan de accountant in een situatie komen te verkeren waarin hij verplicht is of waarin het maatschappelijk juist is vertrouwelijke informatie bekend te maken. Bijvoorbeeld als de rechter of toezichthouders daarom vragen. Maar ook als de opdrachtgever of werkgever ermee instemt en het door de wetgever is toegestaan. Als de registeraccountant niet wettelijk verplicht is vertrouwelijke informatie bekend te maken, moet hij volgens artikel A-140.8 een belangenafweging maken, nagaan hoe volledig zijn informatie is, en stilstaan bij de juiste wijze van communicatie.
Nieuwe gedragscode
De Verordening gedragscode die op 14 december 2006 is aangenomen bevat twee nieuwe bepalingen over geheimhouding. Volgens artikel A-140.7 kan de accountant in een situatie komen te verkeren waarin hij verplicht is of waarin het maatschappelijk juist is vertrouwelijke informatie bekend te maken. Bijvoorbeeld als de rechter of toezichthouders daarom vragen. Maar ook als de opdrachtgever of werkgever ermee instemt en het door de wetgever is toegestaan. Als de registeraccountant niet wettelijk verplicht is vertrouwelijke informatie bekend te maken, moet hij volgens artikel A-140.8 een belangenafweging maken, nagaan hoe volledig zijn informatie is, en stilstaan bij de juiste wijze van communicatie.
Deelnemers
- Roger Dassen, bestuursvoorzitter Deloitte, hoogleraar accountantscontrole Vrije Universiteit
- Harold Hassink, hoogleraar accountantscontrole Universiteit Maasticht
- Marcel Pheijffer, voorzitter Stichting NIVRA-Nyenrode, hoogleraar forensische accountancy Universiteit Nyenrode en Universiteit Leiden
- Ruud Pruijm, emeritus-hoogleraar informatie-management Erasmus Universiteit, interimmanager, consultant en commissaris.
- Jaap ten Wolde, partner Instituut Financieel Onderzoek, oud-partner KPMG
Gerelateerd
Accountants en banken maken afspraken over informatieverzoeken
De NBA en de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) hebben nieuwe afspraken gemaakt rondom informatieverzoeken van banken aan accountants, in het kader van ‘Know...
Een stap vooruit in transparantie in het publiek belang
De winst van het besluit van het NBA-bestuur is dat de accountant zich in voorkomende gevallen niet achter geheimhouding mag verschuilen, maar moet kijken wat er...
Schimmenspel rond geheimhouding duurt voort
Door stemmen vanuit het maatschappelijk verkeer te negeren en die van accountantsorganisaties te laten prevaleren, neemt de NBA volgens Marcel Pheijffer een verkeerde...
NBA-bestuur: 'Bestaande wetgeving biedt genoeg ruimte voor transparantie accountants'
Voor de maatschappelijke wens om meer transparantie van accountants, biedt de bestaande regelgeving voldoende handvatten. Met die conclusie sluit de NBA de discussie...
Dansen rond het mysterie geheimhouding
Jaren van praten over geheimhouding van accountants legt eens te meer principiële verschillen tussen voor- en tegenstanders bloot. Na een consultatieronde lijkt...